Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5754 - Niet-schriftelijk proeftijdbeding: opzegging tijdens ziekte is ongeldig - 4 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:57544 augustus 2025

Essentie

De kantonrechter vernietigt de opzegging van een arbeidsovereenkomst. Het proeftijdbeding is niet rechtsgeldig, omdat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:652 lid 2 BW. Tevens wordt het beroep van de werknemer op opschorting van haar werkzaamheden wegens uitblijven van loonbetaling gehonoreerd.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer / rekestnummer: 11719513 \ EA VERZ 25-610

Beschikking van 4 augustus 2025 (vervroegd)

in de zaak van

[verzoeker], te [woonplaats] , verzoekende partij, verwerende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: [verzoeker] , gemachtigde: mr. R.M. Berendsen,

tegen

ADALAT [locatie] B.V., te Amsterdam, verwerende partij, verzoekende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: Adalat, gemachtigde: mr. A. Ramsaroep.

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt de werknemer om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. De kantonrechter wijst het verzoekt toe, omdat de opzegging niet rechtsgeldig is. Er zou sprake zijn van een proeftijd, maar deze is niet overeengekomen. Dat betekent dat de (tijdelijke) arbeidsovereenkomst doorloopt.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift

  • het verweerschrift, met een tegenverzoek

  • de mondelinge behandeling van 25 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van Adalat heeft op de zitting pleitaantekeningen overgelegd.

1.2. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. [verzoeker] , geboren [geboortedatum] 2003, is sinds 24 maart 2025 in dienst bij Adalat. De functie van [verzoeker] is tandartsassistente met een loon van € 2.676,35 bruto per maand bij een 40-urige werkweek. De overeengekomen arbeidsduur is 24 uren per week.

2.2. Op haar vijfde werkdag, dinsdag 1 april 2025, zou een schriftelijke arbeidsovereenkomst worden getekend. Daar is het nooit van gekomen, omdat [verzoeker] in de loop van de dag is uitgevallen wegens ziekte. Door een ongeval op het werk raakte haar knie uit de kom. Zij is daarop met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.

2.3. Op 1 april 2025 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Op 7 april 2025 heeft [naam 1] , praktijk-manager [locatie] , na telefonisch contact met [verzoeker] , intern de ‘werkonbekwaamheid’ van [verzoeker] gemeld bij [naam 2] , HR-manager bij Adalat. Deze heeft daarop telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] en aangekondigd voornemens te zijn haar ontslag te geven.

2.4. Op 7 april 2025 heeft [verzoeker] daarop aan [naam 1] gemaild als volgt: ‘Zoals besproken, is er aangegeven dat mijn proefperiode wordt stopgezet in verband met mijn blessure. En dat ik na mijn herstel mijn werkzaamheden mag hervatten met een arbeidsovereenkomst zonder opnieuw een proefperiode te hoeven doorlopen.

Voor mijn eigen administratie zou ik het op prijs stellen als u deze afspraak kort per e-mail zou kunnen bevestigen.’

2.5. Op 8 april 2025, bij brief gedateerd 7 april 2025, heeft Adalat de arbeidsovereenkomst opgezegd. ‘Op verzoek vaan de werkgever’ is het ‘tijdelijk dienstverband bij Adalat’ ( ) ‘binnen de proeftijd’ beëindigd, aldus deze brief. ‘Dit houdt in dat woensdag 2 april 2025 formeel jouw laatste werkdag is’ zo vervolgt de brief. Ter zitting is komen vast te staan dat Adalat de arbeidsovereenkomst (eerst) ingaande 8 april 2025 heeft willen beëindigen.

2.6. Bij e-mailbericht van 8 april 2025 heeft [verzoeker] geprotesteerd tegen het feit dat het dienstverband met terugwerkende kracht per 2 april 2025 is beëindigd, terwijl zij op dat moment ziekgemeld stond als gevolg van een ongeval op de werkvloer, aldus dit e-mailbericht.

2.7. Bij brief van 2 mei 2025 heeft de gemachtigde van [verzoeker] Adalat gesommeerd de (loonbetalings-)verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en uit de wet, na te komen.

2.8. Bij brief van 16 mei 2025 heeft Adalat zich op het standpunt gesteld dat er (wel) een proeftijd is overeengekomen en dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen deze termijn rechtsgeldig is.

2.9. Op 15 juni 2025 is [verzoeker] voor een eerste consult op 18 juni 2025 opgeroepen bij de arbo-arts. Naar aanleiding daarvan heeft de gemachtigde van [verzoeker] Adalat op 17 juni 2025 bericht dat [verzoeker] volledig is hersteld, zodat zij geen reden ziet om in te gaan op de uitnodiging. Daarbij ‘schort mijn cliënte haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst op zolang u in verzuim bent met de daaruit voortvloeiende verplichtingen’ aldus dit bericht.

