ECLI:NL:RBROT:2025:10850 - Kantonrechter: Gemaakte afspraak na ontslag is bindend voor werkgever - 25 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een werkgever gebonden is aan een schikkingsovereenkomst die door gemachtigden is gesloten na een ontslag op staande voet. Het aanvoeren van verweren over het functioneren van de werknemer of een vermeende schending van de geheimhoudingsplicht doet niet af aan de verplichting tot nakoming.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11262960 CV EXPL 24-20049
datum uitspraak: 25 juli 2025 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres], woonplaats: [woonplaats 1] , eiseres, gemachtigde: mr. C.H. Bijvank,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [naam horecagelegenheid], woonplaats: [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] , gedaagde, aanvankelijk bijgestaan door mr. J.C. Hennipman, maar thans zelf procedeert, zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1 De procedure
1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
1.2. De kantonrechter heeft partijen laten weten dat hij de zaak wil bespreken op 21 februari 2025 om 11.15 uur. Per e-mail van 21 februari 2025 heeft [gedaagde] laten weten dat zij door familie omstandigheden niet kon komen. De kantonrechter heeft vervolgens een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling bepaald op 25 september 2025 om 09.30 uur. De gemachtigde van [eiseres] heeft per e-mail van 13 maart 2025 verzocht om de mondelinge behandeling eerder te laten plaatsvinden. Aan dat verzoek heeft de kantonrechter gehoor gegeven. Per brief van 18 maart 2025 zijn partijen ervan op de hoogte gesteld dat de mondelinge behandeling is verplaatst naar 15 juli 2025 om 09.30 uur.
1.3. Op 15 juli 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiseres] , vergezeld van haar ex-partner, met mr. Bijvank. [gedaagde] is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
2 De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1. [eiseres] is op 15 juni 2023 bij [gedaagde] in dienst getreden als barmedewerker voor 24 uur per week. [eiseres] heeft de arbeidsovereenkomst per brief van 18 juli 2023 met ingang van 19 augustus 2023 opgezegd. [gedaagde] heeft met die opzegging ingestemd. Na een conflict met een collega op 26 juli 2023, heeft [eiseres] zich op 27 juli 2023 ziekgemeld. Tussen [gedaagde] en [eiseres] is daarna discussie ontstaan. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van werkweigering en omdat [eiseres] , na te zijn gewaarschuwd, niet op het werk is verschenen heeft [gedaagde] haar op staande voet ontslagen. [eiseres] was het niet eens met het ontslag en heeft juridische hulp gezocht. Tussen de (toenmalige) gemachtigden van partijen is overleg gevoerd. De toenmalige gemachtigde van [gedaagde] heeft op 29 augustus 2023 het volgende voorstel gedaan:
“Cliënte zal het loon over de maand juli 2023, het loon over de periode vanaf 1 augustus tot en met 19 augustus 2023 voldoen en zij zal een eindafrekening opstellen waarbij de opgebouwde vakantiebijslag en de vakantiedagen zullen worden voldaan”
De gemachtigde van [eiseres] heeft dit voorstel op 30 augustus 2023 geaccepteerd en het bankrekeningnummer waarop betaald kan worden vermeld. Ondanks diverse sommaties heeft [eiseres] geen betaling ontvangen.
2.2. [eiseres] eist in deze procedure nakoming van de afspraak en wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het salaris, de niet-genoten vakantiedagen, de vakantiebijslag, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Voorts eist zij dat [gedaagde] salarisspecificaties verstrekt en betaling van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. [gedaagde] is het hier niet mee eens.
2.3. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het achterstallig salaris over de maand juli 2023 en over de periode 1 augustus tot en met 19 augustus 2023 moet betalen en ook de opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen, de vakantiebijslag, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Ook wordt [gedaagde] veroordeeld om de salarisspecificaties te verstrekken. Hierna zal worden uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de afspraak die zij met [eiseres] gemaakt heeft nakomen
2.4. [gedaagde] moet de afspraak die zij met [eiseres] gemaakt heeft nakomen, omdat zij geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat de afspraak niet klopt.
2.5. Tussen partijen is niet in geschil dat zij zich na het ontslag op staande voet tot een gemachtigde hebben gewend voor juridisch advies. De gemachtigden hebben vervolgens overeenstemming bereikt over de wijze waarop het geschil tussen partijen zou worden opgelost. Partijen zijn aan die afspraak gebonden. In het verweer van [gedaagde] heeft de kantonrechter geen feiten en/of omstandigheden gelezen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij niet aan de afspraak gebonden zou zijn.
2.6. Het verweer dat [eiseres] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Uit artikel 10 van de arbeidsovereenkomst blijkt dat de geheimhoudingsplicht ziet op vertrouwelijke gegevens van het bedrijf van [gedaagde] zoals afnemers, opdrachtgevers, leveranciers, recepturen en de inrichting van het bedrijf. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] een van de in de arbeidsovereenkomst genoemde gegevens van vertrouwelijke aard heeft geschonden. [eiseres] is daarom geen boete aan [gedaagde] verschuldigd.
2.7. De verweren van [gedaagde] dat [eiseres] zich niet correct heeft ziekgemeld, tot drie maal toe heeft geweigerd om op zondag te werken, een kas tekort heeft veroorzaakt, een bon open heeft laten staan en de kas in het bijzijn van klanten heeft geteld, gaan over het functioneren van [eiseres] . De kritiek op het functioneren van [eiseres] kan niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] geen nakoming van de afspraak zou kunnen vorderen, daargelaten of die kritiek terecht is of niet.
