ECLI:NL:RBZWB:2025:6468 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 25 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-313448-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2025
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , raadsvrouw mr. M. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom.
1 Onderzoek op de terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. L. van Hemert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle feiten heeft begaan, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hieronder opgenomen. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 16 mei 2022 te Goes tezamen en in vereniging met een of meer anderen geldbedragen (van in totaal 4750 euro), die aan [benadeelde 1] toebehoorden*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, geld op te nemen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [benadeelde 1] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was.
2op 23 mei 2022 te Breskens, gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zichen/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een bankpas en pincode, door- telefonisch contact op te nemen met die [benadeelde 2] en zich daarbij valselijk voor te doen als een medewerker van de Rabobank, en - vervolgens mede te delen dat er vreemde dingen met de bankrekening waren gebeurd en dat er vreemde betaling(en) en/of overboeking(en) met de bankrekening van slachtoffer waren gedaan en dat de bankpas behorende bij de bankrekening van personen geblokkeerd moest worden en - vervolgens telefonisch de pincode in ontvangst te nemen, en - zich naar de woning van voornoemd slachtoffer te begeven en bij die woning aan te bellen, en - zich voor te doen als een bankmedewerker aan voornoemd slachtoffer, en - vervolgens de bankpas in ontvangst te nemen.
3op 12 december 2022 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een of meer anderengeldbedragen (van in totaal 1750 euro), die aan [benadeelde 3] toebehoorden*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder hun bereikhebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen geld op te nemen met bankpassen en bijbehorende pincodes op naam vanvoornoemde [benadeelde 3] , tot welk gebruik verdachte niet gemachtigd was.
4op 11 mei 2022 te Goes tezamen en in vereniging met een of meer anderen geldbedragen (van in totaal 4000 euro), die aan [benadeelde 4] , toebehoorden*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder hun bereikhebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen geld op te nemen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam vanvoornoemde [benadeelde 4] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was.
5op 22 juli 2022 te Middelburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen geldbedragen (van in totaal 3678,25 euro), die aan [benadeelde 5] , toebehoorden*,* heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder hun bereikhebben gebracht door middel van een valse sleutel, door geld op te nemen en aankopen te doen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [benadeelde 5] , tot welk gebruik verdachte niet gemachtigd was.
6op 23 mei 2022 te Breskens, gemeente Sluis, een geldbedrag van 1.240,00 euro dat aan
[benadeelde 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte datweg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door geld op te nemen met een bankpas en bijbehorende pincode op naam van voornoemde [benadeelde 2] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft gewezen op artikel 63 Sr. Verdachte is op 24 juli 2025 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor soortgelijke feiten tot een gevangenisstraf van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld waaronder het ondergaan van diagnostiek en behandeling. Indien de onderhavige feiten bij die zaak waren gevoegd, zou er geen hogere straf zijn opgelegd. De verdediging heeft daarom primair toepassing van artikel 9a Sr bepleit. Subsidiair is verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
- De ernst van de feiten
Verdachte heeft in enkele maanden vijf keer gepind met een pinpas die niet van hem was en heeft zich bij een slachtoffer aan de deur voorgedaan als bankmedewerker waarbij het slachtoffer haar bankpas aan hem heeft gegeven. Er was hierbij telkens sprake van bankhelpdeskfraude. De slachtoffers – telkens oudere mensen – werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker. Zij werden wijsgemaakt dat hun banktegoed gevaar liep en op slinkse en geraffineerde wijze werden zij gemanipuleerd om hun bankpas en pincode af te geven. Daarna werden zo snel mogelijk grote bedragen van de bankrekeningen gepind, of werden er dure aankopen gedaan in winkels. De verdachte en zijn mededader(s) hebben moedwillig misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij kwetsbare slachtoffers, door hen te overrompelen met een leugen, hen uren aan de telefoon te houden, en hen zo uit hun evenwicht te brengen. Zij hebben daarmee niet alleen geld van de slachtoffers afgenomen, maar ook hun zelfvertrouwen, gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens diepgaand geschaad, zoals blijkt uit de aangiftes. De rechtbank rekent de verdachte zijn berekenende en enkel op geld beluste handelen zwaar aan. Daarnaast is bankhelpdeskfraude een misdrijf dat het vertrouwen ondermijnt dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en het bankwezen mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijk en economisch verkeer. Ook leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin: een makkelijke manier om snel aan veel geld te komen.
- Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 6 september 2025 van verdachte komt naar voren dat hij sinds de thans bewezenverklaarde feiten ook in andere arrondissementen met politie en justitie in contact is geweest voor soortgelijke feiten. Hij is hiervoor diverse keren, meest recent door het gerechtshof Den Haag op 24 juli 2025, veroordeeld. Artikel 63 Sr is dan ook van toepassing. De rechtbank is van oordeel dat de eerdere veroordelingen in sterk strafverminderende zin van belang zijn bij de straftoemeting in deze zaak. Toepassing van artikel 9a Sr, zoals voorgesteld door de verdediging, doet echter naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak onvoldoende recht aan het strafdoel vergelding en – in mindere mate – generale preventie. De rechtbank komt dan ook tot een strafoplegging in deze zaak.
Reclassering Nederland heeft op 13 augustus 2025 een adviesrapport over verdachte opgemaakt. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat verdachte vanuit eerdere veroordelingen nog twee verplichte reclasseringstoezichten heeft openstaan waarvan een met de bijzondere voorwaarden meewerken aan diagnostiek en een ambulante behandeling. De rechtbank heeft acht geslagen op dit advies.
- Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden.
7 De vorderingen van de benadeelde partijen
7.1. [benadeelde 1] De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 750,- voor geleden immateriële schade als gevolg van feit 1.
