ECLI:NL:GHARL:2025:6104 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 6 oktober 2025
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002544-24
Uitspraakdatum: 6 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 4 juni 2024 met parketnummer 16-176013-23 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007, wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte (hierna: [verdachte] ) heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. W. Drummen, naar voren is gebracht.
Verder heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door de advocaat, mr. R.H. Bouwman, namens de benadeelde partij [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ), naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 14 juli 2023 in de gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
-
het dicht op een persoon genaamd [benadeelde] gaan staan en/of
-
het vastpakken van die [benadeelde] en/of
-
het meetrekken en/of duwen van die [benadeelde] een woning in en/of
-
het op slot doen van één of meer deuren in die woning en/of
-
het onverhoeds betasten van de borsten, billen en/of vagina van die [benadeelde] , [benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen, borsten en/of vagina;
2.hij op of omstreeks 14 juli 2023 in de gemeente [gemeente] opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte,
-
een persoon genaamd [benadeelde] vastgepakt en/of
-
die [benadeelde] een woning ingetrokken en/of geduwd en/of getild en/of gedragen en/of - één of meer deuren van die woning op slot gedaan zodat die [benadeelde] de woning niet
kon verlaten, met het oogmerk een ander, te weten [benadeelde] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het pijpen van hem, verdachte, en/of één of meer andere personen, althans het verrichten van één of meer seksuele handelingen door die [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] integraal moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat het voorval moet worden geplaatst in de context van typisch kliergedrag van pubers, er was sprake van een jolige speelse sfeer en er werd gestoeid en gelachen. Het was niet de bedoeling van [verdachte] om [benadeelde] te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen of om haar vrijheid te beperken. Verder is naar voren gebracht dat de verklaringen van [benadeelde] en [getuige] (getuige [getuige] ) niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze verklaringen inconsistenties en tegenstrijdigheden bevatten. Op de – aan het dossier toegevoegde – beelden is bovendien iets anders te zien dan wat getuigen verklaren. Voor zover er sprake was van aanraken van de billen van [benadeelde] door [verdachte] kan deze handeling niet aangemerkt worden als ontuchtig, omdat [verdachte] haar op dat moment opving toen ze achterover viel. Alle overige tenlastegelegde seksuele handelingen kunnen niet wettig en overtuigend bewezen worden. Daarom kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] zich aan de tenlastegelegde handelingen schuldig heeft gemaakt en al helemaal niet met het oogmerk [benadeelde] te dwingen tot enige seksuele handelingen.
Het oordeel van het hof
Het hof komt op basis van de navolgende bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2
- [verdachte] heeft op de terechtzitting van het hof het volgende verklaard:
Ik was op 14 juli 2023 in [gemeente] bij [persoon 1] thuis. [benadeelde] kwam langs. Ik heb haar naar binnen getrokken. Ik tilde haar op en nam haar mee naar binnen. Het klopt dat toen [benadeelde] naar buiten wilde, ik haar niet langs mij liet gaan. Ik heb tegen [persoon 2] gezegd: “Neuk haar”.
