Uitspraak inhoud

Team straf 3

Parketnummer: 10/031433-25 Datum uitspraak: 24 september 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] , raadsman mr. A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 1 Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2. Bewijswaardering feit 2

4.2.1. Standpunt verdediging Er is onvoldoende bewijs om vast te stellen dat de verdachte het aangetroffen vuurwerk voorhanden heeft gehad. Dit kan niet worden aangenomen op basis van het enkele feit dat het vuurwerk in de woning lag waar de verdachte verbleef.

4.2.2. Beoordeling In september 2024 vond de vader van de verdachte, tijdens het opruimen van de woning waar de verdachte in die tijd verbleef, vier stuks vuurwerk in een boekenkast. Het vuurwerk werd door een verbalisant onderzocht. Het betrof professioneel vuurwerk waarvoor geldt dat het strafbaar is om dat voorhanden te hebben op grond van het Vuurwerkbesluit. De verdachte heeft zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroepen. Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van verboden vuurwerk is benodigd dat het vuurwerk aanwezig was, dat de verdachte daarover een zekere vorm van macht kon uitoefenen, en dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid. De rechtbank is van oordeel dat aan deze vereisten is voldaan. De verdachte verbleef al langere tijd alleen in de woning waarin het vuurwerk is aangetroffen, omdat zijn vader in het buitenland woonde. Het is vaste jurisprudentie dat de bewoner van een woning in beginsel geacht mag worden weet te hebben van al hetgeen zich in de woning bevindt. Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken waaruit volgt dat dat in deze zaak anders ligt.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.

4.2.3. Conclusie Het onder 2 tenlastegelegde is bewezen.

4.3. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.

In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.

De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:

1 Hij in of omstreeks de periode 06 december 2024 tot en met 09 januari 2025 te [plaats] en/ of Rotterdam en/ of Breda en/of Den Haag en/ of Sliedrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (zijnde verbalisant van politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 2] (zijnde verpleegkundige bij FIVOOR) en/of [slachtoffer 3] (zijnde een buurtbewoner van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door middels WhatsApp één of meer berichten te verzenden/sturen met daarin de volgende dreigende teksten: "En al winnen ze ga ik naar Israel en kom ik terug om ze te doden pa Doden Heel de Familie op [huisnummer A] gaan eraan en die [naam 1] en [naam 2] ook als niet uitkijkt Al is het laatste dat ik doe Dat kan ik ook als zwerver doen hoor God staat bij mij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2 hij in of omstreeks de periode van 1 september 2024 tot en met 30 september 2024 te [plaats] , althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten

  • 4 stuks, althans een of meer stuks, (Flash)Banger, genaamd [code] , voorhanden heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Over de verdachte zijn meerdere rapportages opgemaakt. In hun (nadere) rapport van respectievelijk 21 augustus en 28 augustus 2025 concludeert zowel de psychiater als de psycholoog dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten schizofrenie. Daarnaast is er een stoornis in cannabisgebruik (nu in remissie). De schizofrenie was ook ten tijde van de bedreiging aanwezig en de symptomen daarvan hebben een bepalende rol gehad in het handelen van de verdachte. Hij had last van paranoïde wanen, een ernstig gestoord realiteitsbesef en oordeel- en kritiekstoornissen. Ten tijde van de bedreiging verkeerde de verdachte in een psychose. Hij heeft de bedreiging geuit vanwege deze psychose, waarin hij dacht dat antisemitische personen hun zin hadden gekregen en zich tegen hem keerden. Ook het aanwezig hebben van vuurwerk in de woning komt voort uit zijn psychotische overtuigingen. De deskundigen adviseren daarom de feiten niet aan de verdachte toe te rekenen.

De rechtbank neemt deze conclusie over. De verdachte is niet strafbaar, aangezien hij een feit heeft begaan dat hem wegens de psychische stoornis niet kan worden toegerekend. De rechtbank zal hem ter zake van beide bewezen verklaarde feiten ontslaan van alle rechtsvervolging.

