Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2025:1841 - Hof: werkgever faalt in bewijs van correcte cao-naleving - 16 september 2025

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2025:184116 september 2025

Essentie

Het Gerechtshof oordeelt dat een transportbedrijf niet aantoont de cao correct te hebben nagekomen. Een vakbond kan als cao-partij zowel nakoming van de cao-verplichtingen jegens werknemers vorderen als vergoeding van haar eigen materiële en immateriële schade, die door de niet-nakoming is ontstaan.

Arrest inhoud

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.335.210/01 Zaak- en rolnummer rechtbank : 9995032 CV EXPL 22-21319

Arrest van 16 september 2025

in de zaak van

Vale Logistics B.V., gevestigd in Den Haag, appellante, advocaat: mr. B.D. Bos, kantoorhoudend in Rotterdam,

tegen

de vereniging met rechtspersoonlijkheid Federatie Nederlandse Vakbeweging, gevestigd in Utrecht, geïntimeerde, advocaat: mr. R.A. Severijn, kantoorhoudend in Utrecht.

Het hof noemt partijen hierna Vale en FNV.

1 De zaak in het kort

1.1. Vale kan niet bewijzen dat zij de toepasselijke cao correct nagekomen is en wordt veroordeeld tot nakoming van de cao en tot het betalen van een schadevergoeding aan FNV.

2 Procesverloop in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

3 Feitelijke achtergrond

3.1. De kantonrechter heeft in het vonnis de feiten vastgesteld. Daartegen is geen grief gericht, zodat het hof van dezelfde feiten uit zal gaan.

3.2. FNV is een werknemersorganisatie en als zodanig partij bij de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao).

3.3. De cao 2020 is algemeen verbindend verklaard voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020. De cao 2021-2022 is algemeen verbindend verklaard voor de periode van 29 september 2021 tot en met 31 december 2022.

3.4. Vale exploiteert een transportbedrijf. De activiteiten van Vale vallen onder de werkingssfeer van de cao.

3.5. Artikel 78 lid 1 sub a van de cao luidt als volgt:

De werkgever is gehouden op schriftelijk verzoek van een werknemersorganisatie, binnen 4 weken schriftelijk aan te tonen dat de CAO correct is nageleefd. Het betreft de artikelen 6 sub 2b, 8 + 10, 16, 19, 20, 21, 25, 26a, 29 leden 3 en 4, 40, 67a, 68, 69 en 75 van de CAO.

3.6. Artikel 78 lid 1 sub c van de cao luidt als volgt:

Indien de werkgever niet aantoont dat deze CAO getrouwelijk is nageleefd, is de werkgever ten opzichte van de werknemersorganisatie schadeplichtig overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Wet CAO. De betreffende werknemersorganisatie draagt de door hem ontvangen schadevergoeding af aan de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiel kranen.

3.7. FNV heeft haar controlebevoegdheid ten aanzien van de naleving van de cao overgedragen aan de stichting VNB (hierna: VNB). VNB heeft Vale bij brief van 9 februari 2021 medegedeeld dat zij signalen heeft gekregen waaruit blijkt dat Vale mogelijk een aantal artikelen van de cao niet correct naleeft. VNB heeft Vale namens FNV verzocht om binnen vier weken schriftelijk aan te tonen dat deze specifieke cao-bepalingen worden nageleefd, te weten over de periode oktober 2020 tot en met december 2020. Op 9 maart 2021 heeft Vale een gedeelte van de verzochte stukken aan VNB toegezonden.

3.8. Partijen hebben vervolgens met elkaar gecorrespondeerd. In haar laatste brief van 19 mei 2022 heeft VNB aan Vale medegedeeld dat zij van mening is dat Vale de artikelen 10, 19, 21, 25, 26a, 27, 29, 37, 40, 67a, 68 en 69 van de cao niet correct naleeft en dat tot dagvaarding zal worden overgegaan.

