Artikel 261 (Smaad en smaadschrift)
1. Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste.
Uitleg in duidelijke taal
1. Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Dit betekent letterlijk: De persoon die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door middel van de telastlegging van een bepaald feit, en dit doet met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven (het bekend te maken bij anderen), wordt, indien schuldig aan smaad, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
2. Indien dit geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen, verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Dit betekent letterlijk: Indien de in lid 1 omschreven handeling (het opzettelijk aanranden van iemands eer of goede naam) geschiedt door middel van geschriften of afbeeldingen die zijn verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore wordt gebracht, dan wordt de dader, als schuldig aan smaadschrift, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.
3. Noch smaad, noch smaadschrift bestaat voor zover de dader heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging, of te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde waar was en dat het algemeen belang de telastlegging eiste.
Dit betekent letterlijk: Er is geen sprake van smaad of smaadschrift (en dus geen strafbaarheid) voor zover de dader heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging. Dit geldt ook indien de dader te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het te last gelegde (de beschuldiging) waar was én dat het algemeen belang de telastlegging eiste.