7 Motivering maatregel

7.1. Algemene overweging Omdat de bewezen feiten niet aan de verdachte niet toegerekend kunnen worden, wordt hem geen straf opgelegd. Wel is met het oog op het recidiverisico, waarmee de veiligheid van personen in het geding is, de oplegging van een maatregel aangewezen.

7.2. Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting Over de verdachte zijn meerdere rapporten opgemaakt door de psychiater en psycholoog. De deskundigen hebben hun bevindingen ter zitting nader uiteengezet. In een eerder stadium werd geadviseerd om de verdachte een terbeschikkingsmaatregel met dwangverpleging op te leggen, gezien het risico op gewelddadig gedrag. In de rapporten van 21 augustus en 28 augustus 2025 is dit advies bijgesteld naar oplegging van een terbeschikkingsmaatregel met voorwaarden omdat het toestandsbeeld van de verdachte is verbeterd. De verdachte toont meer inzicht in zijn psychotische belevingen en erkent dat hij wanen had waardoor hij dacht dat iedereen tegen hem was en dat hij zichzelf tegen hen moest beschermen. De psychotische klachten zijn afgenomen door het (vrijwillige) gebruik van medicatie. De verdachte staat positiever tegenover de geboden hulpverlening en is bereid zich aan voorwaarden te houden. Het risico op gewelddadig gedrag blijft bij onbehandelde terugkeer in de maatschappij hoog en een zorgmachtiging biedt onvoldoende bescherming. Bij een goed gestructureerd en intensief begeleid forensisch traject, met duidelijke voorwaarden, toezicht en zorgvuldige monitoring, achten de deskundigen de risico’s beheersbaar. In deze (veranderde) situatie is een terbeschikkingstelling met voorwaarden volgens hen een passend en proportioneel kader.

Reclassering Nederland heeft op 9 september 2025 een advies geschreven. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Ook de reclassering adviseert positief over een terbeschikkingstelling met voorwaarden.

7.3. Conclusies van de rechtbank De rechtbank onderschrijft de conclusie van de onderzoekers dat de op te leggen maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden moet zijn. Het onder 1 bewezen verklaarde feit, is een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr., waarvoor terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden opgelegd,

Ter zitting is uitgebreid gesproken over de situatie na het wijzen van het vonnis, waarbij consensus – ook bij de verdediging en de deskundigen – bestond dat het bijzonder onwenselijk, contraproductief en risicovol zou zijn als de verdachte zonder vangnet en behandeling op vrije voeten zou komen. De kans is levensgroot dat de aan de verdachte geboden kans om met de TBS met voorwaarden een behandeling aan te gaan, hiermee bij voorbaat gedoemd is te mislukken, waarna alleen een TBS met dwangverpleging nog zou resteren. In dat kader heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen per het moment dat hij kan worden opgenomen, te weten binnen 14 dagen na de uitspraakdatum. Nu echter aan de verdachte niet onvoorwaardelijk een vrijheidsstraf van langere duur dan de reeds door hem in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd of een maatregel die vrijheidsbeneming medebrengt of kan medebrengen wordt opgelegd, biedt de wet hiervoor geen ruimte. Gelet op artikel 72, derde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) dient de voorlopige hechtenis immers te worden opgeheven en zou de verdachte in beginsel op vrije voeten moeten komen. Op dat moment bestaat echter geen enkel vangnet voor de verdachte en zal hij zonder onderdak en noodzakelijke behandeling buiten komen te staan. Deze situatie acht de rechtbank – met alle aanwezigen ter terechtzitting – bijzonder onwenselijk en risicovol. Het voorgaande zou naar het oordeel van de rechtbank niet stroken met het doel en de strekking van artikel 72 Sv. Uitgaande van deze teleologische interpretatie zal de rechtbank de voorlopige hechtenis niet opheffen. Om hierbij te voorkomen dat de situatie ontstaat dat de verdachte door het bestaan van deze voorlopige hechtenis niet klinisch zou kunnen worden opgenomen, zal de rechtbank bepalen dat de voorlopige hechtenis van de verdachte zal worden geschorst per het moment dat hij in een zorginstelling wordt opgenomen, waarbij bovendien als uiterlijke datum 14 dagen na de uitspraakdatum wordt bepaald (8 oktober 2025). Aan de schorsing zijn dezelfde voorwaarden verbonden als aan de terbeschikkingstellingsmaatregel.

