Arrest inhoud

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geborteplaats] op [geboortedatum], adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is aan de verdachte een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd, te weten begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling en ambulante begeleiding. Tot slot is er beslist op de vordering benadeelde partij.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.zij in of omstreeks de periode 15 april 2023 tot en met 16 april 2023 te Rotterdam, een ambtenaar, [hoofdagent 1] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door die [hoofdagent 1] op/tegen het oor, althans het hoofd, te schoppen;

2.zij op of omstreeks 16 april 2023 te Rotterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent 2](hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar haar had bevolen of van haar had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de door de rechtbank gestelde bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte dient mee te werken aan een ambulante behandeling bij Fivoor en Humanitas.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich niet verenigt met de bewezenverklaring en de strafoplegging.

Vrijspraak

De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Daartoe is primair aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet.

Daarover overweegt het hof als volgt.

Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.

Op basis van het strafdossier en het verhandelde op de terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.

Op 15 april 2023 is de verdachte door verbalisanten gefixeerd en op haar buik op de grond gelegd. Volgens de verdachte is zij in een poging om los te komen toen gaan spartelen met haar benen. Tegenover de politie en op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zij op dat moment een hevige paniekaanval had. Die psychische gesteldheid vindt bevestiging in de door de bij het incident aanwezige verbalisanten gedane observaties, zoals daarover is geverbaliseerd in het proces-verbaal en in het proces-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris, alsmede in de medische stukken die de raadsvrouw heeft overgelegd.

Voor zover de verdachte tijdens het spartelen met haar benen het hoofd van de agente heeft geraakt, staat, mede gelet op het feit dat de verdachte een paniekaanval had, niet buiten redelijke twijfel vast dat zij opzet had (al dan niet in voorwaardelijke zin) op het schoppen op of tegen het hoofd van de agente en het daardoor veroorzaken van pijn en/of letsel bij die agente.

Het hof is – anders dan de advocaat-generaal en de politierechter - van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op mishandeling van de agente heeft aanvaard . Het hof zal de verdachte daarom van het onder 1 tenlastegelegde vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op of omstreeks 16 april 2023 te Rotterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55e lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent 2] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar haar had bevolen of van haar had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359 lid 3, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal dat plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zich niet schuldig had gemaakt aan de mishandeling van verbalisante [hoofdagent 1] en er daarom onvoldoende redelijk vermoeden van schuld bestond ten tijde van het geven van het bevel als bedoeld in artikel 55e Sv.

Het hof overweegt daarover als volgt.

Uit het dossier en uit dat wat op de terechtzitting in hoger beroep is besproken volgt dat op het moment waarop de verdachte werd bevolen om mee te werken aan een nader onderzoek van uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55e lid 1 Sv, een redelijk vermoeden bestond dat de verdachte zich onder invloed van alcohol schuldig had gemaakt aan een geweldsmisdrijf, te weten mishandeling van een agente, en dat zij daarvoor was aangehouden. Het proces-verbaal waarin wordt gerelateerd dat verbalisante [hoofdagent 1] dacht dat zij (opzettelijk) door de verdachte tegen het hoofd was geschopt is daarvoor zonder meer voldoende. Dat zij verplicht was medewerking te verlenen en dat het niet opvolgen van het bevel een strafbaar feit opleverde is haar ook medegedeeld door de politie. Vervolgens heeft de verdachte er bewust voor gekozen niet mee te werken. Verder is in dit kader van belang dat het enkele opzettelijk niet voldoen aan voornoemd bevel voldoende is voor strafbaarheid op grond van artikel 184 Sr (niet voldoen aan een ambtelijk bevel) en dat daarvoor niet is vereist dat het destijds bestaande redelijke vermoeden van schuld uiteindelijk resulteert in een bewezenverklaring, terwijl een uiteindelijke vrijspraak ten aanzien van de oorspronkelijke verdenking evenmin in de weg staat aan een bewezenverklaring van het niet voldoen aan dat bevel.

Gelet hierop verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft, nadat zij op verdenking van het mishandelen van een agente was aangehouden en was overgebracht naar een politiebureau, geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek. Hiermee heeft zij verhinderd dat objectief kon worden vastgesteld of zij onder invloed was van alcohol of andere middelen. Door het niet voldoen aan rechtmatig gedane vorderingen van opsporingsambtenaren wordt het gezag van de politie ondermijnd.

Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 mei 2024, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.

Het hof heeft verder acht geslagen op een reclasseringsrapport dat op 30 mei 2023 over de verdachte is opgemaakt. Met de politierechter ziet het hof hierin aanleiding om in dit geval het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarnaast heeft het hof kennis genomen van een tweetal plannen van aanpak van de jeugdreclassering, waaruit kan worden afgeleid dat het inmiddels weer beter gaat met de verdachte en dat het belangrijk is dat de verdachte doorgaat met de (diagnostiek en) behandeling van Fivoor en de begeleiding van Humanitas.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof zal aan deze voorwaardelijke werkstraf bijzondere voorwaarden verbinden die aan de verdachte een kader bieden waarbinnen de inmiddels ingezette hulpverlening kan worden voortgezet.

Vordering tot schadevergoeding [hoofdagent 1]

In het onderhavige strafproces heeft [hoofdagent 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 300,00.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 300,00.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.

Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie.

Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;

Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan de ambulante begeleiding van Humanitas of een andere instelling die deze begeleiding biedt, te bepalen door de jeugdreclassering. Deze begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt.

Geeft opdracht aan William Schrikker Groep Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart de benadeelde partij [hoofdagent 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. W.J. van Boven en mr. E.R.F. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. M. van der Bom.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2024.

Mr. E.R.F. van Engelen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.