ECLI:NL:RBDHA:2025:13954 - Rechtbank Den Haag - 4 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
tussenuitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht zaaknummer: NL25.21046 T tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: T. Stelpstra).
Inleiding
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1. Eiser heeft op 13 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen K.S. van Wezel.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
-
Eiser heeft de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999. Eiser heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor een bende in Venezuela. Hij is in 2013 getuige geweest van een wapenvervoer, waarna hij met de dood is bedreigd zodat hij niets zou vertellen. Eiser is in de jaren daarna meerdere keren gevolgd, belaagd, bijna aangereden en telefonisch bedreigd, ook nadat hij bij zijn grootmoeder ging wonen. Na een tijdelijk verblijf in Nederland van 2 februari 2022 tot 4 mei 2022 is eiser teruggekeerd naar Venezuela, waar hij opnieuw is gevolgd en eiser zich daar wederom bedreigd heeft gevoeld. Hij is toen in april 2023 teruggekeerd naar Nederland en heeft in september 2023 asiel aangevraagd. Eiser vreest dat de bedreigingen door de bende bij terugkeer naar Venezuela door zullen gaan en zullen intensiveren.
-
Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
-
identiteit, nationaliteit en herkomst;
-
problemen met de bende vanwege het zien van de dozen met wapens.
3.1. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Dat eiser problemen heeft met de bende vanwege het zien van de dozen met wapens vindt verweerder niet geloofwaardig. De verklaringen van eiser vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel.1 Daarnaast heeft eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en hij heeft daar geen goede verklaring voor.2 Tot slot vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vrees heeft voor vervolging3 of reëel risico op ernstige schade loopt4 bij terugkeer naar Venezuela. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was.5 Wat vindt eiser in beroep?
-
Eiser voert – kort gezegd – het volgende aan. Hij vindt dat verweerder ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij tijdens zijn eerdere verblijf in Nederland geen asiel heeft aangevraagd. Eiser wist niet dat hij asiel kon aanvragen en had de ijdele hoop dat de problemen bij terugkeer zich niet meer zouden voordoen. Daarnaast heeft verweerder de relatie tussen het incident met de dozen met wapens en de bedreigingen ten onrechte niet aangenomen. De bedreigingen zijn begonnen met het zien van het wapenvervoer en escaleren geleidelijk zoals ook wordt onderbouwd door het door eiser overgelegde artikel uit 2023 waarin de intimidatiemechanismen van bendes worden beschreven.6 Dat in het geval van eiser de intimidaties nog niet zijn geëscaleerd komt mogelijk doordat hij vaak op andere plekken verbleef en vaak in de krant stond. Verweerder stelt ten onrechte dat er maar één incident heeft plaatsgevonden na eisers terugkeer uit Nederland, maar eiser heeft ook verklaard dat hij door een motorrijder is bedreigd. Dit incident heeft verweerder ten onrechte niet meegenomen. Eiser kan ook geen aangifte doen of bescherming inroepen van de overheid en wijst ter onderbouwing naar een rapport van de EUAA uit 20237. Verweerder heeft daarnaast het proces-verbaal van de politie niet mogen betrekken. Dit maakt namelijk geen deel uit van het asielrelaas. Voorafgaand aan het gehoor bij de politie is er geen rust- en voorbereidingstermijn en daarom mag de politie niet naar het asielrelaas vragen. Verweerder heeft ook ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet eerder uit Venezuela is vertrokken. Er was namelijk sprake van geleidelijke escalatie van de intimidaties. Verder heeft eiser een verschoonbare reden gegeven voor het niet hebben van bewijs van de dreigtelefoontjes. Bij terugkeer loopt eiser risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM omdat hij een asielaanvraag heeft gedaan – waardoor hij als opposant wordt gezien – en vanwege een verslechterde veiligheidssituatie in Venezuela. Ter
-
Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vluchtelingenwet 2000 (Vw).
