Terug naar bibliotheek
OmgevingsregelingBijlage XII. bij de artikelen 5.21, eerste lid, en 5.22, eerste lid, van deze regeling (exameneisen inspectie airconditioningsystemen)

Bijlage XII. bij de artikelen 5.21, eerste lid, en 5.22, eerste lid, van deze regeling (exameneisen inspectie airconditioningsystemen)

Laatste versie

Bijlage XII: bij de artikelen 5.21, eerste lid, en 5.22, eerste lid, van deze regeling (exameneisen inspectie airconditioningsystemen)

Deze bijlage bevat de exameneisen waaraan moet worden voldaan voor het examen, het herexamen en het bijscholingsexamen EPBD-A en EPBD-B airconditioningssystemen.

Diploma
EPBD-AEPBD-B

0: Algemene gegevens

0.1De inspecteur kan het type keuring vaststellen (A/B/C/D).PT + TE1, E2
0.2De inspecteur kan het opgestelde nominaal koelvermogen op systeemniveau vaststellen.PT + TE1, E2
0.3De inspecteur kan het opgestelde nominaal verwarmingsvermogen op systeemniveau vaststellen.PT + TE1, E2
0.4De inspecteur kan het aanwezige type koude- en warmteopwekker vaststellen.PTE1, E2

1: Pre-inspectie

AlgDe inspecteur kan zorgdragen voor de juiste voorbereiding op de inspectie.PTPTE1
1.1De inspecteur kan de beschikbaarheid en de volledigheid van de documentatie vaststellen.PP + PTPTE1
1.2De inspecteur kan vaststellen of er voldoende en met de juiste regelmaat onderhoud aan het koelsysteem en verwarmingssysteem wordt verricht.PP + PTE1
1.3De inspecteur kan vaststellen of er voldoende en met de juiste regelmaat onderhoud aan het ventilatiesysteem wordt verricht.PTE1, E2
1.4De inspecteur kan vaststellen of de (repeterende) klachten goed zijn opgepakt of afgehandeld.PTE1

2: Koude- en warmteopwekking

AlgDe inspecteur kan de componenten van het klimaatsysteem lokaliseren.PP + TE1
2.1De inspecteur kan vaststellen of de omgeving van de koude- en warmteopwekker(s) ordelijk en schoon is.PTE1, E2
2.2De inspecteur kan belemmeringen voor een goede werking van de koude- en warmteopwekker(s) vaststellen.PT + TE1
2.3De inspecteur kan de werkelijke situatie verifiëren met het principeschema.PP + TE1
2.4De inspecteur kan vaststellen of de koude- en warmteopwekker(s) op een juiste wijze staan opgesteld.PTE1, E2
2.5De inspecteur kan de aanwezigheid en conditie van de isolatie van de koudemiddelleidingen vaststellen.PP + TE1
2.6De inspecteur kan vaststellen of er sprake is van een hoog trillingsniveau en kan vaststellen of er sprake is van een hoog geluidsniveau.PPE1, E2
2.7De inspecteur kan vaststellen of het systeem is voorzien van een cascaderegeling.PTE1, E2
2.8De inspecteur kan vaststellen of de cascaderegeling optimaal is ingesteld.PTE1, E2
2.9De inspecteur kan het besparingspotentieel van de koudeopwekker vaststellen.PT + TE1
2.10De inspecteur kan het besparingspotentieel van de warmteopwekker vaststellen.PT + TE1, E2
2.11De inspecteur kan de gemiddelde Delta-T (zomer en winter) vaststellen en beoordelen.PT + TE1
Diploma
EPBD-AEPBD-B

3: Distributiesysteem

3.1De inspecteur kan de aanwezigheid en conditie van de isolatie van de leidingen en appendages voor gekoeld en warm water vaststellen.PPE1
3.2De inspecteur kan tekenen van (mogelijke) lekkage aan het watercirculatiesysteem vaststellen.PTE1, E2
3.3De inspecteur kan vaststellen of de aanwezige pompen in het koud watercircuit energiezuinig zijn.PTE1, E2
3.4De inspecteur kan vaststellen of de nadraaitijd bij uitschakeling van de circulatiepompen juist is.PTE1, E2
3.5De inspecteur kan vaststellen of er frequentie geregelde pompen met variabele debiet zijn geïnstalleerd (daar waar een wisselend debiet wordt verwacht).PTE1, E2
3.6De inspecteur kan vaststellen of er vuilvangers, slibfilters en ontgassing zijn toegepast.PTE1, E2
3.7De inspecteur kan het verschil tussen de aanvoer- en de retourtemperatuur vaststellen.PPE1

4: Afgifte condensorwarmte

4.1De inspecteur kan vaststellen of de condensorunits zijn vervuild.PPE1
4.2De inspecteur kan tekenen van (mogelijke) koudemiddellekkage vaststellen.PTE1, E2
4.3De inspecteur kan vaststellen of de unit zonder belemmeringen lucht kan aanzuigen.PPE1
4.4De inspecteur heeft voldoende inzicht om na te gaan of de unit voldoende onverwarmde lucht kan aanzuigen.PP + PTE1
4.5De inspecteur kan vaststellen of de ventilatoren van de condensor zijn voorzien van toerenregeling.PTE1, E2
4.6De inspecteur kan vaststellen of de condensortemperatuur overeenkomt met de ontwerpspecificaties.PP + PTE1, E2
4.7De inspecteur kan de afkoeling van het koelwater in de koeltoren vaststellen en beoordelen.PT + TE1

5: Afgiftesysteem

5.1De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaars zijn vervuild.PP + PTE1
5.2De inspecteur kan vaststellen of de aangezogen lucht wordt verwarmd door externe bronnen.PTE1, E2
5.3De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters zijn vervuild en kan vaststellen of de luchtfilters zijn beschadigd.PP + PTE1
5.4De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke (koudemiddel)lekkage.PTE1, E2
5.5De inspecteur kan beoordelen of de geplaatste roosters correct zijn.PTE1
5.6De inspecteur kan vaststellen of de luchtverdeling in de ruimte in orde is.PTE1, E2
5.7De inspecteur kan vaststellen of de verdampertemperatuur volgens de ontwerpspecificaties is.PP + PTE1, E2
Vloerkoeling en betonkernactivering
5.10De inspecteur kan vaststellen of de aanvoer- en retourtemperatuurgroepen volgens de ontwerpspecificaties zijn.PPE1, E2
5.11De inspecteur kan beoordelen of de regeling van de geregelde groepen correct is.PTE1, E2
5.12De inspecteur kan beoordelen of een groep door de juiste ruimte-bedieneenheid wordt aangestuurd.PTE1, E2
5.13De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke lekkage.PTE1, E2
5.14De inspecteur kan vaststellen of sprake is van een gelijkmatige koudeverdeling van de verschillende groepen (bij koudeopwekking) en kan vaststellen of er sprake is van een gelijkmatige warmteverdeling van de verschillende groepen (bij warmteopwekking).PTE1
Diploma
EPBD-AEPBD-B
Inductie-unit
5.20De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke lekkage.PP + PTE1, E2
5.21De inspecteur kan vaststellen of de na-regeling van de temperatuur correct functioneert.PTE1, E2
5.22De inspecteur kan beoordelen of de dauwpunt regeling correct functioneert.PT + TE1, E2
5.23De inspecteur kan vaststellen of de condenswaterafvoer correct functioneert.PPE1, E2
5.24De inspecteur kan beoordelen of de aanvoer- en retourtemperatuurgroepen van het gekoeld water volgens de ontwerpspecificaties zijn en kan beoordelen of de aanvoer- en retourtemperatuurgroepen van het verwarmd water volgens de ontwerpspecificaties zijn.PT + TE1, E2
5.25De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaar vervuild of beschadigd is.PPE1
5.26De inspecteur kan beoordelen of de luchtuitstroom optimaal is (volgens de ontwerpspecificaties).PTE1, E2
Klimaatplafond
5.30De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke lekkage.PP + PTE1, E2
5.31De inspecteur kan vaststellen of het klimaatplafond ten minste twee keer per jaar wordt gecontroleerd door middel van infraroodopnamen met een warmtebeeldcamera.TE1, E2
5.32De inspecteur kan op basis van een infraroodopname (gemaakt met een warmtebeeldcamera) beoordelen of het koudepatroon gelijkmatig is en kan beoordelen of het warmtepatroon gelijkmatig is.PTE1, E2
5.33De inspecteur kan vaststellen of de regeling en de regelkleppen correct functioneren.PP + PTE1, E2
5.34De inspecteur kan beoordelen of de dauwpuntregeling van de groep klimaatplafonds ter voorkoming van condens correct functioneert.PT + TE1, E2
5.35De inspecteur kan beoordelen of een groep door de juiste ruimte-bedieneenheid wordt aangestuurd.PTE1, E2
Ventilatorconvector
5.40De inspecteur kan vaststellen of de (flexibele) aansluitingen op het verwarmings- en het koelelement zijn geïsoleerd en in goede staat verkeren.PPE1, E2
5.41De inspecteur kan vaststellen of de ventilatorconvector correct functioneert.PPE1, E2
5.42De inspecteur kan vaststellen of de thermostaat correct functioneert.PPE1, E2
5.43De inspecteur kan vaststellen of de (thermische) regelapparatuur correct functioneert.PP + PTE1, E2
5.44De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaar is vervuild en kan vaststellen of de warmtewisselaar is beschadigd.PPE1
5.45De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters zijn vervuild en kan vaststellen of de luchtfilters zijn beschadigd.PPE1
5.46De inspecteur kan beoordelen of een groep door de juist ruimte-bedieneenheid wordt aangestuurd.PTE1, E2
Kanaal (na)koelelement
5.50De inspecteur kan vaststellen of het kanaal (na)koelelement is geïsoleerd en of deze in goede staat verkeert.PPE1, E2
5.51De inspecteur kan vaststellen of de regelapparatuur correct functioneert.PP + PTE1, E2
5.52De inspecteur kan vaststellen of de afvoervoorziening voor condenswater correct functioneert en kan vaststellen of de condenswaterpomp correct functioneert.PPE1, E2
5.53De inspecteur kan beoordelen of de dauwpuntregeling correct functioneert.PP + PTE1, E2
5.54De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaar is vervuild en kan vaststellen of de warmtewisselaar is beschadigd.PPE1
5.55De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters zijn vervuild en kan vaststellen of de luchtfilters zijn beschadigd.PPE1
Radiatoren of convectoren
5.60De inspecteur kan op basis van aanwezige informatie beoordelen of de radiatoren (voldoende) zijn geschikt voor lage temperatuurverwarming (LTV).PTE1, E2
5.61De inspecteur kan vaststellen of er belemmeringen zijn voor een goede werking van de radiatoren (gordijnen, dozen, kasten, tafels en dergelijke).PP + PTE1, E2
5.62De inspecteur kan vaststellen of de radiatoren en convectoren zijn voorzien van thermostaatknoppen, thermostaatregeling of voetventielen.PP + PTE1, E2
Diploma
EPBD-AEPBD-B