4 Procedure bij de rechtbank

4.1. FNV heeft Vale gedagvaard en na wijziging van eis gevorderd:

  • Vale te veroordelen tot naleving van de algemeen verbindend verklaarde cao over de perioden 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en 29 september 2021 tot en met31 december 2022, ten aanzien van de artikelen 6 lid 4, 16, 19, 21, 25, 26a, 27, 29 lid 3, 33, 40, 67a, 68 en 69, onder overlegging aan FNV van deugdelijke berekeningen, salarisspecificaties en betalingsbewijzen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Vale daarmee in gebreke blijft, te rekenen vanaf vier weken na betekening van het vonnis;

  • Vale te veroordelen aan FNV te betalen een bedrag van € 9.437,50 aan schadevergoeding ex artikel 15 Wet CAO/artikel 3 Wet AVV en artikel 78 lid 1 sub c van de cao, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag;

  • Vale te veroordelen in de proceskosten;

  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.2. De kantonrechter heeft Vale (uitvoerbaar bij voorraad) veroordeeld tot:

  • naleving van de algemeen verbindend verklaarde cao over de perioden 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en 29 september 2021 tot en met 31 december 2022, ten aanzien van de artikelen 16, 26a, 27 juncto 29 lid 3, 33, 40, 67a, 68 en 69, onder overlegging aan FNV van deugdelijke berekeningen, salarisspecificaties en betalingsbewijzen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat Vale daarmee in gebreke blijft, te rekenen vanaf vier weken na betekening van het vonnis, met een maximum van € 25.000,00 in totaal;

  • betaling aan FNV van een bedrag van € 9.437,50 aan schadevergoeding en

  • betaling van de proceskosten.

4.3. Vale vordert in hoger beroep dat het hof de vorderingen van FNV alsnog afwijst.

5 Beoordeling in hoger beroep

Grief 1: artikel 26a van de cao

5.1. Vale grieft tegen het oordeel van de kantonrechter, dat zij niet zou hebben aangetoond dat zij artikel 26a van de cao correct heeft nageleefd.

5.2. Vale stelt dat, omdat zij een erkend elektronisch tijdregistratiesysteem gebruikte, de rusttijden van de chauffeurs als aaneengesloten rust worden gezien en de rusttijden daarom niet als diensttijd worden aangemerkt. Bovendien gold er een normeringsregeling, aldus Vale.

5.3. FNV betwist dat een normeringsregeling gold en voert aan dat periodes van aaneengesloten rust zien op de nachtrust van (minimaal) 9 of 11 uur. Voor de pauzetijden geldt een staffel, en pauzetijd mag alleen conform die staffel in mindering worden gebracht op de diensttijd.

5.4. Artikel 26a cao luidt:

“[…] 2.a. Alle diensturen worden uitbetaald onder aftrek van de pauzetijden conform de staffel welke is opgenomen in bijlage III en onder aftrek van de aaneengesloten rust, met als minimum de in de EG-Verordening 561/2006 voorgeschreven rusttijden (zie bijlage III). […] 3.a. De werkgever kan de normale duur van de werkzaamheden normeren op basis van sociaal en economisch verantwoorde praktijkervaringen en de loonberekeningen daarop baseren. De werkgever dient daarvoor echter eerst de instemming van de werknemers- en werkgeversorganisaties na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging te verkrijgen.[…]”

Bijlage III bij de cao luidt:

“[…] Aaneengesloten rust is: de werkelijk genoten aaneengesloten rust, echter: minimaal 11 uur óf 9 uur rust óf compensatie van 3 uur in dezelfde 24-uurs periode + 9 uur

Staffel pauzetijden: 30 minuten bij een diensttijd van 4,5 uur tot 7,5 uur 60 minuten bij een diensttijd van 7,5 uur tot 10,5 uur 90 minuten bij een diensttijd van 10,5 uur tot 13,5 uur 120 minuten bij een diensttijd van 13,5 uur tot 16,5 uur 150 minuten bij een diensttijd van tenminste 16,5 uur.[…]”

5.5. Het hof overweegt als volgt. Het betoog van Vale dat een normeringsregeling gold, kan niet worden gevolgd, nu zij niet stelt en ook niet is gebleken dat daarvoor instemming van de werkgevers en werknemersorganisatie is verkregen, zoals vereist op grond van artikel 26a lid 3 sub a van de cao.