2.10. Bij e-mailbericht van 19 juni 2025 heeft Adalat [verzoeker] geschreven dat zij verzocht wordt haar werkzaamheden per direct te hervatten. Zij is niet op het consult van de bedrijfsarts verschenen, zonder bericht, zodat Adalat er vanuit gaat dat er geen medische belemmeringen meer bestaan voor de hervatting van haar werkzaamheden, aldus dit bericht.

2.11. Op 23 mei 2025 is het onderhavige verzoekschrift ingediend.

3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en Adalat te veroordelen tot betaling van loon. Volgens [verzoeker] is de opzegging niet rechtsgeldig. [verzoeker] voert het volgende aan.

3.2. Er is nooit een proeftijd afgesproken. Op grond van de wet moet een proeftijd schriftelijk worden overeengekomen (art. 7:652 lid 2 BW). De arbeidsovereenkomst is niet door [verzoeker] ondertekend (zij heeft die arbeidsovereenkomst nimmer gezien) en in de beide schriftelijke voorstellen die aan [verzoeker] voorafgaand aan het indiensttreden zijn gestuurd, wordt ook geen melding gemaakt van een proeftijd. In het e-mailbericht van 7 april 2025 kan geen erkenning gelezen worden dat er wel een proeftijd is overeengekomen.

3.3. Adalat voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Adalat voert ‑ samengevat ‑ aan dat er wel een proeftijd is overeengekomen, dan wel (subsidiair) dat [verzoeker] heeft ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voorts is Adalat van mening dat [verzoeker] geen aanspraak heeft op loon vanaf 17 juni 2025 omdat zij, ondanks herstelmelding niet op het werk is verschenen (art. 7:628 lid 1 BW). Adalat heeft een tegenverzoek gedaan. Adalat verzoekt (voorwaardelijk) dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden omdat van haar als werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten vanwege een verstoorde arbeidsverhouding, dan wel (ernstig) verwijtbaar handelen aan de kant van [verzoeker] , dan wel op andere gronden of een combinatie daarvan.

3.4. Ter zitting heeft Adalat het voorwaardelijk tegenverzoek ingetrokken.

4 De beoordeling van het verzoek

4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of de opzegging van de arbeidsovereenkomst moet worden vernietigd en of Adalat moet worden veroordeeld tot betaling van loon.

4.2. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.

4.3. De opzegging van de arbeidsovereenkomst kan ingevolge art. 7:681 BW alleen worden vernietigd als deze in strijd is met artikel 7:671 BW. In art. 7:671 BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij voor de opzegging schriftelijk toestemming is verleend door het UWV, de opzegging plaatsvindt tijdens de proeftijd of deze onverwijld is gedaan wegens een dringende reden. Adalat beroept zich op art. 7:676 lid 1 BW waarin is bepaald dat indien een proeftijd is bedongen, ieder der partijen bevoegd is, zolang die proeftijd nog niet is verstreken, de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Een dergelijk proeftijd beding moet wel schriftelijk worden overeengekomen (art. 7:652 lid 2 BW). Dit schriftelijkheidsvereiste strekt ertoe partijen duidelijkheid te verschaffen en om de werknemer te beschermen in die zin dat hij niet onvoorbereid wordt geconfronteerd met een onverwacht verlies van zijn arbeidsplaats. Daarom moet de last van de bewijslast terzake, niet te laag worden gelegd (zie ook hof Leeuwarden 13 december 2011, LJN:BU8236). In dat kader heeft als ondergrens te gelden dat de werknemer tenminste een handtekening heeft gezet onder de arbeidsovereenkomst zelf dan wel enig document dat verwijst naar een regeling met de toepasselijkheid waarvan de werknemer instemt en waarin een proeftijdbeding vast en niet facultatief is opgenomen. Dit kan anders liggen als partijen mondeling overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot het aangaan van een proeftijdbeding, in welk geval een eenzijdige schriftelijke bevestiging volstaat, aldus het hof.