6: Lucht toe- en afvoer (ventilatiesysteem)

6.1De inspecteur kan beoordelen of de juiste type van inblaas- en afzuigroosters zijn geplaatst en of deze op de juiste locatie zijn geplaatst.PTE1
6.2De inspecteur kan vaststellen of de lucht bij de luchtinlaten en -uitlaten vrij in en uit kan stromen.PP + PTE1
6.3De inspecteur kan vaststellen of de luchtinlaten en -uitlaten zijn vervuild.PP + PTE1
6.4De inspecteur kan vaststellen of de luchtinlaten van de luchtbehandelingskast correct functioneren.PP + PTE1
6.5De inspecteur kan vaststellen of de aangezogen buitenlucht wordt opgewarmd door de directe omgeving of andere externe bronnen.PTE1, E2

7: Luchtfiltering (ventilatiesysteem)

7.1De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters ten minste eenmaal per jaar worden vervangen of gereinigd.PTE1
7.2De inspecteur kan vaststellen of de filters schoon zijn en of het drukverschil over de filters voldoende laag is.PP + PTE1
7.3De inspecteur kan vaststellen of de luchtfiltersecties in goede en droge staat zijn.PPE1
7.4De inspecteur kan vaststellen of de afdichting van filters en behuizingen in orde is.PPE1, E2
7.5De inspecteur kan vaststellen of er sprake is van ontbrekende, geblokkeerde of beschadigde luchtfilters.PPE1, E2
7.6De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters op de juiste wijze (oriëntatie) zijn geplaatst.PPE1, E2
7.7De inspecteur kan vaststellen of de juiste gecertificeerde filters met de juiste luchtfilterklasse zijn geplaatst.PTE1, E2
7.8De inspecteur kan vaststellen of de conditie van de drukmeter van het filterdifferentieel in goede staat is.PPE1, E2

8: Warmtewisselaars en warmteterugwinning (ventilatiesysteem)

8.1De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaars of warmteterugwinning zijn vervuild.PPE1
8.2De inspecteur kan beoordelen of vaststellen of de toestand van de warmtewisselaars en warmteterugwinning correct is.PTE1
8.2De inspecteur kan beoordelen of vaststellen of het energierendement in overeenstemming is met de technische specificaties.PTE1, E2
8.4De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van koelmiddellekkage.PTE1, E2

9: Kanaalwerk ventilatie (ventilatiesysteem)

9.1De inspecteur kan vaststellen of er tekenen van vocht, afzetting, verstopping en dergelijke zijn.PTE1, E2
9.2De inspecteur kan vaststellen of de luchtafdichting van het leidingwerk in goede staat verkeert.PTE1, E2
9.3De inspecteur kan vaststellen of de luchtkanalen zijn geïsoleerd waar wenselijk en of de isolatie in goede staat is.PTE1, E2
9.4De inspecteur kan vaststellen of de luchtkanalen (overmatig) zijn vervuild.PTE1, E2
9.5De inspecteur kan vaststellen of alle brandklappen open staan.PTE1, E2

10: Luchtbehandelingskast en ventilator (ventilatiesysteem)

10.1De inspecteur kan vaststellen of de luchtstromen in overeenstemming zijn met de technische specificaties.PTE1, E2
10.2De inspecteur kan vaststellen of de luchtbehandelingskast van een energiezuinig type is.PTE1, E2
Diploma
EPBD-AEPBD-B

11: Regeling en instellingen

11.1De inspecteur kan bepalen of de zone-indeling voldoende aansluit bij de specifieke koude-vraag van de sectoren.PTE1
11.2De inspecteur kan vaststellen of de kloktijd die de koeling aanstuurt correct is.PP + PTE1
11.3De inspecteur kan vaststellen of het klokprogramma dat de koeling aanstuurt overeenkomt met de bedrijfstijden.PP + PTE1
11.4De inspecteur kan beoordelen of de locaties van de temperatuursensoren voor de koeling correct zijn.PTE1
11.5De inspecteur kan vaststellen of de aangegeven temperatuur van de temperatuursensoren voor koeling correct is.PP + PTE1
11.6De inspecteur kan beoordelen of de regeling voor het gekoelde water in orde is en optimaal is ingesteld.PTE1
11.7De inspecteur kan beoordelen of er zones zijn die gelijktijdig worden verwarmd en gekoeld.PTE1
11.8De inspecteur kan vaststellen of er ruimten zijn die gelijktijdig worden verwarmd en gekoeld.PP + PTE1
11.9De inspecteur kan beoordelen of er ruimten zijn met een permanente of bijna permanente koelvraag waar geen vrije koeling wordt toegepast.PTE1, E2
11.10De inspecteur kan vaststellen of het aantal starts en stops (voor koeling) kan worden uitgelezen, het aantal starts en stops (voor koeling) uitlezen en kan deze vastleggen.PTE1, E2
11.11De inspecteur kan beoordelen of de zone-indeling van het ventilatiesysteem aansluit bij de ventilatievraag van de sectoren.PTE1, E2
11.12De inspecteur kan vaststellen of de kloktijd van de klok die de regeling van het ventilatiesysteem aanstuurt correct is.PTE1, E2
11.13De inspecteur kan vaststellen of het klokprogramma van de regeling van het ventilatiesysteem aansluit bij de bedrijfstijden.PTE1, E2
11.14De inspecteur kan vaststellen of er luchtdebietregeling aanwezig is.PTE1, E2
11.15De inspecteur kan beoordelen of de aanwezige debietregeling traploos is en kan beoordelen of de aanwezige debietregeling vraaggestuurd is.PTE1
11.16De inspecteur kan beoordelen of een vraaggestuurd ventilatiesysteem correct functioneert.PTE1, E2
11.17De inspecteur kan beoordelen of de regeling van de voorverwarming in orde is en optimaal is ingesteld.PTE1, E2
11.18De inspecteur kan beoordelen de regeling van het bevochtigingssysteem in orde is en optimaal is ingesteld.PTE1, E2
11.21De inspecteur kan bepalen of de zone-indeling voldoende aansluit bij de specifieke warmtevraag van de sectoren.PTE1, E2
11.22De inspecteur kan vaststellen of de kloktijd die de verwarming aanstuurt correct is.PTE1, E2
11.23De inspecteur kan vaststellen of het klokprogramma dat de verwarming aanstuurt overeen-komt met de bedrijfstijden.PTE1, E2
11.24De inspecteur kan vaststellen of de locaties van de temperatuursensoren voor de verwarming correct zijn.PTE1, E2
11.25De inspecteur kan vaststellen of de aangegeven temperatuur van de temperatuursensoren (voor verwarming) correct is.PTE1, E2
11.26De inspecteur kan vaststellen of er ruimten zijn die niet verwarmd hoeven te worden maar die toch worden verwarmd.PTE1, E2
11.27De inspecteur kan vaststellen of er ruimten zijn die naast het verwarmingssysteem (warmtepompen) ook nog door andere bronnen worden verwarmd en waar geen thermostatische kleppen of thermostaten zijn geplaatst.PTE1, E2
11.28De inspecteur kan vaststellen of het afgiftesysteem van de verwarming waterzijdig goed is ingeregeld.PTE1, E2
11.29De inspecteur kan vaststellen of het aantal starts en stops (voor verwarming) kan worden uitgelezen, het aantal starts en stops (voor verwarming) uitlezen en deze vastleggen.PTE1, E2
Diploma
EPBD-AEPBD-B