- [benadeelde] heeft volgens het proces-verbaal van aangifte van 15 juli 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[2]
[verdachte] kwam erg dicht op mij staan. Ik zei tegen [verdachte] dat hij niet zo dicht op mij moest gaan staan. [verdachte] gaf mij toen ineens een knuffel en kneep mij hard in mijn billen. Ik zei tegen [verdachte] “dat moet je niet doen” en “dat vind ik niet fijn!” Ik voelde dat [verdachte] mij stevig vastpakte bij mijn linkerarm. Ik probeerde mij los te trekken maar dat lukte niet omdat hij mij hard vasthield. Ik zei meerdere malen met luidde stem: “laat mij los! Donder op! Ik wil niet naar binnen!” Ik werd door [verdachte] de woning ingetrokken gelegen aan de [locatie] te [gemeente] . Ik zag dat [verdachte] de klippen van de voordeur op slot deed. Ik liep richting de voordeur. [verdachte] blokkeerde de voordeur. Ik schreeuwde "ik wil weg hier! Ik wil hier niet binnen zijn!" Ik voelde dat [verdachte] mij weer bij mijn billen pakte en hier in kneep. Ik voelde vervolgens dat [verdachte] met zijn hand over mijn vagina heen wreef. Ik had mijn kleding allemaal nog aan. [verdachte] deed dit meerdere malen en erg ruw/hard. Ik begon toen heel hard te schreeuwen om hulp. Ik riep ook [getuige] heel hard. Ik liep toen naar buiten via de achterdeur en probeerde over het hek te klimmen. Ik voelde dat [verdachte] mij aan één been van het hek aftrok en hij beloofde mij toen de voordeur open te maken. Ik zag dat [verdachte] de voordeur opende. Ik wilde direct naar buiten lopen maar toen besefte ik dat mijn tas nog binnen lag. Ik liep naar binnen om mijn tas te pakken. Ik wilde weer naar buiten lopen maar ik zag dat de voordeur weer op slot gedaan was. Ik was samen met [verdachte] , [persoon 1] en [persoon 2] in de woning. Ik zag dat [verdachte] de deur van het toilet opende zodat niemand door het glas van de voordeur kon kijken. Omdat [verdachte] de toiletdeur opende kon ik er ook niet meer langs. Ik voelde dat [verdachte] mij overal aanraakte. Ik zag dat [persoon 2] en [persoon 1] stonden te filmen en te lachen. Ik voelde dat [verdachte] mij bij mijn borsten vastpakte. Ik voelde ook pijn omdat hij mij hard in mijn borsten kneep. Ik schreeuwde meerdere malen "blijf van mij af. Ik wil dit niet!" Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik iedereen moest pijpen voordat ik de woning uit mocht. Ik was heel erg bang. Ik zei: "ben je helemaal gek geworden?" Ik kon nergens heen en ik had echt het gevoel dat ik opgesloten werd.
- Verbalisant [verbalisant] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[3]
Video incident 14-07-2023 om 22:09 uur. Ik zag dat er een video in de telefoon aanwezig was welke zeer waarschijnlijk op 14 juli 2023 om 22:09 uur gemaakt was. Ik zag dat op enig moment de deur open ging en dat er een dame uit de wc kwam, welke naar later bleek het slachtoffer te zijn, genaamd [benadeelde] . Ik zag en hoorde dat er in het begin nog wel gelachen werd door de dame maar dat dit later veranderde. Ik zag dat zij in de richting van de deur liep waarna zij vervolgens werd omhelst door [verdachte] . Ik hoorde haar meerdere keren de volgende woorden gebruiken: "Neeeee, niet doen". Ik zag dat zij alsnog vastgepakt werd en dat [verdachte] met twee handen haar billen vast hield waarna [benadeelde] op de grond viel. Ik zag dat ze op de grond zat en met haar handen voor haar gezicht bleef zitten, en ik hoorde haar zeggen: “nee niet filmen, niet filmen”. Ik hoorde op de achtergrond het volgende zeggen: “ [persoon 2] neuk d’r dan”. Waarop [benadeelde] meerdere keren de volgende woorden gebruikte: “Nee doe normaal, donder op, doe normaal”.
- [persoon 2] heeft volgens het __proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte__van 17 juli 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[4]
Tijdens het gebeuren zelf wilde ik naar buiten omdat ik wist dat er een groot probleem zou komen. Maar de deur was op slot.
- [persoon 3] heeft volgens het proces-verbaal van verhoor getuige van 19 juli 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[5]
Ik zag dat [benadeelde] naar binnen werd geduwd, dat daarna de deur werd dichtgedaan en op slot werd gedraaid. Ik hoorde ook dat vervolgens van binnenuit op de deur werd gebonkt en dat werd geprobeerd om de deurklink te openen. Ik weet nog dat na ongeveer een minuut de deur weer open ging. [benadeelde] ging naar buiten. [benadeelde] ging toen weer naar binnen. Toen gingen [persoon 1] en [verdachte] naar binnen. Toen deden ze de deur weer op slot.
- [getuige] heeft volgens het proces-verbaal van verhoor getuige van 19 juli 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[6]
Ik zag dat [benadeelde] helemaal gestrest was, ik hoorde haar schreeuwen naar [verdachte] . Ik hoorde [benadeelde] tegen mij zeggen dat ze tegen de muur was aangedrukt door [verdachte] , en dat hij haar heeft aangeraakt tussen haar benen, bij haar borsten en bij haar billen. Ik hoorde haar zeggen dat ze wel kleren aan had.
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank die hieronder cursief zijn weergegeven en maakt deze tot de zijne. Waar ‘de rechtbank’ staat moet dus worden gelezen: het hof. Verbeteringen en aanvullingen door het hof in deze overwegingen zijn niet cursief weergegeven.
Bewijsoverweging ten aanzien van feiten 1 (aanranding) en 2 (gijzeling)
[benadeelde] heeft in haar aangifte verklaard dat zij tegen haar zin in de woning in is getrokken en dat zij, terwijl zij de woning niet kon verlaten, is betast door [verdachte] . Hij zouover haar kleding heen aan haar billen, borsten en vagina hebben gezeten terwijl [benadeelde] aangaf dat zij dit niet wilde. [verdachte] ontkent dat dit is gebeurd. Hij heeft bij de politie en ter zitting gezegd dat de woning niet op slot zat en dat hij [benadeelde] alleenbij haar heupen heeft aangeraakt omdat zij tijdens het stoeien dreigde te vallen. Het is de taak van de rechtbank om vast te stellen wat er precies is gebeurd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het bewijsminimum
Een belangrijke regel in het strafrecht is dat het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige (de zogenoemde ‘unus testis nullus testis’-regel uit artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Deze regel heeft betrekking op de volledige tenlastelegging en is bedoeld om te waarborgen dat de rechtbank niet lichtvaardig overgaat tot het veroordelen van een verdachte. Voor een veroordeling is daarom ook altijd ander bewijs nodig. Bij seksueel misbruikzaken, zoals nu aan de orde, betreft het vaak situaties waarin het slachtoffer en de verdachte elk iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Het seksueel misbruik kan dan alsnog bewezen worden indien de verklaring van een aangever op onderdelen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Tussen die verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaring van [benadeelde] als voldoende betrouwbaar kan worden aangemerkt om tot uitgangspunt te kunnen dienen in deze zaak. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval, zoals hierna wordt uitgelegd. [benadeelde] is direct na het incident door de politie gehoord. Tijdens dit verhoor heeft zij gedetailleerd verklaard over waar en hoe [verdachte] haar zou hebben betast. [benadeelde] maakt bijvoorbeeld onderscheid tussen de verschillende momenten waarop zij is betast. Ook heeft [benadeelde] verteld dat zij de woning had verlaten maar daarna zelf weer naar binnen is gegaanomdat haar tas nog binnen lag*. Dit komt op de rechtbank authentiek over.*
Over de inhoud van de verklaring van [benadeelde] is voor het hof geen twijfel ontstaan. De verklaring van [benadeelde] acht het hof dan ook bruikbaar voor het bewijs en het hof zal haar verklaring als uitgangspunt nemen.
Waardering van het bewijs
De volgende vraag die voorligt, is of sprake is van ander bewijsmateriaal dat de verklaring van [benadeelde] ondersteunt. Het hof is van oordeel dat daarvan sprake is en overweegt als volgt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (aanranding)
De verklaring van [benadeelde] wordt onder meer ondersteund door het filmpje dat is gevonden op de telefoon van [persoon 2] . Niet het gehele incident is op het filmpje te zien, maar wel het stukje waarop [verdachte] bij de billen pakt. [verdachte] heeft over dit filmpje verklaard dat hij [benadeelde] probeerde op te vangen terwijl zij viel. Op het filmpje is echter te zien dat [verdachte] zijn handen volledig om haar billen heeft en dat [benadeelde] zich juist probeert te onttrekken aan zijn greep en juist daardoor achterover viel*. Ook is op het filmpje te horen dat [benadeelde] ‘Nee, niet doen" zegt.*
Stoeien of ontuchtige handeling? De raadsvrouw heeft bepleit dat hetgeen die avond is gebeurd moet worden gezien in het licht van onschuldig stoeien, dat tussen vijftienjarigen niet abnormaal zou zijn. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in deze redenering. Ter zittingvan de rechtbankis het filmpje bekeken. De bevindingen van de verbalisant die de beelden heeft beschreven*is opgenomen onder de bewijsmiddelen. Op dit filmpje is te zien dat [verdachte]*met twee handen de billen van [benadeelde] vasthoudt. Op het filmpje is ook te horen dat iemand zegt ‘ [persoon 2] neuk haar dan’. Ter zitting heeft [verdachte] gezegd dat hij degene was die dit zei. De rechtbank is daarom van oordeel dat de handelingen een seksuele lading hadden. Dat de betrokkenen toen vijftien jaar oud waren, doet daar niet aan af.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2: gijzeling (wederrechtelijke vrijheidsbeneming met dwang)
Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde gijzeling van [benadeelde] die avond overweegt het hof als volgt.
[verdachte] heeft bekend dat hij [benadeelde] de woning in heeft getild. Alhoewel [verdachte] ontkent dat hij de (voor)deur op slot heeft gedaan, zijn er naast [benadeelde] twee getuigen die verklaren dat de (voor)deur op slot is gedaan. Het hof begrijpt bij de bewoordingen van de tenlastelegging dat met het op slot doen van de deur ook wordt bedoeld de deur op de knip zetten waardoor de deur niet open kan worden gedaan. Verder is het hof van oordeel dat de verklaring van [benadeelde] op bepaalde onderdelen ook wordt ondersteund door de verklaringen van [verdachte] zelf. Hij heeft namelijk verklaard dat hij [benadeelde] op een bepaald moment niet langs hem naar de voordeur liet gaan. Hiermee wordt de verklaring van [benadeelde] , dat zij niet naar buiten kon toen zij binnen was, bevestigd. Verder staat niet ter discussie dat [benadeelde] uiteindelijk via de achterdeur de woning is ontvlucht en over het hek in de tuin is geklommen.
Het hof acht daarom, overeenkomstig het oordeel van de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de (voor)deur van de woning in ieder geval gedurende enige tijd ‘op slot’ is geweest. Daarnaast heeft [benadeelde] verklaard dat [verdachte] heeft gezegd ‘dat zij pas naar buiten mocht als zij iedereen zou pijpen’. Nu het hof tot het oordeel komt dat de verklaring van [benadeelde] niet op zichzelf staat en ook uit de overige bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van andere handelingen en bewoordingen met een seksuele lading, kan dit onderdeel van de tenlastelegging ook zonder concreet steunbewijs wettig en overtuigend bewezen worden.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht het hof het onder 1 (kort gezegd: aanranding) en 2 (kort gezegd: gijzeling) tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Op basis van de hierboven genoemde wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, vindt het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.op 14 juli 2023 in de gemeente [gemeente] , door geweld en een andere feitelijkheid te weten
-
het dicht op een persoon genaamd [benadeelde] gaan staan en
-
het vastpakken van die [benadeelde] en
-
het meetrekken van die [benadeelde] een woning in en
-
het op slot doen van één deur in die woning en
-
het onverhoeds betasten van de borsten, billen en vagina van die [benadeelde] ,
[benadeelde] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen, borsten en vagina;
2.op 14 juli 2023 in de gemeente [gemeente] opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd immers heeft hij, verdachte,
-
een persoon genaamd [benadeelde] vastgepakt en
-
die [benadeelde] een woning ingetrokken en getild en
-
één deur van die woning op slot gedaan zodat die [benadeelde] de woning niet kon verlaten, met het oogmerk een ander, te weten [benadeelde] , te dwingen iets te doen te weten het pijpen van hem, verdachte, en/of één of meer andere personen, althans het verrichten van één of meer seksuele handelingen door die [benadeelde] ;
Het hof acht niet bewezen hetgeen [verdachte] meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: gijzeling.
