Terug naar bibliotheek
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2025:1072 - Parket bij de Hoge Raad - 3 oktober 2025

Arrest

ECLI:NL:PHR:2025:10723 oktober 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/04394 Zitting3 oktober 2025

CONCLUSIE

M.H. Wissink

In de zaak

[eiser] (hierna: [eiser] )

tegen

  1. [verweerder 1] (hierna: [verweerder 1] )
  2. [verweerder 2]
  3. ABC Auto’s VOF (hierna: ABC) (hierna: gezamenlijk ABC c.s.)

Deze zaak gaat over de non-conformiteit van een tweedehands Porsche. Het hof heeft geoordeeld dat de koper de door hem gestelde non-conformiteit onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het gevorderde afgewezen. De hiertegen gerichte klachten van het middel slagen naar mijn mening niet.

1 Feiten en procesverloop

1.1 In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.[1](i) [eiser] heeft op 1 juni 2021 een tweedehands auto, een Porsche Carrera 4S 3.8 (hierna: de Porsche) gekocht voor een prijs van € 40.945,- in de showroom van ABC. Dezelfde dag, voorafgaand aan de koop, heeft [eiser] , samen met zijn zakenpartner/compagnon, een proefrit gemaakt met de Porsche en een aankoopkeuring laten verrichten door [autobedrijf 1] .(ii) [eiser] heeft zijn eigen auto, een Infiniti FX35, als onderdeel van de koop verkocht en overgedragen aan ABC voor een bedrag van € 5.545,-. Dit bedrag is in mindering gebracht op voormelde koopprijs.(iii) [eiser] heeft op 1 juni 2021 in de showroom van ABC vanaf een bankrekeningnummer ten name van [A] een bedrag overgemaakt van in totaal € 35.400,- naar een bankrekeningnummer ten name van [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) met als omschrijving “Koopprijs Porsche [kenteken] gekocht bij ABC Autos heden”.(iv) In de periode van 1 juni tot begin september 2021 heeft [eiser] ongeveer 1000 km met de Porsche gereden. Bij email van 9 september 2021 heeft [eiser] aan ABC geschreven dat de motor van de auto serieuze problemen heeft en dat er mogelijk sprake is van een schadeauto.(v) In e-mails van 22 en 23 september 2021 aan ABC c.s. heeft [eiser] geschreven dat de Porsche niet aan de koopovereenkomst voldoet en dat hij, als ABC niet voor 1 oktober 2021 laat weten dat “u op uw kosten de auto weer aan de conformiteitseis wil en kunt laten beantwoorden binnen bekwame tijd”, reeds thans voor alsdan de overeenkomst buitengerechtelijk ontbindt en ABC c.s. sommeert om in ieder geval de aankoopsom van € 40.945,- aan hem (terug) te betalen.(vi) Bij e-mail van 23 september 2021 heeft ABC c.s. aan [eiser] geschreven dat niet zij maar [betrokkene 1] de verkoper van de Porsche is, zodat [eiser] zich met zijn klachten tot [betrokkene 1] moet wenden.(vii) Op 27 mei 2022 is de Porsche goedgekeurd bij een APK na reparatie van een beschadigd achterlichtglas en de ruitenwissers. Daarna heeft [eiser] enkele duizenden kilometers met de Porsche gereden.(viii) Op 22 maart 2023 (na het verstekarrest, waarbij het hof oordeelde dat [eiser] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden) heeft [eiser] de Porsche afgeleverd bij ABC.

1.2 In deze procedure heeft [eiser] bij dagvaarding gevorderd dat ABC c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld om aan hem een bedrag te betalen van € 40.945,- met rente en buitengerechtelijke kosten.

1.3 ABC c.s. heeft onder meer als verweer gevoerd dat [eiser] de Porsche gekocht heeft van de toenmalige eigenaar van de auto [betrokkene 1] en dat zij slechts bemiddeld heeft voor [betrokkene 1] bij de verkoop daarvan.

1.4 De kantonrechter in de rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 21 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1125, de vorderingen afgewezen en [eiser] in de kosten veroordeeld.

1.5 In het door [eiser] aanhangig gemaakte hoger beroep is ABC c.s. niet verschenen. Bij verstekarrest van 13 december 2023 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het hof oordeelde dat [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat ABC zijn contractspartij was en dat de Porsche non-conform is, zodat [eiser] het recht had de koopovereenkomst te ontbinden en aanspraak kan maken op (terug)betaling van de koopprijs.