12: Bemetering

12.1De inspecteur kan beoordelen of het energiegebruik van het koelsysteem wordt gemeten.PTE1
12.2De inspecteur kan beoordelen of de data van het energiegebruik van het koelsysteem regelmatig worden uitgelezen en beoordeeld.PTE1
12.1De inspecteur kan beoordelen of het energiegebruik van het verwarmingssysteem wordt gemeten.PTE1, E2
12.2De inspecteur kan beoordelen of de data van het energiegebruik van het verwarmingssysteem regelmatig worden uitgelezen en beoordeeld.PTE1, E2

13: Alternatieven

13.1De inspecteur kan vaststellen of alle ramen op zonbelaste gevels zijn voorzien van buitenzonwering.PTE1, E2
13.2De inspecteur kan beoordelen of er restwarmte van ten minste 70 °C beschikbaar is.PTE1, E2
13.3De inspecteur kan beoordelen of de condensorwarmte wordt benut als behoefte is aan gelijktijdige verwarming en koeling.PTE1, E2
13.4De inspecteur kan beoordelen en vaststellen of er sprake is van een laag temperatuur warmteafgifte zonder toepassing van warmtepompen.PTE1, E2

14: Systeemgrootte

14.1De inspecteur kan beoordelen of er voor een gebouw of gebouwdeel al een keer een EPBD aircokeuring is verricht waarin het opgestelde koelvermogen is beoordeeld in relatie tot het benodigde vermogen.PTE1, E2
14.2De inspecteur kan beoordelen of er na de beoordeling van het opgestelde koelvermogen, in relatie tot het benodigde koelvermogen, nog aanpassingen zijn gedaan aan het gebouw of het klimaatsysteem die van invloed zijn op de koelbehoefte van het gebouw of gebouwdeel.PTE1, E2
14.3De inspecteur kan beoordelen of er een actuele koelbehoefteberekening volgens BRL6000 beschikbaar is.PTE1, E2
14.4De inspecteur kan beoordelen of het opgestelde koelvermogen meer dan 20% hoger is dan het benodigde koelvermogen.PTE1, E2
14.1De inspecteur kan beoordelen of er voor een gebouw of gebouwdeel al een keer een EPBD aircokeuring is verricht waarin het opgestelde verwarmingsvermogen is beoordeeld in relatie tot het benodigde vermogen.PTE1, E2
14.2De inspecteur kan beoordelen of er na de beoordeling van het opgestelde verwarmingsvermogen, in relatie tot het benodigde verwarmingsvermogen, nog aanpassingen zijn gedaan aan het gebouw of het klimaatsysteem die van invloed zijn op de verwarmingsbehoefte van het gebouw of gebouwdeel.PTE1, E2
14.3De inspecteur kan beoordelen of er een actuele warmtebehoefteberekening volgens BRL6000 beschikbaar is.PTE1, E2
14.4De inspecteur kan beoordelen of het opgestelde verwarmingsvermogen meer dan 20% hoger is dan het benodigde verwarmingsvermogen.PTE1, E2
PTToets waar praktische kennis, vaardigheden, inzichten en dergelijke op theoretische wijze worden getoetst (bijvoorbeeld via foto's, casebeschrijving en dergelijke).
PPToets waar praktische kennis, vaardigheden, inzichten en dergelijke op praktische wijze worden getoetst.
TToets waar theoretische kennis wordt getoetst.
PT + TEr wordt praktische en theoretische kennis getoetst. De praktische en theoretische kennis wordt op theoretische wijze getoetst.
PP + TEr wordt praktische en theoretische kennis getoetst. De praktische kennis wordt op praktische wijze getoetst, de theoretische kennis op theoretische wijze.
PP + PTEr wordt praktische kennis getoetst. De praktische kennis wordt voor een deel getoetst op praktische wijze en voor een deel op theoretische wijze.
E1Aan deze exameneis moet worden voldaan in het examen en het herexamen.
E2Aan deze exameneis moet worden voldaan in het bijscholingsexamen.