Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummers: 02-322509-23 02-310515-22 (tul) 02-332110-21 (tul)

vonnis van de meervoudige kamer van 2 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] wonende te [woonplaats] raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Castelein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode 17 mei 2023 tot en met 20 oktober 2023 [slachtoffer] , werkzaam als wethouder in Tilburg, heeft gestalkt (feit 1) en haar eer en/of goede naam heeft aangerand (feit 2).

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan belaging en smaad(schrift) van [slachtoffer] .

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging bepleit dat verdachte weliswaar de ten laste gelegde feitelijke gedragingen erkent, maar dat geen sprake is van belaging of smaad. Verdachte dient vrijgesproken te worden van feit 1, omdat verdachte op geen enkel moment rechtstreeks berichten naar aangeefster heeft gestuurd, waardoor enkel sprake is van een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De berichten die als bewijs worden aangedragen, betreffen uitsluitend berichten die zijn geplaatst op openbare bronnen op het internet (sociale media) en berichten die per brief of e-mail zijn gestuurd aan derden. Voorts doet verdachte een beroep op het recht op vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Bij de beoordeling van dit recht dient meegewogen te worden dat aangeefster als publiek figuur in beginsel meer te dulden heeft als het gaat om kritiek op haar politieke optreden. Ook dient verdachte vrijgesproken te worden van feit 2. Er is geen sprake van een tenlastelegging van een ‘bepaald feit’, zoals bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), omdat niet een voldoende concrete gedraging wordt aangewezen.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Verdachte erkent dat zij in de periode 17 mei 2023 tot en met 20 oktober 2023 met grote regelmaat berichten die indirect gericht waren aan [slachtoffer] heeft geplaatst op door haar bijgehouden weblogs/websites en op Twitter. Ook erkent verdachte dat zij open brieven en e-mails heeft gestuurd naar diverse personen, organisaties en instellingen die onderdeel uitmaakten van de leef- of werkomgeving van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank bevatten deze berichten, brieven en e-mails teksten die als bedreigend, vreesaanjagend, belastend en zeer beledigend moeten worden gezien.

Feit 1 – belaging Van belaging is sprake wanneer iemand herhaaldelijk een ander opzettelijk lastigvalt, waardoor een zodanige inbreuk wordt gemaakt op zijn of haar persoonlijke levenssfeer dat dit strafrechtelijk verwijtbaar is. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige inbreuk sprake is, zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de uiteindelijke invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Voor het antwoord op deze vraag is niet van belang of brieven en/of e-mails naar het slachtoffer zelf zijn gestuurd. Ook het sturen van brieven en/of e-mails aan derden kan belaging opleveren, zeker wanneer die derden personen betreffen uit de (directe) leef- of werkomgeving van het slachtoffer.

Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer? Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat er geen bewezenverklaring van belaging kan volgen omdat verdachte [slachtoffer] nooit zelf heeft ontmoet en de uitingen die zij heeft gedaan niet rechtstreeks en direct aan [slachtoffer] waren geadresseerd, waardoor de uitingen te beperkt inbreuk hebben gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, overweegt de rechtbank als volgt.

Verdachte heeft zich in haar berichten, open brieven en e-mails nadrukkelijk en veelvuldig tot [slachtoffer] gericht en haar naam telkens expliciet genoemd. Ook heeft verdachte meerdere keren in haar uitingen de naam van de echtgenoot van [slachtoffer] en haar zakelijke werkrelaties en netwerk aangehaald. Dat deze uitingen [slachtoffer] ook daadwerkelijk hebben bereikt, blijkt uit haar aangifte waarbij zij deze uitingen ook heeft overgelegd. [slachtoffer] heeft aldus op enig moment in de tenlastegelegde periode kennisgenomen van de in het dossier aanwezige berichten, open brieven en e-mails. Dat verdachte wist dat haar uitingen bij [slachtoffer] terecht zouden (kunnen) komen, leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte twee keer eerder is veroordeeld voor belaging van [slachtoffer] .

Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat door het handelen van verdachte de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] zodanig is aangetast dat sprake is van belaging. In aanvulling op haar voorgaande overweging kent de rechtbank bij dit oordeel gewicht toe aan de duur, de hoge frequentie en de aard en inhoud van de geplaatste en verstuurde berichten en brieven.