2 Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
3 Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4 Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5 Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw.
6 CDH|UCAB, 2023, “Temor colectivo. La intimidación de colectivos armados como causa de solicitud de refugio”.
7 EUAA, 2023, Venezuela Country Focus November 2023.
onderbouwing wijst eiser op meerdere bronnen.8 Eiser vreest bij terugkeer te worden afgeperst, omdat hij wielerwedstrijden heeft gewonnen en daarom zal worden gedacht dat hij geld heeft. In dit kader had verweerder dan ook verder onderzoek moeten verrichten naar de risico’s voor eiser. Verder heeft verweerder de bijlagen die eiser in de zienswijze heeft overgelegd ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken. Tot slot heeft eiser recht op een verblijfsvergunning regulier op basis van het recht op privéleven.9 Verweerder heeft ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Wat is het oordeel van de rechtbank?
- De rechtbank overweegt allereerst dat door het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, zij niet kan afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Het enkel verwijzen naar argumenten in de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Is de besluitvorming zorgvuldig tot stand gekomen?
- Verweerder werpt eiser tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van zijn asielaanvraag en wijst daarbij op eisers verklaringen tijdens het proces-verbaal van het verhoor10, het aanmeldgehoor11 en het nader gehoor12. Bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag mag verweerder de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent zijn asielmotieven niet betrekken, uitzonderingen daargelaten voor daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag of andere zware strafbare feiten.13 De rechtbank overweegt dat de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het aanmeldgehoor ten aanzien van zijn asielmotieven onderdeel uitmaken van de aanmeldfase. Dit volgt uit Werkinstructie (WI) 2021/8.14 De rechtbank begrijpt dat het proces-verbaal het verslag is van een gehoor wat heeft plaatsgevonden in het kader van de aanmeldfase nu het, conform artikel 3.108d, zesde lid, van het Vb, een onderzoek betreft naar de identiteit, vingerafdrukken, nationaliteit en reisroute van de vreemdeling en naar de bij de vreemdeling aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden. Verweerder heeft de door eiser afgelegde verklaringen tijdens de aanmeldfase over zijn asielmotieven daarom ten onrechte betrokken bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag. De door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden hadden daarom niet aan eiser mogen worden tegengeworpen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren15 omdat
8 Open Democracy, 2022, Extorsión criminal a los migrantes venezolanos que pasan por Cúcuta, Colombia; Acceso a la Justicia, 2024, Ley Orgánica Libertador Simón Bolívar contra el Bloqueo Imperialista y en Defensa de la República Bolivariana de Venezuela; Transparencia Venezuela, 2024, La extorsión en Venezuela es un ilícito normalizado desde el Estado; Swissinfo, 2022, Opositora venezolana afirma que migrantes que retornan son víctimas de acoso; Ley Libertador Simón Bolívar.
9 Zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
10 Proces-verbaal van verhoor van de politie van 13 oktober 2023, p. 3.
11 Verslag van het aanmeldgehoor, p. 10.
12 Verslag van het nader gehoor, p. 5, 17.
13 Artikel 3.108d, vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
14 WI 2021/8 Aanmeldgehoren, p. 2.
15 Met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
eiser hierdoor niet zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft zich namelijk op het standpunt mogen stellen dat eisers problemen met de bende ongeloofwaardig zijn nu de andere tegenwerpingen blijven staan. De rechtbank zal dit in overwegingen 9. tot en met 12. toelichten.
- Nu eisers verklaringen uit het proces-verbaal met betrekking tot zijn asielmotief niet gebruikt hadden mogen worden, behoeft de beroepsgrond over de afwezigheid van een rust- en voorbereidingstermijn geen verdere bespreking.
Mocht verweerder eiser tegenwerpen dat hij geen bewijs heeft overgelegd van de dreigtelefoontjes?