1.6 Tegen het verstekarrest is ABC c.s. in verzet gekomen. Zij heeft gevorderd haar te ontheffen van de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, met nakosten en rente. [eiser] heeft zijn eis vervolgens vermeerderd en een nieuwe grondslag aan zijn vorderingen toegevoegd.

1.7.1 In zijn arrest van 3 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2340, heeft het hof eerst het verweer van ABC behandeld inhoudende de betwisting dat de Porsche non-conform is en dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst.

1.7.2 Het hof overweegt over de onderbouwing van de door [eiser] gestelde non-conformiteit en de betwisting daarvan door ABC c.s.: “6.2 Ter onderbouwing van de door hem gestelde non-conformiteit heeft [eiser] gesteld dat de Porsche in september 2021 door (…) is onderzocht en dat daarbij een groot aantal gebreken is geconstateerd, zoals vermeld in een “(voorlopige) gebrekenlijst” (hierna: de gebrekenlijst), die als productie 7 bij de inleidende dagvaarding is overgelegd.

6.3 De gebrekenlijst bestaat uit een handgeschreven ongedateerd velletje papier, dat niet is ondertekend. ABC c.s. heeft betwist dat de Porsche de gebreken vermeld op de gebrekenlijst vertoonde in augustus/september 2021 en ten tijde van de koop op 1 juni 2021, behoudens de daarop vermelde olielekkage. Zij heeft in dit verband onbetwist gesteld dat [autobedrijf 2] geen werkplaats heeft, zodat, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, het niet eens duidelijk is hoe een onderzoek aan de Porsche heeft kunnen plaatsvinden en dat [eiser] zelf stelt dat bij de aankoopkeuring geen gebreken zijn geconstateerd. Zij heeft dit verweer met name in de verzetdagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gevoerd, maar ook in eerste aanleg (waar zij verweer voerde zonder advocaat) door overlegging van en verwijzing naar een verklaring van [betrokkene 1] .

6.4 Voor zover [eiser] met zijn stelling in zijn memorie van grieven (punten 2 en 25) dat ABC c.s. niet betwist heeft dat een schadeauto is verkocht, bedoelt te stellen dat ABC c.s. de gestelde gebreken op de gebrekenlijst niet heeft betwist, is dat dus onjuist. ABC c.s. heeft gesteld dat de Porsche vóór de koop een (gerepareerde) kleine schade linksvoor had gehad en dat sprake was van olielekkage, maar dat [eiser] daarvan vóór de koop op de hoogte was. Dat laatste heeft [eiser] betwist. Over de schade linksvoor is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niets terug te vinden op de gebrekenlijst, zodat deze schade en de vraag of [eiser] daarvan vóór de koop op de hoogte was niet van belang zijn voor de vraag of sprake was van non-conformiteit.”

1.7.3 Het hof oordeelt dat de onderbouwing van de gestelde non-conformiteit tekort schiet (rov. 6.5) en dat het op de weg van [eiser] had gelegen de gestelde gebreken nader te onderbouwen (rov. 6.6). Vervolgens overweegt het hof: “6.6 (…) Voor een deskundigenbericht ziet het hof geen aanleiding, niet alleen vanwege de ontoereikende onderbouwing van wat er aan de Porsche zou hebben geschort, maar ook omdat [eiser] na de koop duizenden kilometers met de auto heeft gereden (zie hierna) en de auto zich (dus) niet meer in dezelfde staat bevindt als in juni en september 2021.

6.7 Het bovenstaande geldt te meer nu- de Porsche in mei 2022 na een APK is goedgekeurd, met twee kleine gerepareerde afkeurpunten (een beschadigd achterlicht en de ruitenwissers), hetgeen er op wijst dat geen sprake was van zo ernstige gebreken dat deze een beroep op non-conformiteit rechtvaardigen en- het hof ervan uitgaat dat in de periode van september 2021 tot 22 maart 2023 ongeveer 8000 km met de Porsche is gereden, terwijl [eiser] heeft gesteld dat met de Porsche vanwege de gebreken niet kon worden gereden. De onderbouwde stelling van ABC c.s. dat in die periode ongeveer 8000 km gereden is met de Porsche heeft [eiser] niet gemotiveerd betwist.”

1.7.4 Het hof heeft geconcludeerd dat op grond van de gestelde non-conformiteit wegens gebreken het gevorderde niet kan worden toegewezen (rov. 6.11). Het hof heeft het verstekarrest vernietigd, het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam bekrachtigd en [eiser] in de kosten veroordeeld.