Feit 2 – smaadschrift De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van ‘tenlastelegging van een bepaald feit’, zoals bedoeld in artikel 261 Sr, omdat in de tenlastelegging geen voldoende concrete gedraging wordt aangewezen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat sprake is van tenlastelegging van een "bepaald feit" als bedoeld in art. 261 Sr, indien het feit op een zodanige wijze door de verdachte is tenlaste-gelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst (ECLI:NL:HR: 2009:BI1171). Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het "feit" niet het gedrag van de betrokkene betreft maar een eigenschap die hem wordt toegedicht. Ook is daar geen sprake van wanneer het gaat om het gedrag van de betrokkene en dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en dus niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging.

De rechtbank constateert dat verdachte in haar uitingen [slachtoffer] beschuldigt van onder meer ambtelijke corruptie, cyberstalking en discriminatie. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende duidelijke en concrete feiten zijn, zodat het delictsbestanddeel ‘tenlaste-legging van een bepaald feit’ wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Feiten 1 en 2 belaging en smaadschrift Vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM)? De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een beroep kan doen op het recht op vrijheid van meningsuiting, zoals opgenomen in artikel 10 EVRM. Zij wilde enkel bestaande misstanden openbaar maken en aangeefster heeft als publiek figuur in beginsel meer te dulden. De rechtbank overweegt hierover volgt.

Op grond van artikel 10 EVRM heeft eenieder recht op vrijheid van meningsuiting. Hoewel dit een belangrijk recht is, kan dit recht op grond van artikel 10, tweede lid, van het EVRM in bepaalde gevallen worden beperkt, bijvoorbeeld wanneer sprake is of zou kunnen zijn van strafbare feiten. Artikel 285b en 261, tweede lid, Sr. waarin belaging en smaad strafbaar zijn gesteld, zijn hier voorbeelden van. Wanneer een uitlating die onder normale omstandigheden een strafbaar feit oplevert, een voldoende bijdrage kan leveren aan het maatschappelijk debat of een uiting is van artistieke expressie, én de uitlating niet onnodig grievend is, kan het strafbare karakter van de uitlating komen te vervallen. In een dergelijk geval is het handelen van de verdachte niet strafbaar. Daarbij geldt dat een publiek persoon in beginsel meer te dulden heeft, zodat bij uitlatingen jegens en over een publiek persoon een beperking van de vrijheid van meningsuiting minder snel zal worden aangenomen. De rechtbank stelt voorop dat een groot deel van de uitingen van verdachte niet zijn gericht op de publieke figuur van wethouder - de functie die [slachtoffer] bekleedde -, maar dat verdachte zich in haar uitingen rechtstreeks richt tot [slachtoffer] als privépersoon en tot haar netwerk, waaronder haar echtgenoot. Zo heeft verdachte in een open brief van 13 juni 2023 gericht aan de Inspectie Justitie en Veiligheid geschreven: “Sinds 2014 groeien in Tilburg cybercrime en cyberstalking, gepaard gaande met pestgedrag, roddel en achterklap, discriminatie en criminalisering, gepleegd door [slachtoffer] van cyberfraudeur [naam 1] en hun netwerk.”. De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van verdachte feitelijk neerkomen op het uiten van persoonlijke frustraties over [slachtoffer] als privépersoon en over haar netwerk, waarbij verdachte enkel uit is op het zo veel mogelijk beschadigen van de persoon [slachtoffer] . De gedane uitlatingen leveren dan ook niet of nauwelijks een bijdrage aan het maatschappelijk debat.

De rechtbank is voorts van oordeel dat ook al zouden de uitlatingen wel een bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat, verdachte de volgens haar bestaande misstanden op een zodanig onnodig bezwarende en grievende wijze openbaar heeft gemaakt dat zij daarmee de persoonlijke rechten van [slachtoffer] heeft geschonden. Ook daarrom kan een beroep op artikel 10 EVRM niet slagen.

