ECLI:NL:HR:2024:1553 - Beschermingsbewindvoerder niet bevoegd tot indienen verzoek schuldsanering namens rechthebbende - 24 oktober 2024
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Essentie
De Hoge Raad bevestigt dat het indienen van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (Wsnp) niet tot de taak van de beschermingsbewindvoerder behoort. De wetswijziging van 2014, die de bewindvoerder een ruimere taakopvatting gaf, heeft hierin geen verandering gebracht.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/01313 Datum 25 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
[de bewindvoerder] B.V., beschermingsbewindvoerder van de goederen van [betrokkene], gevestigd te [vestigingsplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, hierna: de bewindvoerder, advocaat: R.J. ter Rele.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. het vonnis in de zaak C/01/396764/ FT RK 23/485 van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2024; b. het arrest in de zaak 200.337.460/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 maart 2024. De bewindvoerder heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van de bewindvoerder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In 2021 is de bewindvoerder benoemd tot opvolgend beschermingsbewindvoerder als bedoeld in art. 1:435 BW over de onder bewind gestelde goederen die aan [betrokkene] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
2.2 De bewindvoerder heeft namens de rechthebbende een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in art. 284 e.v. Fw op de rechthebbende. De rechtbank heeft de rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek.
2.3 Het hof
3 Beoordeling van het middel
3.1 Het middel klaagt dat onjuist is het oordeel van het hof dat het niet tot de taak van de beschermingsbewindvoerder behoort om namens de rechthebbende een verzoek te doen tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en dat (de bewindvoerder namens) de rechthebbende niet in haar verzoek kan worden ontvangen. Het middel voert aan dat dit wel tot de taak van de beschermingsbewindvoerder behoort. Sinds 2014 heeft deze ingevolge art. 1:441 lid 1, derde volzin, BW tot taak om voor de rechthebbende alle handelingen te verrichten die aan een goed bewind bijdragen. Daartoe behoort het doen van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, aldus de klacht.
3.2 Het middel faalt omdat het oordeel van het hof juist is.
3.3 De Hoge Raad heeft in 2012 beslist
3.4 Aan art. 1:441 lid 1 BW is in 2014 een derde volzin toegevoegd, inhoudende dat de bewindvoerder voor de rechthebbende alle handelingen kan verrichten die aan een goed bewind bijdragen. Dit is in de wetsgeschiedenis als volgt toegelicht:
“Voor de taakopvatting van de bewindvoerder is van belang wat hij mag doen en wat hij moet doen. Ten aanzien van de eerste vraag voorziet het wetsvoorstel erin dat de bewindvoerder alle handelingen kan verrichten die aan een goed bewind bijdragen. Daarmee wordt de in de praktijk
bestaande ruime taakopvatting van de bewindvoerder beter tot uitdrukking gebracht (zie onderdeel T).”
“Zoals uiteengezet in het algemeen deel onder 3.k bestaat in de praktijk onduidelijkheid over de taakomschrijving van de bewindvoerder. Daartoe wordt voorgesteld om in artikel 441, eerste lid, een ruime taakopvatting tot uitdrukking te brengen, in de zin dat de bewindvoerder de
bevoegdheid heeft om te doen wat aan een goed bewind bijdraagt. (…) De aanvulling geeft ook uitdrukking aan de omstandigheid dat de bewindvoerder proactief dient te zijn, dient na te
gaan op welke voorzieningen [de rechthebbende] aanspraak kan maken en ook tijdig de daarvoor nodige aanvragen dient te doen. Tevens dient de bewindvoerder ingeval beslag wordt gelegd op onder bewind staande goederen, ervoor te zorgen dat de beslagvrije voet in de zin van artikel 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering correct wordt toegepast. Op
deze wijze kan de bewindvoerder bijdragen aan het stabiliseren van de financiële situatie van de rechthebbende.”
“De bewindvoerder is niet verplicht om een betalingsregeling met schuldeisers te treffen. Dit is uitdrukkelijk de taak van schuldhulpverleners (…) en vloeit voort uit de WSNP. (…) Het behoort tot de taak van de beschermingsbewindvoerder om te bezien of de rechthebbende in aanmerking kan komen voor schuldhulpverlening of schuldsanering en hem zonodig te begeleiden om aan de daarvoor geldende eisen te voldoen. Indien de rechthebbende geen beroep kan doen op één van beide regelingen, staat het zijn bewindvoerder vrij om te een betalingsregeling met crediteuren te treffen. De voornaamste taak van een bewindvoerder in een schuldenbewind is het stabiliseren van de financiële situatie.”
3.5 Voorts is in de wetsgeschiedenis opgemerkt:
“De leden van de VVD-fractie vragen de regering of zij wil onderzoeken of het aanbeveling verdient om onder bepaalde voorwaarden de bewindvoerder in te schakelen bij het afgeven van de verklaring als bedoeld in de artikelen 284 en 285 Faillissementswet (Fw). (…)
De modelverklaring van artikel 285 lid 1 onderdeel f Fw strekt ertoe om de rechter – die op het verzoekschrift schuldsanering een beslissing dient te nemen – zo juist en volledig mogelijk te informeren omtrent de persoon van de schuldenaar, diens inkomen en vermogen, en de schuldenpositie en de aflossingsmogelijkheden van de verzoeker, alsmede de pogingen
die door de schuldenaar zijn ondernomen om te komen tot een minnelijke schuldenregeling met de schuldeisers. De bevoegdheid om deze verklaring af te geven is destijds door de wetgever in artikel 285 Fw toegekend aan de gemeentelijke instanties. Bij arrest van 5 november
2010 (LJN BN8056, TvS 2011–2, nr. 322) is deze afgiftebevoegdheid door de Hoge Raad verruimd tot alle bij wet gereguleerde beroepsgroepen die genoemd zijn in artikel 48 lid 1 sub c Wck. (…) Gelet op artikel III van dit wetsvoorstel, dat ook beschermingsbewindvoerders die aan de te stellen kwaliteitseisen voldoen onder artikel 48 lid 1 sub c Wck brengt, kunnen deze bewindvoerders bij de aanvraag schuldsanering worden ingeschakeld. Men zie over de betrokkenheid van de beschermingsbewindvoerder bij het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ook de uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2012 (LJN BV 4010).”
3.6 Uit de hiervoor in 3.4 en 3.5 weergegeven passages uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever een andere opvatting heeft over de taak van de beschermingsbewindvoerder in verband met de mogelijkheid toelating tot de schuldsaneringsregeling te verzoeken dan in het hiervoor in 3.3 genoemde arrest uit 2012 is verwoord. De beschermingsbewindvoerder kan dan ook niet voor de rechthebbende toelating tot de schuldsaneringsregeling verzoeken. Zoals blijkt uit de hiervoor in 3.4, laatste citaat, weergegeven passage uit de wetsgeschiedenis, behoort het wel tot de taak van de beschermingsbewindvoerder om te bezien of de rechthebbende in aanmerking kan komen voor (schuldhulpverlening of) schuldsanering en hem zo nodig te begeleiden om aan de daarvoor geldende eisen te voldoen.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 25 oktober 2024.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1073.
HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010, rov. 3.3.
Kamerstukken II 2011/12, 33054, nr. 3, p. 13.
Kamerstukken II 2011/12, 33054, nr. 3, p. 34.
Kamerstukken II 2011/12, 33054, nr. 3, p. 35.
Kamerstukken II 2011/12, 33054, nr. 6, p. 7-8.