Strafbaarheid van de verdachte
[verdachte] is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die [verdachte] niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
[verdachte] heeft [benadeelde] tegen haar wil een woning ingetrokken, de (voor)deur ‘op slot’ gedaan en haar van haar vrijheid beroofd. Vervolgens heeft hij haar over haar kleding heen bij haar billen, borsten en vagina betast. Anderen hebben een deel van het voorval gefilmd. [verdachte] ’s handelingen en de opmerkingen die de jongens naar haar maakten waren seksueel getint. Het is invoelbaar dat [benadeelde] erg bang is geweest. Met zijn handelen heeft [verdachte] op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde] en haar persoonlijke vrijheid. Als iemand zegt dat hij of zij iets niet wil, moet diegene erop kunnen vertrouwen dat dit ook niet gebeurt. Het incident heeft veel indruk gemaakt op [benadeelde] en zij heeft hier nog steeds last van, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft gelet op het [verdachte] betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie van 26 augustus 2025, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. [verdachte] ’s strafblad leidt dus niet tot strafverzwaring.
Het hof leidt verder uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 4 juni 2025 af dat vanaf september 2024 de jeugdreclassering van SAVE betrokken was bij [verdachte] in een vrijwillig kader. Deze samenwerking is echter onvoldoende van de grond gekomen doordat [verdachte] moeilijk in contact bleef. Op een gegeven moment hebben zowel Samen Sterk als SAVE de samenwerking met [verdachte] afgesloten. De Raad vindt het aan de ene kant zorgelijk dat het [verdachte] niet is gelukt om deze samenwerking aan te gaan. Aan de andere kant constateert de Raad ook dat [verdachte] zich inmiddels al geruime tijd in rustiger vaarwater lijkt te begeven. Hij vult zijn dagen in met alles dat met voetbal te maken heeft. Hij loopt stage bij een voetbalclub, waarbij hij lesgeeft en zelf meetraint. In zijn vrije tijd is hij buiten met zijn vrienden aan het voetballen. Moeder ervaart geen problemen met [verdachte] , die goed in contact staat met haar, en waarbij zij elkaar kunnen bereiken wanneer dit nodig is. [verdachte] is op school gemotiveerd om door te stromen naar niveau 3 als hij niveau 2 bij het ROC gehaald heeft. Dit is positief, doordat [verdachte] op die manier een georganiseerde daginvulling heeft en diploma’s behaalt waardoor de kans op een baan en inkomen in de toekomst wordt vergroot. Op dit moment komen er weinig zorgen over [verdachte] meer uit het onderzoek naar voren. De Raad ziet al met al geen reden voor een toezicht. Daarbij is van belang dat [verdachte] zich positief inzet voor zijn stage. Hij heeft afscheid genomen van jongeren met een negatieve invloed en lijkt nu positieve vrienden om zich heen te hebben verzameld. [verdachte] is gemotiveerd om iets van zijn leven te maken. De Raad adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf op te leggen, zodat deze als een stok achter de deur kan fungeren.
Het hof houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , zoals door hemzelf en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht op de terechtzitting van het hof. [verdachte] heeft inmiddels zijn certificaat voor niveau 2 binnen en hij is van plan om met een nieuwe opleiding te beginnen. Verder kan [verdachte] op korte termijn (betaald) gaan werken als voetbaltrainer.