Feiten 1 en 2 belaging en smaadschrift Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer] en smaadschrift.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1in de periode17 mei 2023 tot en met 20 oktober 2023 te Tilburg wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] (werkzaam als wethouder in Tilburg), door-met grote regelmaat op door verdachte bijgehouden weblogs/websites, te weten[website 1] en[website 2] en[website 3]berichten te plaatsen met daarin telkens bedreigende en/of vreesaanjagende en/of beledigende teksten die indirect gericht waren aan die [slachtoffer] voornoemd en/of- (open) brieven en e-mails te sturen naar diverse personen en/of organisaties en/of instellingen, onder meer betrekking hebbend op de zakelijke (werk)relaties van die [slachtoffer] voornoemd en/of- met grote regelmaat via sociale media (via Twitter) berichten te plaatsen met daarin telkens bedreigende en/of vreesaanjagende en/of belastende en/of beledigende teksten die indirect gericht waren aan die [slachtoffer] voornoemd,met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

2.op tijdstippen in de periode 17 mei 2023 tot en met 20 oktober 2023 te Tilburg,opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer] (werkzaam als wethouder in Tilburg) heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid of openlijk tentoongesteld, door open brieven te sturen naar diverse personen en/of instanties en/of op sociale media (via Twitter) berichten te plaatsen met daarin telkens teksten en/of woorden als:

‘Te kwader trouw, met negatieve, intenties = samenvatting netwerk-corrupte cyberstalking, gepleegd door wethouder [slachtoffer] &amp: ex-baas [naam 2] . @ [gebruikersnaam 1] @ [gebruikersnaam 2] discriminatie’( [link 1] ) en/of

‘Getraumatiseerd door discriminatie &amp: schadenfreude gepleegd door [slachtoffer] , [naam 2] &amp:co @ [gebruikersnaam 1] @ [gebruikersnaam 3] ’( [link 5] ) en/of

‘@ [gebruikersnaam 4] ambtelijke corruptie &amp: discriminatie zijn strafbaar. Waarom worden voortgaande discriminatie, ambtelijke corruptie&amp:DOODZWIJGEN integere 💌 door hatende [slachtoffer] , [naam 2] &amp: de hatende [naam 3] niet strafrechtelijk vervolgd? WET uitvoeren. @ [gebruikersnaam 5] ’( [link 1] ) en/of

‘@ [gebruikersnaam 5] @ [gebruikersnaam 6] nieuwe roddeldag? Is niet zonder gevolgen. 2019 leefde ik 5 mnd offline. Destijds werd ik al 6 jaar gecyberstalkt door [slachtoffer] &amp: cyberfraudeur [naam 1] . Ook ik heb recht op art1 &amp: 7 grondwet. Sinds 2014 nooit meer bestuurder GESPROKEN! !🆘🔫🆘’( [link 6] ) en/of

‘@ [naam 3] dus #repeat. Inmiddels genoeg bewijzen van ambtelijke corruptie, discriminatie &amp: rechtstreekse bedreigingen via📧 . [slachtoffer] wethouderschap met cyberfraudeur [naam 2] @ [gebruikersnaam 29] waandenkbeelden,âœ ï¸ u? Klassieke psychopaat💯’( [link 1] ) en/of

‘@ [gebruikersnaam 7] @ [gebruikersnaam 8] @ [gebruikersnaam 9] @ [gebruikersnaam 10] @ [gebruikersnaam 11] @ [gebruikersnaam 12] @ [gebruikersnaam 13] @ [gebruikersnaam 14] @ [gebruikersnaam 15] @ [gebruikersnaam 16] @ [gebruikersnaam 17] @ [gebruikersnaam 18] @ [gebruikersnaam 19] @ [gebruikersnaam 20] @ [naam 3] @ [gebruikersnaam 21] @ [gebruikersnaam 22] @ [gebruikersnaam 23] @ [gebruikersnaam 24] @ [gebruikersnaam 25] @ [gebruikersnaam 26] @ [gebruikersnaam 27] @ [gebruikersnaam 28] @ [gebruikersnaam 8] u weet niet welke stoornissen ik achterlaat. Ik wel. Stoornissen groeien @ communicatie tussen burgers &amp: corrupte @ [slachtoffer] wethouders. CORRUPT: [slachtoffer] hielp ex-baas [naam 2] @ 2020 toen zij mij al 6 jr discrimineerden. Zij lazen in mijn blog dat ik👮had📞🆘’( [link 2] ) en/of

‘ [locatie] ? [verdachte] weet nog steeds niet of discriminerende [naam 5] familie is van [naam 6] , sinds augustus 2022, ontving eveneens FRAUDULEUZE info! [slachtoffer] pleegde meineed,19-5-2022. Cybercrime tegen mij NIET gebruikt 🆘’( [link 3] ) en/of