De verdediging betwist de vordering en verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een ernstig feit dat invoelbaar gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Voor wat betreft de gevorderde vergoeding is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in die zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is alleen anders als de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht. De rechtbank kan niet vaststellen dat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Mede gelet op het feit dat het hier gaat om de diefstal met valse sleutel, is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan niet meebrengen dat sprake is van een aantasting van de persoon op andere wijze zoals hiervoor bedoeld. Nader onderzoek naar de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2. [benadeelde 3] De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van in totaal € 3.309,45,- als gevolg van feit 3, waarvan € 2.559,45 voor geleden materiële schade en € 750,- voor geleden immateriële schade.
De verdediging betwist dat het bedrag van € 800,- aan materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De pintransacties in Sassenheim bij Jack’s Casino van in totaal € 800,- zijn niet door verdachte verricht. Dat de benadeelde partij € 500,- heeft meegegeven aan de ‘bankmedewerker’ is niet met stukken onderbouwd, zodat wordt verzocht dit deel van de vordering af te wijzen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over het bedrag dat is gevorderd voor vervanging van de bankpassen. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging verwezen naar haar standpunt hierover bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] .
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
- Materiële schade
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding betreffende de gepinde geldbedragen met de bankpas van de Rabobank acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.250,-. Niet is bewezen dat verdachte degene is geweest die de overige € 800,- met de bankpas van de Rabobank heeft gepind. Het schadebedrag van € 1.250,- staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de kosten voor het vervangen van de afgegeven bankpassen. Omdat de benadeelde partij door de bankhelpdeskfraude niet meer over de bankpassen kon beschikken moesten nieuwe bankpassen worden aangevraagd. De rechtbank zal de vordering voor deze kosten, € 9,45, daarom ook toewijzen.
Aangaande de gevorderde schade wegens het afgeven van € 500,- is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte – te weten het pinnen met een bankpas waartoe hij niet gemachtigd was - ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
- Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade wijst de rechtbank op haar overweging hierover onder paragraaf 7.1.
- Conclusie
De rechtbank zal de vordering gelet op het bovenstaande toewijzen tot een bedrag van € 1.259,45. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 12 december 2022. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
7.3. [benadeelde 4] De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 285,78 aan materiële schade (kosten aanschaf nieuwe telefoon) als gevolg van feit 4.
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte naar voren komt dat de benadeelde partij naast haar bankpas ook haar mobiele telefoon heeft afgegeven aan de ‘bankmedewerker’ die naar haar woning kwam. Aangezien het bewezenverklaarde feit ziet op het (medeplegen) van pinnen door verdachte met een bankpas waartoe hij niet gemachtigd was, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd; feit 2: Medeplegen van oplichting; feit 3: Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd; feit 4: Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd; feit 5: Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd; feit 6: Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
Benadeelde partijen [benadeelde 1] (feit 1)
-
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[benadeelde 3] (feit 3)
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 1.259,45 (duizendtweehonderdnegenenvijftig euro en vijfenveertig cent), aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3] , € 1.259,45 (duizendtweehonderdnegenenvijftig euro en vijfenveertig cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 22 (tweeëntwintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 4] (feit 4)
-
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
-
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, en mrs. R.H. M. Pooyé en L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 25 september 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
1hij, op of omstreeks 16 mei 2022 te Goes, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meerdere geldbedragen (van in totaal 4750 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes op naam van voornoemde [benadeelde 1] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2hij, op of omstreeks 23 mei 2022 te Breskens, gemeente Sluis, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zichen/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel vanverdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere bankpassen en/of pincodes en/of rekeninggegevens, door- telefonisch contact op te nemen met die [benadeelde 2] en zich daarbij valselijk voor te doen als een medewerker van de Rabobank, en/of- vervolgens mede te delen dat er vreemde dingen met de bankrekening waren gebeurd en/of dat er (een) frauduleuze en/of vreemde betaling(en) en/of overboeking(en) met de bankrekening(en) van slachtoffers was/waren gedaan en/of dat de computer van voornoemde persoon geschoond moest worden en/of gecontroleerd moest worden en/of dat de bankpas(sen) behorende bij de bankrekening(en) van personen geblokkeerd en/of vernietigd moest(en) worden en/of dat voornoemde overboeking(en) ongedaan gemaakt moesten worden en/of- vervolgens telefonisch de pincode(s) in ontvangst te nemen, en/of- zich naar de woning van voornoemd slachtoffer te begeven en/of bij die woning aan te bellen, en/of- zich voor te doen als een bankmedewerker aan voornoemd slachtoffer, en/of- vervolgens de bankpas(sen) in ontvangst te nemen;(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3hij, op of omstreeks 12 december 2022 te Vlissingen, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meerdere geldbedragen (van in totaal 1750 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes op naam van voornoemde [benadeelde 3] , tot welk gebruik verdachte niet gemachtigd was;(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
4hij, op of omstreeks 11 mei 2022 te Goes, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meerdere geldbedragen (van in totaal 4000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes op naam van voornoemde [benadeelde 4] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
5hij, op of omstreeks 22 juli 2022 te Middelburgtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meerdere geldbedragen (van in totaal 3678,25 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen en/of aankopen te doen met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes op naam van voornoemde [benadeelde 5] , tot welk gebruik verdachte niet gemachtigd was;(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
6hij, op of omstreeks 23 mei 2022 te Breskens, gemeente Sluiseen of meerdere geldbedragen (van in totaal 3461,58 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan B.N. [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal, geld op te nemen en/of aankopen te doen met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes op naam van voornoemde [benadeelde 2] , tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was;(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht