Artikel 55e (Bevel nader ademonderzoek en bloedonderzoek)
1. Indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder a, ten aanzien van de verdachte bij wie dat onderzoek is uitgevoerd, het vermoeden bestaat dat hij alcohol heeft gebruikt boven de grenswaarde, bedoeld in artikel 55d, vierde lid, of op andere wijze dat vermoeden ten aanzien van hem is ontstaan, kan de opsporingsambtenaar hem bevelen medewerking te verlenen aan een nader onderzoek van uitgeademde lucht.
2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt niet ten uitvoer gelegd bij de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een nader ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.
3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, of indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid nader ademonderzoek of indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder b, het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed verkeert van een of meer andere middelen als bedoeld in artikel 55d, vierde lid, dan alcohol of een combinatie van die middelen met alcohol, kan de officier van justitie of, indien zijn optreden niet kan worden afgewacht, de hulpofficier van justitie de verdachte bevelen medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.
4. Een arts of een verpleegkundige neemt van de verdachte zoveel bloed af als voor het onderzoek, bedoeld in het derde lid, noodzakelijk is.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in het eerste en derde lid, en het tegenonderzoek.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder a, ten aanzien van de verdachte bij wie dat onderzoek is uitgevoerd, het vermoeden bestaat dat hij alcohol heeft gebruikt boven de grenswaarde, bedoeld in artikel 55d, vierde lid, of op andere wijze dat vermoeden ten aanzien van hem is ontstaan, kan de opsporingsambtenaar hem bevelen medewerking te verlenen aan een nader onderzoek van uitgeademde lucht.
Dit betekent dat wanneer er, op basis van een onderzoek zoals omschreven in artikel 55d, eerste lid, onder a, bij de verdachte op wie dat onderzoek is toegepast, het vermoeden rijst dat hij alcohol heeft genuttigd boven de vastgestelde grenswaarde (zoals gespecificeerd in artikel 55d, vierde lid), of indien een dergelijk vermoeden jegens hem op een andere manier is ontstaan, de opsporingsambtenaar de bevoegdheid heeft om hem te bevelen zijn medewerking te verlenen aan een nader onderzoek van zijn uitgeademde lucht.
2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt niet ten uitvoer gelegd bij de verdachte van wie aannemelijk is dat het verlenen van medewerking aan een nader ademonderzoek voor hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is.
Dit houdt in dat het bevel tot een nader ademonderzoek, zoals genoemd in het eerste lid, niet zal worden uitgevoerd bij een verdachte als het aannemelijk is dat medewerking aan zo'n onderzoek voor deze verdachte, vanwege bijzondere medische (geneeskundige) redenen, niet wenselijk is.
3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, of indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid nader ademonderzoek of indien op grond van een onderzoek als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder b, het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed verkeert van een of meer andere middelen als bedoeld in artikel 55d, vierde lid, dan alcohol of een combinatie van die middelen met alcohol, kan de officier van justitie of, indien zijn optreden niet kan worden afgewacht, de hulpofficier van justitie de verdachte bevelen medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.
Dit betekent dat in de situatie beschreven in het tweede lid (wanneer een nader ademonderzoek onwenselijk is om medische redenen), of als de medewerking van de verdachte niet heeft geresulteerd in een volledig afgerond nader ademonderzoek, of als er op basis van een onderzoek zoals bedoeld in artikel 55d, eerste lid, onder b, een vermoeden is dat de verdachte onder invloed is van één of meerdere andere stoffen dan alcohol (zoals gedefinieerd in artikel 55d, vierde lid) of een combinatie van die stoffen met alcohol, de officier van justitie – of, als diens aanwezigheid of beslissing niet kan worden afgewacht, de hulpofficier van justitie – de verdachte kan bevelen om medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.
4. Een arts of een verpleegkundige neemt van de verdachte zoveel bloed af als voor het onderzoek, bedoeld in het derde lid, noodzakelijk is.
Dit bepaalt dat een arts of een verpleegkundige bij de verdachte de hoeveelheid bloed zal afnemen die strikt noodzakelijk is voor het uitvoeren van het bloedonderzoek zoals genoemd in het derde lid.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in het eerste en derde lid, en het tegenonderzoek.
Dit betekent dat er via een algemene maatregel van bestuur (een nadere wettelijke regeling) regels zullen worden vastgesteld betreffende de manier waarop de onderzoeken (het nader ademonderzoek uit het eerste lid en het bloedonderzoek uit het derde lid) en een eventueel tegenonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:GHDHA:2024:1022 - Gerechtshof Den Haag - 13 juni 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:2353 - Gerechtshof Amsterdam - 28 augustus 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:2429 - Rechtbank Rotterdam - 12 maart 2024
ECLI:NL:HR:2024:1873 - Weigering ademonderzoek geweldpleger: uiterlijke kenmerken volstaan voor bevel - 16 december 2024
Een bevel tot een nader ademonderzoek bij een geweldpleger (art. 55e Sv) is rechtmatig als het vermoeden van alcoholgebruik boven de grenswaarde is gebaseerd op uiterlijke kenmerken, zoals rode ogen en een alcohollucht. Een voorlopig onderzoek is hiervoor geen vereiste.