‘ [naam 7] &amp: [slachtoffer] , die ik hier op deze TwitterPAAL noem, vormen topje ambtelijke CRIMINELE ijsberg, dat gewoon wegkomt met LIEGEN &amp: BEDRIEGEN. Dus, zolang ik leef =&gt: voortgang aangetekende brieven naar allerlei instituten, zoals&gt: Confederation of European Probation.’( [link 4] ) en/of

‘ [slachtoffer] veroorzaakt digitaal virus van vrouwelijke haters: [naam 6] &amp:[naam 5] , [naam 8] , laffe politierechter, [naam 9] , [naam 10] ,[naam 11] , [naam 12] , ene [naam 13] degenen die ik niet opmerk. Effectcultuur💞💞💞 uitdelen: vrouwenhaat😳🆘.( [link 4] ) en/of

‘Sinds 2014 mislukken transparante pogingen om het functioneren van onze democratische rechtsstaat in Tilburg bespreekbaar te maken. Sterker, sinds de lockdowns groeien cybercrime en cyberstalking, gepaard gaande met pestgedrag, roddel en achterklap, discriminatie en criminalisering, gepleegd door [slachtoffer] en haar netwerk. Politie-aangiften tegen cybercrime worden niet in behandeling genomen door het OM, parket ZeelandWest-Brabant, ondanks het feit dat ondergetekende op 19-10-2020 een eerste poging deed en op 28-2-2022 een politiebrief ontving om het dossier in te leveren. Maandag aanstaande (12 juni) heb ik een nieuwe politie-afspraak.’(uit open brief gericht aan raadsleden Tilburg juni 2023 p. 33 bijlage) en/of

‘Discriminatie en ambtelijke corruptie worden gepleegd door de alumni [naam 3] en [naam 14] . Echter, wethouder [slachtoffer] , de echtgenote van cyberfraudeur [naam 1] , spant de kroon. Haar toespraak op 19 mei 2022 in [locatie] is het 2e bewijs, uit een lange reeks.’(Uit open brief gericht aan Stichtingsbestuur, Raad van Toezicht [locatie] p. 40 bijlage) en/of

‘Raad van Toezicht en Bestuur van de Reclassering Nederland, ten gevolge van discriminatie, door middel van cyberstalkende, pestende overheidsambtenaren, 2014-heden, moest ik afgelopen 17 mei verschijnen voor een meervoudige strafkamer. Drie rechters bepaalden een eindvonnis: 60 uur taakstraf, verplichte behandeling bij [gebruikersnaam 9] en een proeftijd van 2 jaar. De aanstichtster van het criminaliseringsproces, wethouder [slachtoffer] , vierde het eindvonnis tegen mij op diezelfde dag met pistolen en een Moorddiner in mijn woonwijk.’(Uit open brief gericht aan Reclassering Nederland 6/6/23 p. 45 bijlage) en/of

‘Sinds 2014 groeien in Tilburg cybercrime en cyberstalking, gepaard gaande met pestgedrag, roddel en achterklap, discriminatie en criminalisering, gepleegd door [slachtoffer] echtgenote van cyberfraudeur [naam 1] en hun netwerk.’(Uit open brief gericht aan Inspectie Justitie en Veiligheid 13/6/23 p. 48 bijlage) en/of

‘In december 2020 werd mijn politie-aangifte tegen mijn ex-baas, die ik deed op advies van [hulpverlening] , omgedraaid, door cyberstalking, gepleegd door wethouder [slachtoffer] . Haar ambtelijke corruptie en discriminatie worden niet aangepakt door het OM, parket Zeeland-West Brabant.’(Uit open brief gericht aan College Procureurs Generaal 13/6/23 p. 50 bijlage) en/of

‘In 2014 verscheen een eerste bericht dat [naam 1] , de echtgenoot van de ambtelijk corrupte wethouder [slachtoffer] , cyberfraudeert. Er wordt geen actie op ondernomen. Ook cyberstalkingiv wordt niet strafrechtelijk vervolgd door het Openbaar Ministerie Zeeland-WestBrabant.’(Uit open brief gericht aan Nationaal Cyber Security Centrum 15/8/23 p. 102bijlage) en/of

