Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5603 - Jeugdrechtbank Overijssel veroordeelt minderjarige voor meervoudige bedreiging met de dood - 15 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:560315 september 2025

Essentie

De rechtbank Overijssel veroordeelt een minderjarige verdachte voor het tweemaal uiten van bedreigingen. De feiten betreffen zowel bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht als bedreiging met een seksueel misdrijf. De rechtbank acht beide feiten bewezen en legt een jeugddetentie op.

Uitspraak inhoud

Team Familie en Jeugd

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08.199919-25 (P) en 15-216659-25 (gevoegd) Datum vonnis: 15 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats], ingeschreven en verblijvende in de [verblijfplaats].

1 De toelichting op dit vonnis

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte]) opgeroepen om op 15 september 2025 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welke strafbare feiten [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.

Op 15 september 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldigingen vinden.

De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldigingen vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat de feiten die de officier van justitie [verdachte] verwijt, kunnen worden bewezen.

[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Hij heeft personen met de dood en met een seksueel misdrijf bedreigd. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: 71 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest.

2 De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op 16 september 2025 gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 08.199919-25 als feit 1 en het feit van de zaak met parketnummer 15-216659-25 als feit 2.

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte]:

feit 1 *:*op 30 juni 2025 in Kampen een persoon heeft bedreigd met de woorden: “Ik maak je dood” en “Ik ga je seksen”; feit 2 *:*op 10 juni 2025 in Bovenkarspel een persoon heeft bedreigd met de woorden: “Ik ga jou dood maken” en “Ik wil je vermoorden”. Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

feit 1 hij op of omstreeks 30 juni 2025 te Kampen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met

- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van een of meer

personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van een of meer diensten ontstond, en/of

- een of meer misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van

- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die

[slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "ik maak je dood" en/of "ik ga je seksen", terwijl hij, verdachte, zijn hand langs zijn keel haalde en/of bewoog in elk geval woorden en/of gedragingen van gelijke bedreigende aard en/of strekking;

feit 2 hij op of omstreeks 10 juni 2025 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec [slachtoffer 2] heeft bedreigd met

- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling,

door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga jou dood maken" en/of " Ik wil je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3 De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

3.2 Het standpunt van de verdediging

[verdachte] vindt dat hij niets verkeerds heeft gedaan, omdat hij vindt dat hij mag zeggen wat hij wil. Om die reden heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:

feit 1 hij op 30 juni 2025 te Kampen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 van het Wetboek van Strafrecht en enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik maak je dood” en “Ik ga je seksen”, terwijl hij, verdachte, zijn hand langs zijn keel haalde;

feit 2 hij op omstreeks 10 juni 2025 te Bovenkarspel [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga jou dood maken” en “Ik wil je vermoorden”.

De rechtbank vindt niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de en uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1 de misdrijven: bedreiging met misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 van het Wetboek van Strafrechten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 2 het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6 De motivering van de straf

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat [verdachte] wordt veroordeeld tot 71 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] met ingang van vandaag in vrijheid moet worden gesteld.

6.3 De gronden voor de straf

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen. Hij heeft andere personen bedreigd met de dood en met een seksueel misdrijf. Dit veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank neemt dit [verdachte] kwalijk.

Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar zijn strafblad van 26 augustus 2025, waaruit volgt dat hij al eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met wat de deskundigen van de Raad en Stichting [stichting] op de zitting over de persoonlijke omstandigheden van verdachte hebben verklaard en wat [verdachte] hier zelf over heeft gezegd.

Er zijn grote zorgen rondom [verdachte], maar deze zorgen kan de rechtbank met een strafrechtelijk vonnis niet wegnemen. Gedurende het voorarrest hebben instanties er alles aan gedaan om een passende verblijfsplaats te vinden, maar dit is niet gelukt. Het COA zal nu zo spoedig mogelijk een goede verblijfsplaats voor [verdachte] moeten vinden. Ter zitting is medegedeeld dat het COA hier ongeveer een dag voor nodig. De rechtbank houdt hier bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening mee.

De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen 71 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest. Dit betekent dat [verdachte] de jeugdgevangenis op 18 september 2025 zal verlaten.

7 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77gg en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

8 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 de misdrijven: bedreiging met misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 van het Wetboek van Strafrechten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

feit 2 het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot 71 (eenenzeventig) dagen jeugddetentie;

  • beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht;

opheffing (geschorste) bevel voorlopige hechtenis

  • heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter en kinderrechter, mr. U. van Houten, rechter, en mr. G.M.J. Vijftigschild, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.

De oudste rechter is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.