Artikel 85 (Overleggen processtukken en gevolgen)
1. Indien een partij zich bij dagvaarding, conclusie of akte op enig stuk beroept, is zij verplicht een afschrift van het stuk bij te voegen, tenzij een afschrift reeds bij een eerder processtuk in dezelfde zaak was gevoegd. De in de vorige volzin bedoelde verplichting vervalt indien de wederpartij verklaart geen afschrift te verlangen.
2. Indien de wederpartij verklaart inzage in het stuk zelf te verlangen, is de partij die zich op het stuk beroept bovendien verplicht dit ter griffie te deponeren. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, kan in plaats daarvan het stuk aan de advocaat van de wederpartij tegen ontvangstbewijs worden afgegeven.
3. Indien een partij nog enig stuk in het geding wenst te brengen nadat de dag voor een verschijning van partijen ter terechtzitting of het houden van pleidooien is bepaald, zendt zij een afschrift aan de wederpartij. Tegelijkertijd verstrekt zij een afschrift van het stuk aan de griffier.
4. Indien ten aanzien van enig stuk aan enig voorschrift van dit artikel of van artikel 87, zesde lid niet is voldaan, of dermate laat dat de wederpartij dientengevolge niet voldoende in staat is zich daarover uit te laten, kan zij zich daarop tot aan het eindvonnis beroepen. In dat geval of indien zodanig beroep niet wordt gedaan, terwijl de rechter reden heeft om te veronderstellen dat de wederpartij geen afschrift van het stuk heeft ontvangen, biedt hij de wederpartij de gelegenheid zich alsnog over het stuk uit te laten, dan wel houdt hij bij zijn beslissing ten nadele van de wederpartij met het stuk geen rekening.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien een partij zich bij dagvaarding, conclusie of akte op enig stuk beroept, is zij verplicht een afschrift van het stuk bij te voegen, tenzij een afschrift reeds bij een eerder processtuk in dezelfde zaak was gevoegd. De in de vorige volzin bedoelde verplichting vervalt indien de wederpartij verklaart geen afschrift te verlangen.
Dit betekent letterlijk: Als een partij in een juridische procedure verwijst naar een document (een 'stuk') in een dagvaarding, een conclusie (een schriftelijk processtuk) of een akte, dan moet die partij een kopie ('afschrift') van dat document meesturen. Deze verplichting geldt niet als er al eerder in dezelfde zaak een kopie van dat stuk is ingediend bij een vorig processtuk. De verplichting om een afschrift bij te voegen, vervalt ook als de tegenpartij ('wederpartij') aangeeft dat zij geen kopie wenst te ontvangen.
2. Indien de wederpartij verklaart inzage in het stuk zelf te verlangen, is de partij die zich op het stuk beroept bovendien verplicht dit ter griffie te deponeren. In zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, kan in plaats daarvan het stuk aan de advocaat van de wederpartij tegen ontvangstbewijs worden afgegeven.
Dit betekent letterlijk: Als de wederpartij aangeeft dat zij het originele document zelf wil inzien ('inzage verlangt'), dan moet de partij die zich op dat document beroept, het originele document ook bij de administratie van de rechtbank ('ter griffie') neerleggen ('deponeren'). In rechtszaken waarbij partijen niet zelfstandig (in persoon) mogen procederen (maar bijvoorbeeld een advocaat verplicht is), mag het document ook rechtstreeks aan de advocaat van de wederpartij worden gegeven, mits daar een bewijs van ontvangst ('ontvangstbewijs') voor wordt afgegeven.
3. Indien een partij nog enig stuk in het geding wenst te brengen nadat de dag voor een verschijning van partijen ter terechtzitting of het houden van pleidooien is bepaald, zendt zij een afschrift aan de wederpartij. Tegelijkertijd verstrekt zij een afschrift van het stuk aan de griffier.
Dit betekent letterlijk: Als een partij een document wil indienen ('in het geding wenst te brengen') nadat de datum voor de zitting waar partijen moeten verschijnen ('verschijning van partijen ter terechtzitting') of voor het houden van de pleidooien al is vastgesteld, dan moet die partij een kopie van dat document naar de wederpartij sturen. Op hetzelfde moment moet die partij ook een kopie van dat document aan de griffier (de administratie van de rechtbank) geven.
4. Indien ten aanzien van enig stuk aan enig voorschrift van dit artikel of van artikel 87, zesde lid niet is voldaan, of dermate laat dat de wederpartij dientengevolge niet voldoende in staat is zich daarover uit te laten, kan zij zich daarop tot aan het eindvonnis beroepen. In dat geval of indien zodanig beroep niet wordt gedaan, terwijl de rechter reden heeft om te veronderstellen dat de wederpartij geen afschrift van het stuk heeft ontvangen, biedt hij de wederpartij de gelegenheid zich alsnog over het stuk uit te laten, dan wel houdt hij bij zijn beslissing ten nadele van de wederpartij met het stuk geen rekening.
Dit betekent letterlijk: Als met betrekking tot een document niet is voldaan aan een regel ('voorschrift') uit dit artikel of uit artikel 87, lid 6, of als een document zo laat is ingediend dat de wederpartij daardoor ('dientengevolge') niet genoeg tijd of mogelijkheid heeft om erop te reageren ('zich daarover uit te laten'), dan kan de wederpartij hierover klagen ('zich daarop beroepen') tot het moment dat de rechter de eindbeslissing ('eindvonnis') neemt. Als de wederpartij hierover klaagt, of als zij dat niet doet maar de rechter vermoedt ('reden heeft om te veronderstellen') dat de wederpartij geen kopie van het document heeft gekregen, dan geeft de rechter de wederpartij alsnog de kans om op het document te reageren. Een andere mogelijkheid is dat de rechter het document niet meeneemt in zijn beslissing als dat nadelig ('ten nadele') zou zijn voor de wederpartij.