‘Er wordt nog steeds geen wijkbewoners mediation ingezet met ex-baas [naam 2] , die mij sinds 2016 intimideert en discrimineert, met behulp van [naam 15] en [slachtoffer] . Ook het misbruik van IP-adressen, identiteitsgegeven zoals afgeschermde mobiele nummers, anonieme bedreigingen gepleegd door [naam 16] , [naam 17] en [naam 18] worden niet strafrechtelijk onderzocht en vervolgd door de Politie Tilburg en het Openbaar Ministerie Zeeland-WestBrabant. Sterker. In 2014 verscheen een eerste bericht dat [naam 1] , de echtgenoot van de ambtelijk corrupte wethouder [slachtoffer] , cyberfraudeert. Er wordt geen actie op ondernomen.’(Uit open brief gericht aan Promotiecommissieleden [naam 19] , [naam 20] , prof. dr. mr. [naam 21] , prof. mr. [naam 22] [e-mailadres] , [adres 1] 21/8/23 p. 132 bijlage) en/of

‘De drie e-mails en foto’s in mijn laptop en mobiel die mijn onschuld tot op de dag van het schrijven van deze brief, bewijzen, worden nog steeds niet gevonden. Er wordt nog steeds geen wijkbewoners mediation ingezet met ex-baas [naam 2] , die mij sinds 2016 intimideert en discrimineert, met behulp van [naam 15] en [slachtoffer] . Ook het misbruik van IP-adressen, identiteitsgegeven zoals afgeschermde mobiele nummers, anonieme bedreigingen gepleegd door [naam 16] , [naam 17] en [naam 18] worden niet strafrechtelijk onderzocht en vervolgd door de Politie Tilburg en het Openbaar Ministerie Zeeland-West-Brabant. Sterker. In 2014 verscheen een eerste bericht dat [naam 1] , de echtgenoot van de ambtelijk corrupte wethouder [slachtoffer] , cyberfraudeert. Er wordt geen actie op ondernomen.’Uit open brief gericht aan University of Twente, Leden Raad van Bestuur en Raad van Toezicht, [adres 2] 22/8/23 p. 137 bijlage) en/of

‘Het Volkskrantessay van [naam 2] op 13-5-2022 en het moorddiner van wethouder [slachtoffer] op 17 mei 2023 in mijn woonwijk, een paar uur na de vonnissen tegen mij, waren slechts twee van de vele druppels in het stuitende discriminatieproces dat in 2014 op gang kwam. Professor [naam 23] beschrijf het degenererende groepspesten in dit gesprek. Maar uw hoofdredactie is intelligent genoeg om het discriminerende Tilburgse bestuurlijke pestproces tegen ondergetekende te duiden, 2014 - 2023.’(Uit open brief gericht aan Volkskrant 4/10/23 p. 236 bijlage) en/of

‘Ook overheidsbudgetten, zoals het Coronasteunpakket raken zoek, hier in Tilburg, terwijl wethouder [slachtoffer] zich laat trakteren op een Bach-concert, van ONS verdwenen overheidsbudget. Daarbij, sinds maart 2022 wordt 59,10% van de Tilburgers niet vertegenwoordigd in het Tilburgse College van Burgemeester en Wethouders.’(Uit open brief gericht aan gemeente Tilburg 17/10/23 p. 252).

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Strafbaarheid van de feiten Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Strafbaarheid verdachte De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages opgesteld door psycholoog drs. [pyscholoog] van 26 april 2023 en 28 juni 2024, en door psychiater dr. [psychiater] van 20 april 2024 en de aanvulling daarop van 25 juli 2025. De deskundigen hebben op zitting de inhoud van hun rapportages nader toegelicht en hun conclusies gehandhaafd. Aanwezigheid stoornis De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis. De psychiater concludeert eveneens dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis, maar komt niet tot de conclusie van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Wel acht hij PTSS aanwezig bij verdachte. De rechtbank neemt de conclusie dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis over. Nu de conclusies van de deskundigen over een tweede stoornis uiteenlopen en de rechtbank op dit gebied niet deskundig is, zal de rechtbank de vraag of bij verdachte een tweede stoornis aanwezig is in het midden laten.

Toerekenbaarheid verdachte In het Nederlandse strafrecht is het uitgangspunt dat elke dader in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door hem of haar gepleegde strafbare feit. In artikel 39 Sr. is echter bepaald dat niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap niet kan worden toegerekend.

De psycholoog acht verdachte slechts verminderd toerekeningsvatbaar, omdat zij van mening is dat verdachte ondanks de aanwezige stoornissen niet volledig in haar wilsvrijheid werd belemmerd. Verdachte was nog in staat om keuzes te maken ten aanzien van de tenlastegelegde gedragingen. De psychiater adviseert daarentegen om de feiten niet aan verdachte toe te rekenen, omdat naar zijn oordeel de gedragskeuzes van verdachte volledig werden beïnvloed door haar waanstoornis.

De rechtbank stelt voorop dat de vraag naar de toerekenbaarheid een juridische vraag is die voorbehouden is aan de strafrechter, aangezien het aan de strafrechter is om vast te stellen of, en zo ja in welke mate, is voldaan aan de voorwaarden van een strafuitsluitingsgrond. Bij de beantwoording van die vraag kan de strafrechter gebruik maken van de adviezen van gedragsdeskundigen, maar daarin heeft de strafrechter wel een eigen verantwoordelijkheid waarbij de strafrechter niet gebonden is aan de door deskundigen uitgebrachte adviezen.

Over de toerekenbaarheid van verdachte in deze zaak overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat volgens de Hoge Raad alleen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid wanneer een verdachte als gevolg van de stoornis ‘geen enkel inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen ervan’ had. Dit is een streng criterium waaraan niet snel wordt voldaan, nu wordt vereist dat het inzicht bij de verdachte geheelontbrak. In de jurisprudentie wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aangenomen dat aan dit criterium is voldaan. In onderhavige zaak is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het dossier aanknopingspunten bevat dat verdachte ondanks haar waanstoornis wetenschap had van de wederrechtelijkheid van de feiten en in staat was om haar handelen daarop af te stemmen. Uit het dossier volgt namelijk dat verdachte meermalen terecht is gewezen door de rechter, waarna zij inzicht toonde in haar handelen en de keuzemogelijkheden. Zo verklaart verdachte in haar verhoor van 3 november 2022 dat de rechter haar in mei 2022 een contactverbod met [slachtoffer] heeft opgelegd, maar dat de rechter niets heeft gezegd over het plaatsen van berichten. Ook verklaart verdachte op 6 december 2023 bij de rechter-commissaris dat zij drie maanden is gestopt met stalken, maar dat zij na de zitting van 17 mei 2023 weer is begonnen omdat de rechters niet hadden gezegd dat zij geen online boodschappen kon verspreiden.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de waanstoornis het gedrag van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde heeft beïnvloed, maar dat haar keuzevrijheid en sturingsmogelijkheden niet zodanig werden belemmerd dat ieder inzicht in de wederrechtelijkheid van haar handelen ontbrak. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte dan ook niet als volledig toerekeningsvatbaar worden aangemerkt. De rechtbank zal de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel terbeschikkingstel-ling (hierna: tbs-maatregel) met verpleging van overheidswege. Dit gelet op het hoge recidiverisico en de noodzakelijk geachte behandeling voor de waanstoornis van verdachte. Het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden of een voorwaardelijk strafdeel is niet haalbaar, omdat verdachte op voorhand heeft aangegeven dat zij aan belangrijke voorwaarden niet wil meewerken. De officier van justitie is van mening dat ook een zorgmachtiging niet aan de orde is, omdat verdachte langdurig en klinisch behandeld moet worden om het recidiverisico te verlagen en een zorgmachtiging daarin niet voorziet. Een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege is de enige overblijvende optie, waarbij het verminderen van het recidiverisico ter beveiliging van de maatschappij voorop staat. Daarnaast wordt gevorderd om een gevangenisstraf op te leggen van 99 dagen met aftrek van het voorarrest en een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM). Tot slot vordert de officier van justitie om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen op het moment van de uitspraak, nu uit recente monitorrapportages blijkt dat verdachte tot en met heden doorgaat met het op sociale media plaatsen en verspreiden van berichten met daarin de naam van [slachtoffer] . Zij overtreed daarmee de schorsingsvoorwaarde.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank primair om ambtshalve een zorgmachtiging af te geven, subsidiair om het onderzoek te heropenen om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging. Dit vormt een snelle en effectieve modaliteit om de noodzakelijk geachte behandeling van verdachte uit te voeren en daarmee tevens het recidiverisico terug te dringen. De verdediging bepleit dat het opleggen van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege, dan wel met voorwaarden, niet proportioneel is, omdat verdachte geen gewelddadig of agressief gedrag vertoont en het doel is om het hinderlijke gedrag van verdachte te beëindigen en de samenleving daartegen te beschermen. Daarbij komt dat tbs met dwangverpleging een ultimum remedium is en op dit moment verdachte nog behandeld wordt. Er kan niet worden geconcludeerd dat alle mogelijkheden al zijn uitgeput.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Aard en ernst van de feiten Verdachte heeft zich in 2023 maandenlang schuldig gemaakt aan stalking en smaadschrift van [slachtoffer] , destijds werkzaam als wethouder in Tilburg. Verdachte heeft langdurig en veelvuldig berichten geplaatst op sociale media en open brieven en e-mails gestuurd naar personen en instanties in zowel het privé- als het zakelijke netwerk van [slachtoffer] . In deze berichten wordt [slachtoffer] door verdachte onder meer neergezet als corrupt en als iemand die zich schuldig maakt aan discriminatie. Daarnaast wordt de echtgenoot van [slachtoffer] in de berichten aangemerkt als cyberfraudeur. Verdachte heeft met haar handelen op zeer indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en haar en haar gezin veel angst aangejaagd. Uit de spreekrechtverklaring van [slachtoffer] blijkt dat de berichten van verdachte ook telkens bij [slachtoffer] en haar gezin terechtkwamen, wat tot verwarring en veel onrust heeft geleid bij hen. Volstrekt helder is dat het strafbare handelen van verdachte op [slachtoffer] en haar directe omgeving een enorme impact heeft gehad en nog steeds heeft.

