Arrest inhoud

afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002353-24

datum uitspraak: 1 juli 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 96-207790-24 en 15-268008-20 (TUL) tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,

adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 750,00, bij niet betalen te vervangen door 15 dagen hechtenis, en een ontzetting van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was. Het ademalcoholgehalte was aanmerkelijk hoger dan voor hem, als ‘beginnend’ bestuurder, is toegestaan. Door zo te handelen heeft hij de veiligheid van zowel zichzelf als andere weggebruikers in het verkeer in gevaar gebracht en niet zijn verantwoordelijkheid genomen die van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht.

Het hof heeft ook gekeken naar een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 juni 2025. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed van verdovende middelen, namelijk op 8 augustus 2023. Bij die veroordeling was aan de verdachte onder meer een voorwaardelijke straf opgelegd, waarbij een proeftijd was bepaald van twee jaren. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit in het verkeer te begaan. Het voorliggende bewezenverklaarde feit is namelijk gepleegd in deze lopende proeftijd.. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee bij de bepaling van de hoogte van de straf.

Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geldboete van € 750,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 augustus 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging deels moet worden toegewezen, met dien verstande dat de gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 60 uren en dat de proeftijd ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid met een jaar zal worden verlengd.

De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, die gemotiveerd en onderbouwd naar voren zijn gebracht op de zitting. De veroordeelde woont inmiddels op zichzelf en is werkzaam als ZZP’er. Als de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf wordt toegewezen, heeft de veroordeelde in die tijd geen inkomen en loopt hij het risico zijn baan en zijn woning te verliezen. Ook heeft hij zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.

Gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf en maatregel worden gelast.

In hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, ziet het hof aanleiding om een deel van de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen, te weten 14 dagen, maar dit om te zetten in een taakstraf voor de duur van 60 uren. Daarnaast wordt de bij voormeld vonnis bepaalde proeftijd van de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid verlengd voor de duur van 1 jaar.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.

Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.

Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.

Beveelt een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 augustus 2023 met parketnummer 15-268008-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en wijst toe de gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen en zet dit om in een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis. Ten aanzien van de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid wordt de in voormeld vonnis bepaalde proeftijd verlengd met een termijn van 1 (één) jaar.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.J. van Eekeren, mr. E.V. Dam en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2025.