De op te leggen straf
Het hof ziet gelet op de ernst van de feiten en het gegeven dat het taakstrafverbod van artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, om te beginnen aanleiding om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Het hof acht jeugddetentie voor de duur van vier dagen met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Dit betekent dat [verdachte] voor deze zaak nu niet meer komt vast te zitten. Het hof ziet gelet op de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , het gegeven dat [verdachte] niet eerder met justitie in aanraking is geweest, het nu goed met hem gaat en [verdachte] zich inzet voor school en werk, terwijl volgens de Raad geen interventies vanuit de jeugdreclassering nodig zijn, geen aanleiding om een onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur of een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden op te leggen. Het hof acht, om de ernst van de feiten te benadrukken, wel een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.700,00, bestaande uit € 200,- aan materiële schade voor de kleding die [benadeelde] destijds aanhad en niet meer draagt en € 2.500,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.450,-, bestaande uit € 200,- aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep, zoals ter zitting door mr. Bouwhuis is bevestigd, opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat noch uit de aangifte van [benadeelde] , noch uit enige getuigenverklaring blijkt dat [verdachte] de BH van [benadeelde] kapot heeft getrokken. Het is onduidelijk wie dit gedaan zou hebben en ook ontbreekt een foto van het kledingstuk waaruit zou blijken dat er iets kapot zou zijn.
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade allereerst dat, gelet op de onderbouwing van deze schade, het hof deze aanmerkt als gevorderde immateriële schade. Niet is komen vast te staan dat de kleding kapot of beschadigd was als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. [benadeelde] heeft haar kleding zelf weggedaan, omdat zij iedere keer wanneer zij die kleding zag daar een naar gevoel van kreeg. Dit betekent dat het hof [benadeelde] ’s vordering begrijpt als een vordering tot vergoeding van immateriële schade ad € 2.700,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan [benadeelde] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Het is een feit van algemene bekendheid dat zedendelicten als het onderhavige (in dit geval ook nog eens in de context van een vrijheidsberoving) een ernstige inbreuk maken op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van slachtoffers en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben. Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van de normschending dan ook mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Uit de bij het schadeformulier gevoegde stukken ter onderbouwing en de – namens [benadeelde] – mondelinge toelichting op de terechtzitting in hoger beroep is het hof ook gebleken dat de bewezenverklaarde feiten een forse impact hebben gehad op [benadeelde] en dat zij tot de dag van vandaag nog steeds de gevolgen en klachten daarvan ondervindt. Zij heeft hulp gezocht bij een psycholoog om een en ander te verwerken en heeft onder andere last gehad van concentratieproblemen. Het hof heeft bij de vaststelling van de hoogte van het immateriële gekeken naar vergelijkbare zaken. Ook heeft het hof acht geslagen op de Rotterdamse schaal, een ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen. Daarin staat als indicatie voor een schadebedrag na aanranding onder de categorie ‘ernstig’ een bedrag van € 1.000,- tot € 5.000,-. Het hof zal gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid en schat de hoogte van de immateriële schade op € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2023 tot aan de dag der voldoening.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. [verdachte] is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden. De vordering zal voor het overige daarom worden afgewezen.
Veroordeling in de kosten
Gelet op het vorenstaande wordt [verdachte] , als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door [verdachte] wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Gijzeling zal in verband met de jeugdige leeftijd van [verdachte] achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 246 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op nul (0) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 14 juli 2023.
Aldus gewezen door mr. R. Godthelp, voorzitter, mr. J.A.M. Kwakman en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier, en op 6 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of
ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2023, genummerd 2023214385,
opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, genummerd pagina 1 tot en met 207. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Pagina’s 1 en 2.
Pagina’s 40 en 41.
Pagina 50.
Pagina 144.
Pagina’s 6 en 7.