De persoon van verdachte De rechtbank heeft eerder onder punt 5 vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis, waardoor verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de bepaling van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf.

De rechtbank heeft acht geslagen op de onder punt 5 genoemde rapportages van de [pyscholoog] en de [psychiater] . Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapportages van 3 februari 2025 en 11 augustus 2025. Op zitting heeft de reclassering in aanvulling op de rapportages geadviseerd om, bij een veroordeling tot tbs met voorwaarden of verpleging van overheidswege, aan verdachte een GVM op te leggen, zodat na de gemaximeerde tbs-maatregel gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden.

De deskundigen en de reclassering concluderen dat het risico op recidive hoog is, vanwege het psychosociaal functioneren van verdachte en vanwege haar beperkte ziekte-inzicht. Gelet op dit hoge recidiverisico is adequate behandeling van de stoornis van verdachte vereist. Zowel de psycholoog als de psychiater stellen dat waanstoornissen moeilijk te behandelen zijn, een lange behandelduur vergen en dat bij behandeling van de waanstoornis doorgaans het gebruik van medicatie aangewezen is. Zelfs met gebruik van medicatie kan het resultaat van een behandeling beperkt zijn, aldus de psychiater en de psycholoog.

Straf en/of maatregel De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is wat een passende afdoening is in deze zaak. Voor de beantwoording van deze vraag zijn door de deskundigen en de reclassering de verschillende keuzemogelijkheden zorgvuldig afgewogen, te weten het afgeven van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) via artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: WFZ), het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden of met verpleging van overheidswege, dan wel het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden.

Op de zitting heeft verdachte aangegeven dat zij niet zal meewerken aan het innemen van medicatie en ook niet aan een klinische opname. Omdat verdachte niet met deze voorwaarden wil instemmen, en deze onderdelen voor een succesvolle behandeling wél essentieel zijn, is de rechtbank met de psycholoog en de reclassering van oordeel dat een behandeling binnen een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden of binnen een tbs met voorwaarden niet haalbaar is.

De rechtbank stelt vast dat er dan twee mogelijkheden resteren voor de afdoening van deze zaak, namelijk het ambtshalve afgeven van een zorgmachtiging of het opleggen van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Zij overweegt in dat kader als volgt.

De psychiater adviseert om verdachte krachtens artikel 2.3 WFZ te laten opnemen en behandelen in een (forensisch-) psychiatrische instelling, op basis van een zorgmachtiging. De rechtbank is van oordeel dat het afgeven van een zorgmachtiging niet doelmatig is in deze zaak. Een zorgmachtiging heeft namelijk niet als doel om recidive te voorkomen of verminderen. Ook is een zorgmachtiging niet bedoeld om een verdachte langdurig vanuit een klinisch kader te behandelen. Dit terwijl, zoals hiervoor overwogen, een waanstoornis complex en moeilijk te behandelen is en dus een langdurige (klinische) behandeling wel geïndiceerd is. Ter zitting heeft de psychiater hierover aangegeven dat hij inschat dat de klinische behandeling in ieder geval 6 tot 12 maanden zal gaan duren. Gelet op het voorgaande is een zorgmachtiging in deze zaak geen passende optie, zodat de rechtbank deze niet ambtshalve zal afgeven.