- De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij geen bewijs heeft overgedragen van de telefonische bedreigingen. Dat eiser de dreigtelefoontjes niet kan aantonen omdat zijn telefoon kapot is, heeft verweerder niet als verschoonbare reden hoeven zien. Het is immers aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en te onderbouwen. Nu eiser stelt dat hij ruim negen jaar bedreigd is, heeft verweerder het opmerkelijk mogen vinden dat eiser nooit een screenshot of bericht met betrekking tot de bedreigingen naar iemand anders gestuurd heeft, in eisers mailbox staat of in de cloud terug te vinden is. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de dreigberichten via SMS zijn verzonden, niet in de cloud zijn opgeslagen en dat hij deze berichten niet heeft doorgestuurd. Ook zou hij eens gebeld zijn met een afgeschermd nummer. Daarnaast heeft hij hierover wel gesproken met zijn moeder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze toelichting onvoldoende mag vinden om het volledig ontbreken van enig bewijs of digitaal spoor van de gestelde dreigementen die eiser over een periode van negen jaar heeft ontvangen te verklaren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht verweerder vinden dat eiser de relatie tussen het incident en de bedreigingen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt?
- Allereerst merkt de rechtbank op dat wat eiser aanvoert met betrekking tot deze beroepsgrond een herhaling is van wat hij al in de zienswijze heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat verweerder hier in het bestreden besluit al op heeft gereageerd. Met de enkele herhaling heeft eiser niet aangegeven waarom de besluitvorming onjuist is. De enkele toevoegingen van eiser dat de problemen begonnen na het incident, de bedreigingen inhielden dat eiser zijn mond moest houden, en dat het incident met de motorrijder ten onrechte niet door verweerder is betrokken, hoeven het oordeel van verweerder niet anders te maken.
9.1. De rechtbank is van oordeel dat eiser de relatie tussen het gestelde incident waarbij eiser getuige was van wapenvervoer en de daaruit voortvloeiende gestelde bedreigingen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt, nu ook uit de beroepsgronden onvoldoende blijkt waarop eiser die relatie baseert. Zo heeft eiser bijvoorbeeld niet kunnen toelichten waarom hij het bijna aangereden worden door een auto zonder kentekenplaten en met getinte ramen in 2013 beschouwt als een gerichte actie, anders dan door te stellen dat dit “niet normaal” is16. Ook bij het incident met de motorrijder in 2022 die zou hebben geroepen dat hij “in de gaten”17 wordt gehouden of dat men hem “niet is vergeten”18, heeft eiser niet inzichtelijk
16 Verslag van het nader gehoor, p. 10.
17 Idem, p. 11.
18 Idem, p. 6.
gemaakt waarom dit als een bedreiging in verband met het eerdere wapenincident moet worden gezien. Verder heeft eiser verklaard meerdere keren te zijn gevolgd, maar verweerder mag vinden dat eiser dit baseert op vermoedens nu eiser niet concreet onderbouwd heeft dat er sprake is van een verband met het incident. Datzelfde geldt voor de aanwezigheid van een onbekende auto bij het huis van zijn grootouders, waarvoor eiser enkel heeft aangevoerd dat er normaal geen auto’s in die straat komen19. Verweerder heeft mogen vinden dat eiser voor geen van de fysieke gestelde incidenten aannemelijk heeft gemaakt waarom deze gerelateerd zouden zijn aan het incident met de dozen met wapens. Dat hij voor het zien van het wapenvervoer geen problemen had en dat er daarom hiermee wel een relatie moet zijn, is daarvoor onvoldoende. Verder heeft eiser aangevoerd dat bij de besluitvorming geen rekening is gehouden met het incident met een motorrijder na terugkeer in Venezuela. Ter zitting heeft verweerder hierop gereageerd en gesteld dat eiser over dit incident wisselend heeft verklaard. Los van het aantal incidenten met een motorrijder en het moment waarop deze zouden hebben plaatsgevonden, overweegt de rechtbank dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een verband tussen de gestelde bedreigingen en deze incidenten. Deze beroepsgrond slaagt niet. Mocht verweerder tegenwerpen dat eiser niet eerder is vertrokken uit Venezuela?
- Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij niet eerder uit Venezuela is vertrokken gelet op het feit dat eiser nog ruim negen jaar in Venezuela heeft verbleven sinds de problemen zouden zijn begonnen. Verweerder mag vinden dat hieruit niet blijkt dat eiser daadwerkelijk te vrezen heeft voor een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Het rapport waar eiser op wijst van CDH|UCAB uit 202320 waarin de intimidatiemechanismen van de collectieven zouden worden beschreven, is geen reden om anders te oordelen. Eiser voert aan dat zijn problemen op dezelfde wijze verliepen, maar onderbouwt dit verder niet. Voor zover eiser moet worden gevolgd in zijn vertaling van het rapport, merkt de rechtbank op dat er ten aanzien van eiser vooralsnog geen sprake lijkt te zijn van een geleidelijke escalatie. In zijn gestelde situatie wordt eiser ruim negen jaar lang bedreigd. Niet is gesteld, noch is gebleken dat sprake is geweest van een verdere escalatie zoals zou zijn omschreven in het rapport. Verweerder heeft eiser dan ook mogen tegenwerpen dat hij niet eerder uit Venezuela is vertrokken.
Mocht verweerder tegenwerpen dat eiser tijdens zijn eerste verblijf in Nederland in 2022 geen asiel heeft aangevraagd en daarna is teruggekeerd naar Venezuela?
- De rechtbank is van oordeel dat verweerder mocht tegenwerpen dat eiser tijdens zijn eerste verblijf in Nederland geen asiel heeft aangevraagd en hier geen goede verklaring voor heeft. Eiser heeft in 2022 ruim drie maanden in Nederland verbleven en toen geen asiel aangevraagd. De door eiser aangevoerde reden hiervoor, namelijk dat hij niet wist dat hij in Nederland asiel kon aanvragen en zijn collega niet wilde benadelen, heeft verweerder in redelijkheid niet als verschoonbaar hoeven aanmerken. Verweerder heeft het ongerijmd mogen vinden dat eiser in een situatie waarin hij stelt te vrezen voor zijn leven, waarvoor hij nu zelfs internationale bescherming verzoekt, is teruggekeerd naar Venezuela. Verder heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij informatie inwint over de mogelijkheid om asiel aan te vragen nu hij verzoekt om internationale bescherming. Dat eiser de ijdele hoop had dat zijn afwezigheid ertoe zou hebben geleid dat de problemen zich niet meer voor
19 Idem, p. 17.
20 Zie voetnoot 6, p. 33.
zouden toen bij terugkeer heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft mogen vinden dat niet valt in te zien waarom eiser ervan uitging dat een afwezigheid van slechts drie maanden ertoe zou leiden dat de bende hem niet langer in het vizier hield, vooral nu hij stelt al ruim negen jaar problemen te hebben en in het verleden ook enkele maanden met rust is gelaten21. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder meer onderzoek moeten verrichten naar eisers artikel 3 EVRM-risico bij terugkeer?
- De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar of eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Het is in de eerste plaats aan eiser om zijn asielrelaas zo volledig mogelijk te onderbouwen en aannemelijk te maken. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade, enkel vanwege het feit dat hij asiel heeft aangevraagd of vanwege de algemene veiligheidssituatie in Venezuela. Eiser heeft verwezen naar een rapport van cgra België, waaruit volgens hem zou blijken dat terugkeerders bij aankomst geld moeten betalen om het land binnen te komen. Uit dit rapport volgt echter niet dat terugkeerders enkel vanwege het aanvragen van asiel in een ander land het risico lopen om te worden aangehouden, mishandeld, of gedetineerd. Eiser heeft niet dit ook niet met andere documenten onderbouwd of op een andere manier aannemelijk gemaakt.