De rechtbank is zich er van bewust dat hiermee een situatie ontstaat waarin de verdachte zich in (de geschorste) voorlopige hechtenis zal blijven bevinden. De rechtbank ziet hier een rol weggelegd voor de verdediging of de officier van justitie om na de start van de behandeling te verzoeken de voorlopige hechtenis (alsnog) op te heffen.

Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) geboden. Uit de rapporten blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling van gewelddadig gedrag. Om de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.

Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld. Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.

8 Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij hebben zich ter zake van feit 1 in het geding gevoegd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een vergoeding van € 115,84 aan materiële schade vanwege de aanschaf van een beveiligingscamera en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade. De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een vergoeding van € 100,- aan materiële schade vanwege de kosten van de psycholoog en een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.

8.1. Standpunt officier van justitie Beide vorderingen zijn toewijsbaar, met inachtneming van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.

8.2. Standpunt verdediging De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

8.3. Beoordeling

8.3.1. Materiële schade Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal dat gedeelte van de vordering ten aanzien van beide benadeelde partijen worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente. Nu de vordering van de benadeelde partijen (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.3.2. Immateriële schade Ten aanzien van het immateriële deel van beide vorderingen ligt dit anders. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Om te concluderen dat er sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zal dat met concrete gegevens moeten worden onderbouwd. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank oordeelt dat ten aanzien van de benadeelde partijen niet zonder meer kan worden aangenomen dat (enkel) door de ten laste gelegde bedreiging sprake is van een aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW.

Het geestelijk letsel van benadeelde partij [slachtoffer 3] is onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat zij hulp heeft gezocht voor haar mentale klachten en (tijdelijk) niet kon werken. Uit de stukken blijkt echter ook dat dit het resultaat is van bedreigingen en overlast gedurende een langere periode, waaromtrent nader onderzoek noodzakelijk zou zijn. De behandeling van dit deel van de vordering levert hiermee een onevenredige belasting van het strafgeding op. . De benadeelde partij [slachtoffer 3] zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer 2] ontbreekt een concrete onderbouwing. De benadeelde [slachtoffer 2] zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van € 115,84 en de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding van €100, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;

gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;

stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:

o De ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is. o De ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden. o De ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid. o De ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken. o De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners. o De ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering. o De ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht.

geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;

legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;

schorst de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van opname in een zorginstelling dan wel (uiterlijk) per 8 oktober 2025. Aan de schorsing zijn dezelfde voorwaarden verbonden als aan de terbeschikkingstellingsmaatregel;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 115,84 (zegge: honderdvijftien euro en vierentachtig cent), bestaande materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 september 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 100 (zegge: honderd euro), bestaande materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 juli 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen € 115,84(hoofdsom, zegge: honderdvijftien euro en vierentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 115,84 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen € 100(hoofdsom, zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 100 niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.J. Schoonen, voorzitter, en mrs. D.F. Smulders en D.M. Douwes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1 hij in of omstreeks de periode 06 december 2024 tot en met 09 januari 2025 te [plaats] en/ of Rotterdam en/ of Breda en/of Den Haag en/ of Sliedrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (zijnde verbalisant van politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 2] (zijnde verpleegkundige bij FIVOOR) en/of [slachtoffer 3] (zijnde een buurtbewoner van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door middels WhatsApp één of meer berichten te verzenden/sturen met daarin de volgende dreigende teksten: "En al winnen ze ga ik naar Israel en kom ik terug om ze te doden pa Doden Heel de Familie op [huisnummer A] gaan eraan en die [naam 1] en [naam 2] ook als niet uitkijkt Al is het laatste dat ik doe Dat kan ik ook als zwerver doen hoor God staat bij mij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2 hij in of omstreeks de periode van 1 september 2024 tot en met 30 september 2024 te [plaats] , althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten

  • 4 stuks, althans een of meer stuks, (Flash)Banger, genaamd [code] ,

voorhanden heeft gehad.