Met betrekking tot het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging overweegt de rechtbank dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan de oplegging van tbs. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. De bewezenverklaarde belaging behoort tot de misdrijven omschreven in artikel 37a, eerste lid 1, aanhef en onder 2, Sr. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel, omdat sprake is van een hoog recidiverisico. Dit risico wordt ingegeven door de waanstoornis van verdachte en is door de deskundigen in hun rapportages en ter zitting uiteengezet. Daarnaast is verdachte eerder (voorwaardelijk) veroordeeld voor soortgelijke feiten tegen [slachtoffer] en liep verdachte als gevolg hiervan in twee proeftijden. Ten slotte is verdachte na haar aanhouding en gedurende het schorsingstoezicht doorgegaan met het veelvuldig plaatsen van berichten op Twitter en het sturen van brieven. In deze berichten en brieven gaat het naar het slachtoffer [slachtoffer] ook om andere personen waar verdachte het op gemunt heeft.

Nu een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en de tbs-maatregel met voorwaarden niet haalbaar worden geacht en het afgeven van een zorgmachtiging niet doelmatig is, is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege de enige mogelijkheid die overblijft om de stoornis van verdachte te behandelen en daarmee het hoge recidiverisico te verminderen en [slachtoffer] en de maatschappij tegen verdachte te beschermen. Hoewel verdachte niet fysiek agressief of gewelddadig is geweest, maakt verdachte zich al sinds 2019 met zeer grote regelmaat schuldig aan belaging en smaadschrift van [slachtoffer] en haar netwerk, waaronder haar echtgenoot. Het handelen van verdachte heeft een grote impact gehad op de psychische gesteldheid van [slachtoffer] , zoals ook blijkt uit het ter zitting uitgeoefende spreekrecht.

Ondanks twee eerdere veroordelingen, een aanhouding en 99 dagen voorarrest, bijzondere voorwaarden die waren verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis en diverse vermaningen door zowel de politie en de officier van justitie, als de rechter-commissaris en de rechtbank, is verdachte blijven volharden in het plaatsen en versturen van zorgwekkende en uiterst kwetsende berichten. Dit laatste zelfs tot in ieder geval daags voor de inhoudelijke behandeling van deze zaak. Hoewel de rechtbank graag tot een andere oplossing was gekomen, is zij, alles afwegend, van oordeel dat het recidiverisico niet met een minder ingrijpende maatregel kan worden ondervangen en acht zij de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging dan ook proportioneel.

De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat niet gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar niet te boven gaan.

De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte naast de tbs met verpleging van overheidswege ook een straf moet worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte wordt toegerekend. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 99 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Maatregel gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking Naast de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege zal de rechtbank ook een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr aan verdachte opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De problematiek van verdachte is hardnekkig, waardoor de kans aanwezig is dat na afloop van de gemaximeerde tbs-maatregel aanvullende behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is. Met deze maatregel wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte na afloop van de gemaximeerde tbs-maatregel onder toezicht te stellen om dreigende recidive snel te kunnen signaleren en daarop tijdig te kunnen acteren.

Voorlopige hechtenis Uit de door het Openbaar Ministerie overgelegde monitorrapportages blijkt dat verdachte tot en met heden via verschillende platforms berichten met daarin de naam van [slachtoffer] plaatst en verspreidt. Zij handelt daarmee in strijd met de geldende schorsingsvoorwaarden. Dit betekent dat de rechtbank de op zitting gedane vordering van de officier van justitie toewijst en de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen per heden.

7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging

02-310515-22 De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 60 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2023 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.

De verdediging heeft gelet op de bepleite ontslag van alle rechtsvervolging verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. Zij acht de tenuitvoerlegging niet opportuun vanwege de op te leggen tbs-maatregel. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

02-332110-21 De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van het voorarrest die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 13 mei 2022 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.

De verdediging heeft gelet op de bepleite ontslag van alle rechtsvervolging verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. Zij acht de tenuitvoerlegging niet opportuun vanwege de op te leggen tbs-maatregel. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 38z, 57, 261 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: belaging; feit 2: smaadschrift, meermalen gepleegd;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 99 dagen;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Maatregel

  • gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;

Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

  • legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr;

Vordering tenuitvoerlegging 02-310515-22: wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af; 02-332110-21: wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;

Voorlopige hechtenis

  • heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op met ingang van heden.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2025.

Mr. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.