5.6. Op grond van de cao geldt dat alle arbeidsuren moeten worden betaald, waarop pauzetijden in mindering strekken. Het gaat daarbij echter niet om de werkelijke tijden dat een chauffeur pauze had, maar om de pauzes conform een staffel, gebaseerd op de lengte van de diensttijd (op die dag). Vale betwist niet dat zij die staffel niet heeft gehanteerd: zij stelt, zo begrijpt het hof, dat zij daadwerkelijke genomen pauzes als de vrachtwagen stilstaat niet als arbeidstijd, maar als rusttijd beschouwt en dat zij deze tijd daarom in mindering bracht op het aantal gewerkte uren. Die redenering is onjuist en die wijze van het berekenen van loon is in strijd met de cao. De momenten dat de vrachtwagen tijdens het transport stilstaat, al dan niet tijdens het laden en lossen, zijn werktijd. De chauffeur staat op dat moment immers ter beschikking van de werkgever en de chauffeur wordt objectief en aanzienlijk beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens die perioden de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd, vrij in te vullen. De chauffeur moet immers in (de buurt van) de vrachtwagen blijven om en te vertrekken zodra het laden of lossen voltooid is (zie Hof van Justitie van de Europese Unie, 9 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:182). Van “rusttijd”, laat staan van aaneengeslotenrusttijd van 9 of 11 uur, is uiteraard geen sprake tijdens het laden en lossen. Of de chauffeur op dat moment ook pauze neemt of kan nemen, is voor de berekening van het loon niet relevant, omdat voor pauzetijd de staffel geldt. Uit het betoog van Vale zelf volgt dat zij artikel 26a van de cao niet correct heeft nageleefd. Grief 1 slaagt niet.

Grief 2: artikelen 27 juncto 29 lid 3 en artikel 33 van de cao

5.7. Vale grieft tegen het oordeel van de kantonrechter, dat zij niet zou hebben aangetoond dat zij artikelen 27 juncto 29 lid 3 en artikel 33 van de cao correct heeft nageleefd.

5.8. Vale stelt dat zij deze artikelen van de cao correct heeft nageleefd en dat zij dat heeft bewezen door het overleggen van twee loonstroken over de maand november 2022 en uitdraaien van tachografen van werknemers.

5.9. FNV voert aan dat twee loonstroken en uitdraaien van tachografen niet voldoende zijn om aan te tonen dat Vale de cao correct toepast. Vale erkent dat zij in het verleden de cao op dit punt niet toepaste, terwijl uit de overgelegde gegevens ook niet kan blijken dat Vale aan deze twee of de andere chauffeurs heeft betaald wat Vale voor het verleden nog moet betalen, aldus FNV.

5.10. Het hof overweegt als volgt. Artikelen 27 juncto 29 lid 3 en artikel 33 van de cao zien op overuren en op diensturen op zaterdagen, zondagen en feestdagen. In haar akte van 2 maart 2023 in eerste aanleg erkent Vale dat vóór november 2022 niet juist werd omgegaan met het uitbetalen van overuren en diensten op zaterdagen en zondagen. Het is niet voldoende dat Vale na november 2022 de cao op deze punten correct heeft toegepast, maar zij dient ook haar schending van dit artikel in het verleden ongedaan te maken, door (her-) berekeningen van het loon te maken en het te weinig betaalde loon alsnog uit te keren aan haar (ex-)werknemers. Met het overleggen van de twee salarisstroken over de maand november 2022 en de uitdraaien van de tachografen, kan Vale niet bewijzen dat zij de door haar erkende schending van de cao ongedaan heeft gemaakt. Grief 2 slaagt niet.

Grief 3: artikel 40 van de cao

5.11. Vale grieft tegen het oordeel van de kantonrechter, dat zij niet zou hebben aangetoond dat zij artikel 40 van de cao correct heeft nageleefd.

5.12. Vale stelt dat het laden en lossen van de containers veelal plaatsvond op de Maasvlakte, waar de chauffeurs gebruik konden maken van de faciliteiten van Vale of van faciliteiten waarvoor Vale heeft betaald door middel van de koopprijs van de trucks en dat zij daarnaast voorzieningen heeft aangeboden die tezamen een waarde vertegenwoordigen van meer dan € 50,16 per dag per chauffeur.

5.13. FNV voert aan dat de genoemde faciliteiten voor chauffeurs niet gratis zijn en dat niet gebleken is dat Vale de kosten hiervan aan haar chauffeurs vergoedde. Bovendien voert FNV aan dat het hier gaat om meerdaagse ritten, zonder dat de chauffeurs iedere dag terugkeren naar de bedrijfslocatie van Vale. Chauffeurs konden dan ook tijdens zo’n rit geen gebruik maken van de faciliteiten op de Maasvlakte.

5.14. Het hof overweegt als volgt. Artikel 40 van de cao luidt:

Vergoeding van verblijfkosten

5.15. Het gaat hier om een vergoeding van onderweg gemaakte verblijfskosten van vrachtwagenchauffeurs. Voor de hoogte van de vergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen ééndaagse ritten (vertrek en aankomst binnen 24 uur) en meerdaagse ritten, waarbij voor de eerste en de laatste dag van een meerdaagse rit andere tarieven gelden, per gereden uur, dan voor zogenoemde tussentijdse dagen. Vale stelt in haar grief niet dat haar chauffeurs geen meerdaagse ritten maakten. Tijdens die meerdaagse ritten waren de chauffeurs niet aanwezig op de bedrijfslocatie van Vale. Zij waren dan immers onderweg en dus konden zij dan geen gebruik maken van de faciliteiten op de bedrijfslocatie. De mogelijkheid om eten en frisdrank mee te nemen uit de bedrijfskantine, is daarvoor ook niet voldoende. Vale onderbouwt dan ook niet (voldoende) dat de aangeboden faciliteiten qua niveau in overeenstemming waren met de rechten die normaal gesproken ontleend kunnen worden aan het schema, waar voor een tussendag een vergoeding van € 50,16 per dag geldt, zoals de kantonrechter overwoog. Vale kan dus niet aantonen dat zij artikel 40 van de cao correct heeft nageleefd. Grief 3 slaagt niet.

Grief 4: dwangsom

5.16. Vale voert in haar grief aan dat zij “*in dit geding opheffing, opschorting, dan wel vermindering van de gevorderde dwangsom”*vordert “omdat het voor haar (blijvend) onmogelijk is om aan de hoofdveroordeling te voldoen.” Ook stelt zij dat een veroordeling tot nakoming alleen mogelijk is voor (ex-)werknemers die daarop aanspraak kunnen en willen maken. Daarvan is – volgens Vale – geen sprake.

5.17. FNV voert aan dat in deze procedure de dwangsom niet kan worden opgeheven en dat Vale wel gehouden is om het loon correct te berekenen en uit te betalen. Nakoming op dat punt is niet blijvend onmogelijk.

5.18. Het hof overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat een werknemersorganisatie die partij is bij een cao, als contractspartij uit eigen hoofde nakoming kan vorderen van in die cao opgenomen verplichtingen van een werkgever. Voor zover een cao algemeen verbindend is verklaard, geldt dit ook jegens een werkgever die geen partij is bij de cao. Voor het kunnen instellen van zo’n vordering door een werknemersorganisatie is niet vereist dat er werknemers zijn die bezwaar hebben gemaakt tegen de handelwijze van hun werkgever. Als contractspartij heeft de werknemersorganisatie immers een eigen belang bij en recht op nakoming. Het is niet zo dat iedere toewijzing van een vordering van een werknemersorganisatie tot nakoming van cao-verplichtingen van een werkgever jegens werknemers, afhankelijk dient te worden gesteld van de wens van de werknemers tot nakoming van de gevorderde prestatie (Hoge Raad, 19 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:413). Dat er geen (ex-)werknemers zijn die (al) aanspraak hebben gemaakt op nabetaling conform de cao, doet niet af aan het vorderingsrecht van FNV.

5.19. Vale kan alleen bij de dwangsomrechter (de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, in dit geval de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam) opheffing, opschorting of vermindering van de dwangsom vorderen op de in artikel 611d Rv genoemde gronden. Maar uit de rechtspraak van het Benelux-Gerechtshof volgt dat indien de rechter in eerste aanleg met toepassing van art. 611a Rv een dwangsom heeft opgelegd, en de rechter in hoger beroep de hoofdveroordeling geheel of gedeeltelijk in stand laat, hij dat kan doen onder vermindering, vermeerdering of volledige afwijzing van de dwangsom die door de rechter in eerste aanleg aan de hoofdveroordeling was verbonden (zie Hoge Raad, 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1530). Dat betekent dat Vale zich in dit hoger beroep, als verweer tegen de vordering of tegen de opgelegde dwangsom, kan beroepen op een onmogelijkheid om aan een veroordeling te voldoen. In dit geval gaat dat beroep echter niet op.

5.20. Vale onderbouwt haar stelling dat het voor haar blijvend onmogelijk is om aan de veroordeling te voldoen, door te stellen dat zij inmiddels geen werknemers meer in dienst heeft en dat haar oorspronkelijke salarisadministrateur niet in staat is om de reconstructie te maken en de opvolgend salarisadministrateur niet over de gegevens beschikt. Vale stelt niet dat zij zelf niet meer beschikt (of kan beschikken) over de gegevens die nodig zijn om een correcte berekening van het loon te maken en zij stelt ook niet dat zij niet (meer) beschikt over contactgegevens van haar voormalige werknemers. Dat haar voormalige administrateur niet in staat is de berekening te maken en dat haar huidige administrateur niet over de benodigde gegevens beschikt, betekent niet dat het onredelijk zou zijn om meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan Vale heeft betracht (Hoge Raad, 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:396). Van haar kan immers worden gevergd dat zij op basis van gegevens die bij haar of haar voormalig administrateur beschikbaar zijn de herberekeningen laat maken en voor het doen van nabetalingen contact zoekt met haar (ex-)werknemers.

5.21. De grief van Vale slaagt niet. Het hof zal ook de uitgesproken veroordeling op straffe van een dwangsom geheel in stand laten. In het betoog van Vale ziet het hof onvoldoende grond om de dwangsom te verminderen of volledig af te wijzen.

Grieven 5 en 6: schadevergoeding

5.22. Vale grieft tegen de veroordeling tot schadevergoeding en tegen de hoogte van de uitgesproken schadeveroordeling.

5.23. Vale voert aan dat FNV niet én schadevergoeding én nakoming kan vorderen, omdat het hier om een boetebeding zou gaan. Ook heeft FNV, volgens Vale, haar schade onvoldoende onderbouwd en moet daarom de vordering worden afgewezen of de hoogte van de schadevergoeding worden gematigd.

5.24. FNV stelt dat zij kosten heeft gemaakt om vast te stellen dat Vale de cao niet correct heeft nageleefd.

5.25. Het hof overweegt als volgt. De aansprakelijkheid van Vale voor de schade van FNV volgt uit de wet en de cao. Artikel 15 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: Wet cao) bepaalt: […]Eene vereeniging, welke eene collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, kan, indien eene der andere partijen bij die overeenkomst of een der leden van dezen handelt in strijd met eene harer of zijner verplichtingen, vergoeding vorderen niet alleen voor de schade, welke zij zelve dientengevolge lijdt, doch ook voor die, welke hare leden lijden. […]Artikel 3 Wet AVV bevat dezelfde bepaling en artikel 78 van de cao bepaalt: “Indien de werkgever niet aantoont dat deze CAO getrouwelijk is nageleefd, is de werkgever ten opzichte van de werknemersorganisatie schadeplichtig overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Wet CAO. De betreffende werknemersorganisatie draagt de door hem ontvangen schadevergoeding af aan de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen.” Artikel 16 Wet cao bepaalt: “Voor zover de schade in ander nadeel dan vermogensschade bestaat, zal als vergoeding een naar billijkheid te bepalen bedrag verschuldigd zijn. […]