12.1. Ook de overige bronnen waar eiser in zijn beroepsgronden naar verwijst, bieden geen concrete ondersteuning voor zijn stelling dat hij bij terugkeer risico loopt op ernstige schade omdat hij als opposant zal worden gezien. Deze bronnen zien overwegend op de risico’s voor opposanten bij terugkeer naar Venezuela. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij zelf als opposant wordt beschouwd. De enkele stelling dat hij als zodanig wordt aangemerkt vanwege zijn lange verblijf en asielaanvraag in Nederland, heeft verweerder niet hoeven volgen, nu eiser geen objectieve aanknopingspunten heeft gegeven waaruit blijkt dat alle asielzoekers bij terugkeer als opposanten worden beschouwd in tegenstelling tot specifieke groepen die door eiser zijn aangedragen waartoe eiser niet behoort. Verweerder heeft dan ook mogen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin artikel 3 EVRM. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet. Mocht verweerder tegenwerpen dat eiser niet zo spoedig mogelijk zijn asielaanvraag heeft ingediend?
- Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij niet zo spoedig mogelijk asiel heeft aangevraagd omdat eiser zich nog in zijn vrije termijn bevond. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft verweerder eiser hier niet in te volgen. Eiser is op 5 april 2023 (voor de tweede keer) Nederland ingereisd en heeft op 5 september 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft er tijdens de zitting op gewezen dat eiser langer dan de toegestane visumvrije termijn van 90 dagen in Nederland verbleef toen hij zijn asielaanvraag indiende. Eiser heeft dit niet weersproken. De beroepsgrond slaagt niet. Los daarvan heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de door eiser aangevoerde reden voor de late melding, namelijk dat hij zich nog in zijn vrije termijn bevond, niet verschoonbaar is. Van een vreemdeling die internationale bescherming zoekt, mag worden verwacht dat hij zijn asielwens onmiddellijk na aankomst in Nederland kenbaar
21 Verslag van het nader gehoor, p. 13.
maakt. Verweerder heeft de aanvraag dan ook mogen afdoen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw.
Had verweerder een belangenafweging moeten maken in het kader van artikel 8 van het EVRM?
- De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM achterwege kon blijven. Ter zitting heeft verweerder in eerste instantie toegelicht dat in het voornemen is opgenomen dat er geen grond is voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM en omdat er vervolgens in de zienswijze niets tegen in is gebracht er verder geen toets meer heeft gevolgd in het bestreden besluit. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat met het wielrennen van eiser hier in Nederland geen sprake is van een uitzonderlijk geval. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de door eiser afgelegde verklaringen en de toelichting in de zienswijze, met name over het belang van het wielrennen voor zijn persoonlijke identiteit, aanleiding had moeten zien om te motiveren waarom er naar het oordeel van verweerder geen artikel 8 EVRM beoordeling heeft hoeven plaatsvinden. Door dat na te laten, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van
een motiveringsgebrek. Met het subsidiaire standpunt van verweerder is dit motiveringsgebrek niet weggenomen. Op dit onderdeel is het bestreden besluit daarom in strijd met het motiveringsbeginsel.
Conclusie en gevolgen
-
Zoals hiervoor is overwogen onder r.o. 14. is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
-
De rechtbank ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil in dit geval aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:51a van de Awb. Dat betekent dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om het geconstateerde gebrek onder r.o. 14. te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering of, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder kennelijk motiveren waarom er geen beoordeling in het kader van artikel 8 van het EVRM is gemaakt zoals uiteengezet onder r.o. 14. ofwel motiveren waarom artikel 8 van het EVRM geen aanleiding vormt om eiser een verblijfsvergunning toe te wijzen. Verweerder zal eisers verklaringen over het wielrennen en wat hij daarover in de zienwijze heeft aangevoerd, moeten betrekken. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
-
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank mededelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
-
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.22
-
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
22 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juli 2025
Documentcode: DSR50516053
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.