Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 5. Overeenkomsten in het algemeen
Afdeling 5. Wederkerige overeenkomsten
Artikel 262

Artikel 262 (Opschortingsbevoegdheid bij niet-nakoming verbintenis)

Laatste versie

1. Komt een der partijen haar verbintenis niet na, dan is de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten.

2. In geval van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegelaten, voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt.

Uitleg in duidelijke taal

1. Komt een der partijen haar verbintenis niet na, dan is de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten.

Dit lid bepaalt dat als één van de partijen haar verbintenis niet nakomt, de andere partij (de wederpartij) het recht heeft (bevoegd is) om de uitvoering (nakoming) van haar eigen verplichtingen, die tegenover de niet-nagekomen verbintenis staan, uit te stellen (op te schorten).

2. In geval van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegelaten, voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt.

Dit lid specificeert dat wanneer er sprake is van een gedeeltelijke nakoming of een nakoming die niet correct (niet behoorlijk) is, het opschorten van de eigen verplichtingen alleen is toegestaan (slechts toegelaten) in de mate waarin (voor zover) de tekortkoming van de andere partij deze opschorting rechtvaardigt.