5.26. Artikel 6:92 BW lid 1, dat bepaalt: “De schuldeiser kan geen nakoming vorderen zowel van het boetebeding als van de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is”, staat niet in de weg aan toewijzing van zowel de vordering tot nakoming als de vordering tot schadevergoeding. Zelfs indien juist zou zijn dat de in artikel 78 van de cao neergelegde aansprakelijkheid voor schade uitgelegd moet worden als een boetebeding, gaat het hier namelijk om verschillende verbintenissen, te weten om (1) de verbintenis om de cao na te komen jegens haar eigen chauffeurs door het verschuldigde loon (alsnog) te betalen en (2) de verbintenis om de cao na te komen jegens FNV als contractspartij en de schade van FNV die het gevolg is van de tekortkoming te vergoeden. FNV kan dus – in eigen naam – vorderen dat Vale de cao nakomt naar haar chauffeurs toe en FNV kan ook vergoeding van haar eigen schade vorderen.

5.27. FNV stelt dat haar materiële schade € 1.312,50 bedraagt. Zij stelt dat werknemers van VNB 7,5 uur hebben besteed aan deze zaak tegen een uurtarief van € 175,00 per uur. Het hof overweegt dat de tijd die medewerkers van VNB hebben moeten besteden aan het vaststellen dat Vale de cao niet correct naleeft, kwalificeert als schade voor FNV (op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW), die veroorzaakt is door de tekortkoming van Vale. Het gestelde aantal uren en het uurtarief zijn niet gemotiveerd betwist, terwijl dat wel van Vale gevergd kan worden, met name tegen de achtergrond van de uitgebreide correspondentie tussen VNB en Vale voorafgaand aan de procedure.

5.28. Op grond van artikel 16 Wet cao komt ook immateriële schade van FNV voor vergoeding in aanmerking. De rechter dient naar billijkheid de hoogte van dat deel van de schadevergoeding te bepalen. FNV begroot haar schade op basis van een stroomschema, waarbij als relevante factoren wordt meegewogen dat Vale financieel voordeel heeft behaald door de cao niet correct na te leven, het aantal betrokken werknemers en een verhoging van 25% gelet op de beperkte medewerking van Vale.

5.29. Het hof oordeelt dat FNV voldoende heeft onderbouwd dat zij immateriële schade heeft geleden, in de vorm van verlies aan status en wervingskracht doordat Vale de cao niet correct heeft nageleefd. Vale heeft hier op haar beurt onvoldoende tegen ingebracht. Anders dan Vale stelt, kan voor de begroting van die immateriële schade worden aangeknoopt bij de door FNV genoemde factoren die betrekking hebben op de ernst van de tekortkoming, het aantal betrokken werknemers, het voordeel dat Vale behaalt door haar tekortkoming en de mate van inspanning van Vale om die tekortkoming ongedaan te maken. Het hof overweegt dat Vale voorafgaand aan deze procedure, in eerste aanleg en hoger beroep gedeeltelijk ten onrechte heeft betwist dat de cao niet juist is nagekomen. Waar zij wel erkent dat zij de cao niet correct is nakomen, weigert zij om dat ongedaan te maken door haar (ex-)werknemers te betalen wat hen toekomt. Het hof acht gelet hierop en alles afwegend de gevorderde (en in eerste aanleg toegewezen) schadevergoeding inclusief de verhoging met 25% billijk. Grieven 5 en 6 slagen niet.

Conclusie en proceskosten

5.30. De conclusie is dat het hoger beroep van Vale niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Vale als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

5.31. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van FNV worden vastgesteld op:

6 Beslissing

Het hof:

6.1. bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2023;

6.2. veroordeelt Vale in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van FNV vastgesteld op € 2.175,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit arrest en, als Vale niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening;

6.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

6.4. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. J. de Graaf, H.K.N. Vos en A. van Zanten-Baris en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.