1.8 [eiser] heeft tijdig cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof van 3 september 2024. [verweerder 1] is in de procedure verschenen, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep en heeft diens standpunt schriftelijk toegelicht, waarna [eiser] heeft gerepliceerd.

2 Bespreking van het cassatiemiddel

2.1 Het cassatiemiddel bevat drie onderdelen.

2.2 Onderdeel 1 klaagt over rov. 6.6 en 6.7. Hierin ligt volgens het onderdeel besloten dat het hof de akte overlegging producties zijdens ABC c.s., met productie 12 tot en met 17 in acht heeft genomen bij zijn beslissing. Het onderdeel wijst daartoe op de volgende passage uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 juni 2004, p. 2: “Het hof maakt melding van de een op 5 januari 2024 bij het hof ingekomen akte overlegging bewijsstukken, met productie 12 tot en met 17 aan de zijde van ABS c.s. Mr. Hoogenboom [de advocaat van [eiser] ; plv.] laat weten deze producties niet te hebben ontvangen. Mr Woertman [de advocaat van ABC c.s.; plv.] verklaart dat hij denkt deze via WeTransfer aan mr Hoogeboom beschikbaar te hebben gesteld. Het hof laat deze producties toe. Als het hof deze producties relevant acht voor het oordeel in deze zaak, mag daar nog op gereageerd worden door [eiser] . Mr Woertman zegt toe deze producties alsnog aan mr. Hoogeboom te doen toekomen.” Volgens het onderdeel heeft het hof klaarblijkelijk producties 12 (met foto’s van de kilometerstand vóór de aankoop) en 13 (met foto’s van de kilometerstand na de afgifte op 22 maart 2023) van ABC c.s. relevant geacht voor de overweging in rov. 6.7 dat [eiser] na de koop nog duizenden kilometers met de auto heeft gereden. Volgens het onderdeel heeft het hof klaarblijkelijk productie 16 (RDW-keuringsrapport van mei 2022) van ABC c.s. relevant geacht voor de overweging in rov. 6.6 en. 6.7 dat de auto in mei 2022 na een APK is goedgekeurd, met twee kleine gerepareerde afkeurpunten (een beschadigd achterlicht en de ruitenwissers).Subonderdeel 1.1 klaagt dat het hof art. 85 lid 4 Rv heeft miskend, althans in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor en/of toezegging tijdens de mondelinge behandeling heeft gehandeld door [eiser] niet in de gelegenheid te stellen zich nog over de onderhavige stukken uit te laten. Subonderdeel 1.2 klaagt dat het hof, omdat [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld zich uit te laten over de stukken, hiermee geen rekening mocht houden in zijn arrest, hetgeen het hof kennelijk wel heeft gedaan. Subonderdeel 1.3 klaagt dat het hof voornoemd juridisch kader niet heeft miskend, het hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd.

2.3 Deze klachten berusten op een onjuiste lezing van de bestreden overwegingen en falen daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag. Ik licht dit toe.

2.4 Anders dan de klachten veronderstellen, heeft het hof zijn overwegingen over de met de auto na de koop gereden kilometers niet gebaseerd op de producties 12 en 13 van ABC c.s. maar op het verhandelde ter zitting van 5 juni 2024. Het proces-verbaal van die zitting vermeldt op p. 4 (tweede gedachtestreepje) als verklaring van mr. Woertman (de advocaat van ABC c.s.): “Er is ook 8000 kilometer met de auto gereden na september 2021. Dat blijkt ook uit de foto’s na inlevering van de auto door [eiser].” Verder vermeldt het proces-verbaal (op p. 4-5) de volgende verklaringen van [verweerder 1] en van [eiser] : “ [verweerder 1] verklaart in aanvulling op de toelichting van zijn advocaat: (…) -Bij de laatste APK-keuring heeft de auto nieuwe banden gekregen. Dat is heel vreemd. Op het moment van aankoop zaten er nieuwe banden op de auto. Je kan de banden niet zo erg slijten met de door [eiser] gereden kilometers. [eiser] heeft na september 2021 nog zo’n 8000 km gereden. (…)

Op vragen van het hof antwoordt [verweerder 1] het volgende:

  • U vraagt mij naar het aantal kilometers op de kilometerteller. Mijn vrouw heeft voor de verkoop inderdaad in de auto gereden, maar niet heel veel. Feit is dat [eiser] ook na de APK-goedkeuring in de auto heeft gereden. Hij heeft in totaal ongeveer 10.000 kilometer met de auto gereden.

[eiser] [bedoeld wordt: [eiser] ; plv] reageert:

  • Ik heb inderdaad nog met de auto gereden, maar ik vertrouwde de auto niet meer. Ik denk dat ik nog geen 7000 kilometer met de auto heb gereden. De auto heeft een jaar bij een bevriende automonteur gestaan (…). Daarna heb ik er nog wel mee gereden.(…)

[eiser] verklaart in repliek als volgt:

  • De tellerstand stond in september 2021 1000 km hoger dan bij de aankoop. De auto is op transport gegaan naar Den Helder. Daarna heeft de bevriende automonteur de auto opgelapt, maar een goede auto zou het nooit kunnen worden (…).” De overwegingen van het hof dat [eiser] na de koop duizenden kilometers met de auto heeft gereden (rov. 6.6) en dat [eiser] de onderbouwde stelling van ABC c.s. dat in de periode van september 2021 tot 22 maart 2023 ongeveer 8000 km gereden is met de Porsche niet gemotiveerd heeft betwist (rov. 6.7), sluiten aan bij hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling over en weer hebben verklaard. Het hof heeft zijn overwegingen kennelijk daarop gebaseerd. Uit het arrest blijkt niet dat het hof acht heeft geslagen op de foto’s van de kilometerstand vóór de aankoop en na de afgifte (producties 12 en 13 van ABC c.s.).[2]

2.5 Anders dan de klachten veronderstellen, heeft het hof bij zijn overweging dat de auto in mei 2022 na een APK is goedgekeurd met twee kleine gerepareerde afkeurpunten (een beschadigd achterlicht en de ruitenwissers), geen acht geslagen op het als productie 16 overgelegde het RDW-keuringsrapport, maar op de verzetdagvaarding van ABC c.s. en de daarbij overgelegde productie 7. ABC c.s. heeft in haar verzetdagvaarding (in nr. 33) gesteld dat: “de Porsche op 27 mei 2022 nog is goedgekeurd voor de APK met slechts twee afkeurpunten, te weten een beschadigd achterlicht en slechte ruitenwissers” en heeft daarbij verwezen naar de bij die verzetdagvaarding overgelegde productie 7 (‘informatie over keuring van de auto’), waarin, kort gezegd, staat dat het achterlicht en de ruitenwisserinstallatie als noodzakelijk zijn gerepareerd. Het hof heeft zich kennelijk dáárop gebaseerd. Overigens kon het hof daarvoor bevestiging vinden in het RDW-keuringsrapport van mei 2023 dat [eiser] zelf al in het geding had gebracht als productie 29 bij akte van 4 juli 2023.

2.6 Onderdeel 1 slaagt niet.

2.7 Onderdeel 2 is gericht tegen de laatste volzin van rov. 6.4, waarin het hof overwoog: “Over de schade linksvoor is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niets terug te vinden op de gebrekenlijst, zodat deze schade en de vraag of [eiser] daarvan vóór de koop op de hoogte was niet van belang zijn voor de vraag of sprake was van non-conformiteit”. Hierin ligt volgens het onderdeel de rechtsopvatting besloten dat alleen gebreken die initieel gemeld worden door de rechter dienen te worden beoordeeld en dat de gestelde non-conformiteit van een zaak dus niet op grond van andere, later genoemde (gestelde) eigenschappen kan worden beoordeeld. Subonderdeel 2.1 klaagt dat deze rechtsopvatting onjuist is. Subonderdeel 2.2 verbindt hieraan een motiveringsklacht.Subonderdeel 2.3 klaagt, samengevat, dat het hof met zijn oordeel de devolutieve werking van het hoger beroep heeft miskend, omdat het ook de door [eiser] in eerste aanleg ingenomen onderbouwde stelling dat sprake was van een ‘groot schadeverleden’, in zijn beoordeling of sprake was van een non-conforme zaak, had moeten betrekken. Het onderdeel verwijst in dit verband naar de dagvaarding in eerste aanleg nr. 6 en de daarin genoemde productie 6. Subonderdeel 2.4 verbindt hieraan een motiveringsklacht.

2.8 Bij de bespreking van deze onderdelen, die zich lenen voor gemeenschappelijke behandeling, stel ik het volgende voorop. De dagvaarding in eerste aanleg vermeldt: “6. Eiser brengt zijn auto bij een garagebedrijf met veel Porsche ervaring om eens even heel goed te laten inventariseren waar de melding en het slechte functioneren van de auto vandaan komt. Op 9 september 2021 ontvangt eiser het telefonische bericht dat er diverse zaken aan het daglicht komen, die een serieus probleem voor de auto vormen met dito herstelkosten. Een eerste blik leert reeds dat er diverse onderdelen, die moeilijk bereikbaar zijn bij een Porsche Carrera, in het verleden een optater hebben gehad, waardoor het er op lijkt dat het een auto is met een groot schadeverleden. Eiser schrijft gedaagden aan conform het als productie 6 in rechte te overleggen e-mailbericht.

  1. Weer iets later, circa anderhalve week, krijgt eiser het bericht dat er minstens € 15.000,0 aan de auto moet worden verspijkerd, en dan nog is er geen enkele garantie dat de auto deugdelijk zal zijn, aldus [betrokkene 2] van [autobedrijf 2] B.V. te [plaats] , de dealer / garagehouder met een ruime Porsche ervaring zoals hierboven bedoeld. [betrokkene 2] overlegt aan eiser een (voorlopige) gebrekenlijst, die als productie 7 aan de dagvaarding wordt gehecht.”

2.9 Het hof heeft overwogen (i) dat [eiser] bij email van 9 september 2021 − de hiervoor bedoelde productie 6 aan ABC − heeft geschreven dat de motor van de auto serieuze problemen heeft en dat er mogelijk sprake is van een schadeauto (rov. 3.5), (ii) dat [eiser] zich beroept op de gebrekenlijst (rov. 6.2) en (iii) dat voor zover [eiser] met zijn stelling dat ABC c.s. niet betwist heeft dat een schadeauto is verkocht, bedoelt te stellen dat ABC c.s. de gestelde gebreken op de gebrekenlijst niet heeft betwist, dat onjuist is (rov. 6.4). Hieruit blijkt het volgende. Het hof heeft de stellingen van [eiser] in de dagvaarding in eerste aanleg nrs. 6-7 aldus opgevat dat [eiser] heeft gesteld dat sprake is van een schadeauto c.q. van non-conformiteit en dat hij deze stelling heeft onderbouwd door te wijzen op de gebreken die waren vermeld op de gebrekenlijst (rov. 3.5 in verbinding met rov. 6.2). Het hof heeft vervolgens de stelling van [eiser] in zijn memorie van grieven dat ABC c.s. niet heeft betwist dat een schadeauto is verkocht, zo uitgelegd dat hiermee is bedoeld dat ABC c.s. de gestelde gebreken op de gebrekenlijst niet heeft betwist (rov. 6.4).

2.10 Uit rov. 6.4 volgt niet dat het hof is uitgegaan van de rechtsopvatting die het onderdeel aan het hof toeschrijft. Subonderdeel 2.1 faalt daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag. Het oordeel van het hof dat ‘de schade linksvoor’ − die door ABC c.s. was gesteld en waarover niets op de gebrekenlijst is terug te vinden − niet van belang is voor de vraag of sprake was van non-conformiteit, is niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Subonderdeel 2.2 faalt daarmee.

2.11 Voor zover het onderdeel betoogt dat [eiser] ter onderbouwing van de non-conformiteit later, na de gestelde gebreken op de gebrekenlijst, ook de ‘schade linksvoor’ heeft aangevoerd, merk ik op dat hierover in de processtukken niets is terug te vinden, althans het middel verwijst niet naar vindplaatsen in het procesdossier waar een dergelijke stelling zou zijn aangevoerd. In zoverre faalt het onderdeel bij gebrek aan feitelijke grondslag.

2.12 De __subonderdelen 2.3 en 2.__4 falen eveneens bij gebrek aan feitelijke grondslag. Anders dan deze onderdelen veronderstellen, heeft het hof het door [eiser] gestelde schadeverleden van de auto wel in zijn beoordeling betrokken.

2.13 Onderdeel 2 slaagt niet.

2.14 Onderdeel 3 bestrijdt het oordeel in rov. 6.3 en rov. 6.4 dat ABC c.s. een voldoende gemotiveerd betwist verweer heeft gevoerd ter zake de gebrekenlijst. Het onderdeel klaagt, over de overweging in rov. 6.3 dat ABC c.s. het verweer voerde “tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep (…), maar ook in eerste aanleg (waar zij verweer voerde zonder advocaat) door overlegging van en verwijzing naar een verklaring van [betrokkene 1].”

2.15 Subonderdeel 3.1 betoogt dat het hof kennelijk in strijd heeft gehandeld met de rechtsregel uit HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404, door – kort gezegd – rekening te houden met de verklaring van [betrokkene 1] inzake de gebreken(lijst), nu noch in het onderhavige processtuk, noch op een later moment, op zodanige wijze door ABC c.s. is aangegeven dat op de onderhavige feiten en omstandigheden in de productie een beroep wordt gedaan, zodat het voor [eiser] in zoverre niet duidelijk was waartegen hij zich diende te verweren.

2.16 In het genoemde arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat de eisen van een behoorlijke rechtspleging meebrengen dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren.[3]

2.17 De klacht verwijst naar een verklaring van [betrokkene 1] die is gevoegd bij het verweer van ABC c.s. in eerste aanleg en de over die verklaring gemaakte opmerking in dat verweerschrift. Bij verzetdagvaarding in hoger beroep heeft ABC c.s. nogmaals deze verklaring van [betrokkene 1] overgelegd met daarbij een recentere verklaring van [betrokkene 1] , een en ander als productie 6. Onder verwijzing naar deze productie wordt in de verzetdagvaarding nr. 23 gesteld dat uit deze verklaringen volgt dat de Porsche op 1 juni 2021 in goede staat verkeerde en de door [eiser] genoemde gebreken/afkeurpunten niet bezat. Het hof heeft in rov. 6.3 overwogen dat ABC c.s. het verweer inzake de gebreken met name in de verzetdagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gevoerd, maar ook in eerste aanleg door overlegging van en verwijzing naar een verklaring van [betrokkene 1] .

2.18 Uit het voorgaande volgt dat ABC c.s. ter betwisting van de stelling van [eiser] dat de Porsche niet conform zou zijn een (voldoende duidelijk) beroep heeft gedaan op de verklaring van [betrokkene 1] . In het midden kan blijven of in eerste aanleg voor [eiser] duidelijk was waartegen hij zich diende te verweren, nu dit in ieder geval in hoger beroep het geval moet zijn geweest. Anders dan het onderdeel veronderstelt, heeft ABC c.s. wel degelijk “op een later moment” een uitdrukkelijk beroep gedaan op de in eerste aanleg overgelegde verklaring van [betrokkene 1] . Niet valt in te zien dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden of anderszins in strijd met de goede procesorde zou hebben gehandeld door rekening te houden met deze verklaring. Het hof behoefde zijn beslissing ter zake evenmin nader te motiveren. Het onderdeel faalt daarom.

2.19 Subonderdeel 3.2 betoogt dat het hof in strijd heeft gehandeld met de tweeconclusieregel door te overwegen dat het onderhavige verweer van ABC c.s. mede tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gevoerd, nu tijdens die mondelinge behandeling slechts ruimte kan zijn voor het nader toelichten en onderbouwen van eerder gevoerde verweren en (dus) niet voor het voeren van een daadwerkelijk verweer.

2.20 Het hof heeft, in cassatie onbestreden, overwogen dat ABC c.s. het verweer inzake de gebreken met name in de verzetdagvaarding heeft gevoerd. Dat is inclusief het beroep op de verklaringen van [betrokkene 1] . Van een nieuw verweer, zoals het onderdeel kennelijk betoogt, is geen sprake. Het onderdeel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag.

2.21 Onderdeel 3 slaagt niet.

2.22 De slotsom is dat de klachten niet slagen, zodat het cassatieberoep moet worden verworpen. Het middel stelt geen rechtsvragen aan de orde die met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoording door de Hoge Raad behoeven.

3 Conclusie

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

Plv.

Zie Gerechtshof Den Haag 3 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2340, rov. 3.1 e.v.

In de schriftelijke toelichting namens [verweerder 1] wordt overigens nog opgemerkt (in voetnoot 1) dat de kilometerstand die uit de foto’s in producties 12 en 13 kan worden afgeleid, aanzienlijk hoger is dan de 8000 km waarvan het hof is uitgegaan (namelijk: 12.792 km).

HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404, NJ 2017/147, TvPP 2017p. 81 m.nt. D.C. Theunis, rov. 3.3.2.


Voetnoten

Zie Gerechtshof Den Haag 3 september 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2340, rov. 3.1 e.v.

In de schriftelijke toelichting namens [verweerder 1] wordt overigens nog opgemerkt (in voetnoot 1) dat de kilometerstand die uit de foto’s in producties 12 en 13 kan worden afgeleid, aanzienlijk hoger is dan de 8000 km waarvan het hof is uitgegaan (namelijk: 12.792 km).

HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404, NJ 2017/147, TvPP 2017p. 81 m.nt. D.C. Theunis, rov. 3.3.2.