4.4. In lijn met deze bewijsregel overweegt de kantonrechter als volgt. Vaststaat dat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst niet heeft ondertekend. Dat partijen van te voren mondeling overeenstemming hebben bereikt over die proeftijd is niet komen vast te staan. Adalat stelt dat dit wel het geval is; [verzoeker] heeft dit gemotiveerd betwist. De vraag is vervolgens of uit het e-mailbericht van 7 april 2025 van [verzoeker] (zie 2.4.) moet worden afgeleid dat zij instemt met het proeftijdbeding. Daar is geen sprake van. Niet alleen is onduidelijk wat partijen op 7 april 2025 telefonisch hebben besproken – [verzoeker] ging er vanuit dat zij na herstel haar werkzaamheden mocht hervatten met een arbeidsovereenkomst zonder opnieuw een proefperiode te doorlopen, terwijl dit laatste door Adalat ter zitting is ontkend – maar veeleer lijkt het erop dat [verzoeker] alleen heeft ingestemd met een ‘stopzetten van de proeftijd’ op voorwaarde dat zij na herstel weer haar werkzaamheden kon hervatten zonder een nieuwe proeftijd. Van een (onvoorwaardelijk) instemmen met een proeftijdbeding is aldus geen sprake.

4.5. Nu niet is komen vast te staan dat partijen een proeftijdbeding zijn overeengekomen, moet het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen. Het ontslag is immers niet rechtsgeldig.

4.6. Adalat heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat per 8 april 2025 geen loon verschuldigd is omdat partijen met wederzijdse toestemming de arbeidsovereenkomst hebben beëindigd. Als al in het e-mailbericht van 7 april 2025 van [verzoeker] kan worden gelezen dat zij instemt met de opzegging van de arbeidsovereenkomst met Adalat, dan moet worden vastgesteld dat zij op 8 april 2025 (zie 2.6.) daarvan is terug gekomen (vgl. art. 7:671 lid 2 BW). Van een beëindiging met wederzijds goedvinden is dan geen sprake.

4.7. De conclusie van het voorgaande moet zijn dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] op en na 8 april 2025 is blijven voortbestaan en dat Adalat verplicht is het loon door te betalen (art. 7:629 lid 1 BW), ook gedurende de ziekte van [verzoeker] .

4.8. Niet ter discussie staat dat [verzoeker] gedurende vijf weken wegens ziekte ongeschikt was haar werkzaamheden te verrichten zodat zij over die periode recht heeft op 70% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon (art. 7:629 lid 1 BW).

4.9. Over de periode nadien, en vooral vanaf 17 juni 2025, is Adalat van mening dat geen recht bestaat op loon omdat zij niet op haar werk verscheen terwijl zij daar wel voor was opgeroepen. Dit is een oorzaak die in redelijkheid niet voor rekening van de werkgever behoort te komen, aldus Adalat. [verzoeker] heeft zich echter beroepen op haar opschortingsrecht (art. 6:262 lid 1 BW) omdat Adalat geen loon betaalde, ondanks de sommatie van haar gemachtigde van 2 mei 2025, blijkbaar omdat Adalat nog steeds van mening was dat er niet langer sprake was van een arbeidsovereenkomst (vgl. de brief van Adalat van 16 mei 2025, zie 2.8.).

4.10. Omdat niet gebleken is dat Adalat op enig moment was teruggekomen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en zij, ondanks de sommatie van 2 mei 2025 van de gemachtigde, geen loon betaalde, mocht [verzoeker] haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst (hervatten en gehoor geven aan de oproep van de bedrijfsarts) opschorten. Die oorzaak moet dus wel degelijk voor rekening van de werkgever blijven.

4.11. Aldus heeft [verzoeker] recht op 70% loondoorbetaling over de periode van 2 april 2025 tot en met 6 mei 2025 en op 100% over de periode nadien, en dus ook vanaf 17 juni 2025, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Adalat zal dan ook worden veroordeeld tot betaling daarvan. Tevens ziet de kantonrechter aanleiding uit te spreken dat [verzoeker] recht heeft op verhoging wegens vertraging van uitbetaling als bedoeld in art. 7:625 BW, welke verhoging wordt beperkt tot 25%.

4.12. De proceskosten komen voor rekening van Adalat, omdat Adalat overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.206,00 (€ 257,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

4.13. Omdat het tegenverzoek van Adalat door haar ter zitting is ingetrokken, hoeft dat verzoek geen bespreking meer.

4.14. Beslist wordt dan ook als volgt.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. vernietigt het ontslag,

5.2. veroordeelt Adalat tot betaling van 70% van het bruto equivalent van € 1.605,81 per maand over de periode van 2 april 2025 tot en met 6 mei 2025 en tot 100% van het bruto equivalent van € 1.605,81 per maand over de periode daarna, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te verhogen met 25% aan wettelijke verhoging, en de wettelijke rente steeds vanaf de dag waarop het loon had moeten zijn betaald, te weten op de laatste dag van de maand waarop het loon betrekking heeft,

5.3. veroordeelt Adalat in de proceskosten van € 1.206,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Adalat niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,

5.4. wijst af het meer of anders verzochte,

5.5. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad[1].

Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025..

47653

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.


Voetnoten

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.