2.8. Ook de stelling van [gedaagde] dat zij eenmaal contant heeft betaald aan [eiseres] , staat nakoming van de afspraak niet in de weg. Uit de bijlage die [gedaagde] in het geding heeft gebracht kan worden afgeleid dat de contante betaling betrekking had op het loon van de maand juni 2023.
2.9. Tot slot heeft [gedaagde] haar stelling, dat zij door de situatie met [eiseres] eerder van vakantie moest terugkeren en dat dat € 700,- heeft gekost, onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt, noch toegelicht waarom [eiseres] aansprakelijk zou kunnen zijn voor de gestelde extra kosten van [gedaagde] .
[gedaagde] moet het loon over de maand juli 2023 betalen
2.10. [gedaagde] heeft als bijlage bij haar verweer de loonstrook over de maand juli 2023 in het geding gebracht. Volgens de loonstrook bedraagt het loon over de maand juli € 1.221,73 bruto. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] verklaard dat de loonstrook voor de maand juli 2023 correct is, maar dat zij daarvan nog geen betaling heeft ontvangen. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om aan salaris voor de maand juli 2023 een bedrag van € 1.221,73 bruto te betalen.
[gedaagde] moet het loon over de periode 1 augustus tot en met 19 augustus 2023 betalen
2.11. [eiseres] heeft gesteld dat zij over de periode 1 augustus 2023 tot en met 19 augustus 2023 aanspraak heeft op betaling van € 710,94 bruto. Uit de berekening van [eiseres] blijkt dat zij rekening heeft gehouden met het feit dat zij gedurende het eerste ziektejaar recht heeft op betaling van 95% van het gebruikelijke loon. [gedaagde] heeft de hoogte van het bedrag niet weersproken. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om aan salaris over de periode 1 augustus tot en met 19 augustus 2023 een bedrag van € 710,94 bruto te betalen.
[gedaagde] moet de opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen betalen
2.12. [eiseres] heeft gesteld dat zij aanspraak heeft op 4,16 aan opgebouwde maar niet-genoten verlofdagen en dat dit gelijk staat aan een bedrag van € 390,71 bruto. [gedaagde] heeft het aantal verlofdagen niet betwist, noch de wijze waarop [eiseres] de waarde van deze dagen heeft berekend weersproken. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om € 390,71 bruto aan opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen te betalen.
[gedaagde] moet vakantiebijslag betalen
2.13. [eiseres] heeft gesteld dat zij aanspraak heeft op 8% vakantiebijslag. Uit de berekening kan worden afgeleid dat zij dit heeft berekend over het salaris van 15 tot en met 30 juni 2023, de maand juli en 1 tot en met 19 augustus 2023 en over de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. [gedaagde] heeft dit niet betwist, zodat zij wordt veroordeeld tot betaling van € 234,65 bruto aan vakantiebijslag.
[gedaagde] moet wettelijke verhoging betalen
2.14. Indien een werkgever het loon niet tijdig betaalt, heeft de werknemer aanspraak op een verhoging (artikel 7:625 BW) die kan oplopen tot maximaal 50%. Omdat [eiseres] ook aanspraak maakt op wettelijke rente, ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 30%. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld tot betaling van € 767,41 bruto aan wettelijke verhoging. De wettelijke verhoging wordt bruto toegewezen omdat die in fiscaal opzicht wordt gezien als loon.
[gedaagde] moet de incassokosten betalen
2.15. Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 460,77 inclusief btw toegewezen. Aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). Wel zijn de buitengerechtelijke incassokosten alleen berekend over het bedrag waarvoor de gemachtigde van [gedaagde] is aangemaand, zijnde het salaris over de maand juli 2023, het salaris over de periode 1 augustus tot en met 19 augustus 2023, de opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen en de vakantietoeslag.
[gedaagde] moet rente betalen
2.16. [eiseres] heeft tijdens de zitting haar vordering tot betaling van rente (zie punt 7 op pagina 6 van de dagvaarding) gewijzigd in die zin, dat zij rente vordert over alle daarvoor genoemde bedragen.
2.17. Over het niet tijdig betalen van een geldsom is de schuldenaar vanaf het moment van opeisbaarheid wettelijke rente verschuldigd. [gedaagde] heeft het loon over juli en augustus, de vakantiebijslag en de opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen niet tijdig betaald en zal daarover vanaf 31 augustus 2023 rente moeten betalen. Over de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke kosten is de rente verschuldigd vanaf de dag van dagvaarding, omdat er niet eerder aanspraak is gemaakt op deze bedragen.
[gedaagde] moet salarisspecificaties verstrekken
2.18. [gedaagde] is verplicht om van de loon betalingen, de betaling van de vakantiebijslag en de opgebouwde maar niet-genoten vakantie dagen een specificatie te verstrekken. Ook heeft [eiseres] recht op een jaaropgave over 2023. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om deze te verstrekken, behoudens voor de maand juli 2023 omdat deze al bij het antwoord is overgelegd. De kantonrechter zal aan deze veroordeling een dwangsom verbinden van € 100,- per dag met en maximum van € 3.000,- voor het geval dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan deze veroordeling voldoet.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.19. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 87,- aan griffierecht, € 542,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 899,97. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.20. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het netto equivalent van € 1.932,67 bruto aan loon over de maand juli 2023 en loon over de periode 1 augustus tot en met 19 augustus 2023, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het netto equivalent van € 390,71 bruto aan opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het netto equivalent van € 234,65 bruto aan vakantiebijslag met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het netto equivalent van € 767,41 bruto aan wettelijke verhoging met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.5. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 460,77 aan buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.6. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te verstrekken:
onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag dat [gedaagde] de specificaties niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis heeft verstrekt, met een maximum van € 3.000,-;
3.7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 899,97 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.8. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.9. wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken. 754