Artikel 282a (Gijzeling)
1. Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen wordt als schuldig aan gijzeling gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft wordt hij gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.
3. Het vierde lid van artikel 282 is toepasselijk.
Uitleg in duidelijke taal
1. Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen wordt als schuldig aan gijzeling gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Dit lid bepaalt dat een persoon die opzettelijk en wederrechtelijk een ander van de vrijheid berooft of beroofd houdt, met het oogmerk om een derde persoon te dwingen iets te doen of niet te doen, als schuldig aan gijzeling wordt gestraft. De mogelijke straf is een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft wordt hij gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Dit lid stelt dat als de gijzeling de dood ten gevolge heeft, de dader gestraft wordt met een levenslange gevangenisstraf, of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren, of een geldboete van de vijfde categorie.
3. Het vierde lid van artikel 282 is toepasselijk.
Dit lid geeft aan dat het vierde lid van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht eveneens toepasselijk is op de situatie van gijzeling zoals omschreven in dit artikel.