Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08-379752-24 (P) Datum vonnis: 4 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat in Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 21 augustus 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 27 november 2024 in Deventer: feit 1: een televisie en een afstandsbediening uit de woning van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft gestolen, waarbij hij door middel van braak de woning is binnengekomen; feit 2: heeft geprobeerd [slachtoffer] met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (primair) dan wel [slachtoffer] met voorbedachte raad heeft mishandeld (subsidiair); *feit 3:*heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven (primair) dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair); *feit 4:*een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1hij op of omstreeks 27 november 2024 te Deventer een televisie met afstandsbediening, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking; 2 hij op of omstreeks 27 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met zijn vuisten en/of een vuurwapen, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 27 november 2024 te Deventer, met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door meerdere malen met zijn vuisten en/of een vuurwapen, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan;

3 hij op of omstreeks 27 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen van korte afstand heeft geschoten terwijl daarbij het vuurwapen gericht was op het lichaam van die [slachtoffer] , althans geprobeerd werd om die [slachtoffer] te raken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 27 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen van korte afstand heeft geschoten terwijl daarbij het vuurwapen gericht was op het lichaam van die [slachtoffer] , althans geprobeerd werd om die [slachtoffer] te raken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

4 hij op of omstreeks 27 november 2024 te Deventer, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (met bijbehorend patroonmagazijn), van het merk Rigarmi, model Brescia, kaliber 6.35 Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3 De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte – door meermalen met een vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer] te slaan – zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ook kan worden bewezen dat verdachte daarbij met voorbedachte raad heeft gehandeld. Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte – door op korte afstand van [slachtoffer] meerdere keren in de richting van [slachtoffer] te schieten – zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou overlijden.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook kan volgens hem niet worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het handelen met voorbedachte raad. De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] , nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld waar verdachte en [slachtoffer] ten tijde van het schieten hebben gestaan. De raadsman heeft zich wat betreft het onder 3 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het onder 1 en 4 ten laste gelegde kan volgens de raadsman wettig en overtuigend worden bewezen.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan. Gelet op de door de verdediging gevoerde verweren, overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 2 primair en 3 primair het volgende.

3.3.1 Ten aanzien van feit 2 primair (poging tot zware mishandeling)

(Voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] , op zijn minst in voorwaardelijke vorm. Daarvan is sprake indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tien à vijftien keer met een vuurwapen en met zijn vuisten tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Dat verdachte ook met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen blijkt uit het feit dat er bloedsporen zijn aangetroffen op de muur waartegen het bed stond, waarop [slachtoffer] lag toen hij door verdachte werd geslagen. Naar algemene ervaringsregels roept het meermaals krachtig slaan met een hard voorwerp (zoals een vuurwapen) en het geven van meerdere vuistslagen tegen het hoofd, de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het hoofd – met daarin vitale organen zoals de hersenen – is immers een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel. Het hiervoor beschreven handelen van verdachte moet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat geen andere conclusie kan volgen dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, zoals schedel- en/of hersenletsel, zou oplopen. Dat het letsel van [slachtoffer] relatief beperkt is gebleven qua ernst, heeft [slachtoffer] onder meer te danken aan de omstandigheid dat verdachte van [slachtoffer] werd afgetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarom, minst genomen in voorwaardelijke zin, opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .

Voorbedachte raad De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.

Op 27 november 2024 tussen 16:00 uur en 18:15 uur stuurt verdachte via Whatsapp twee spraakberichten naar getuige [getuige 1] . Hij stuurt onder meer de volgende berichten: ‘één dezer dagen, krijgen jullie allemaal naast mekaar staan, een goeie spier klappen, naast mekaar staan en alle drie tegelijk’ en ‘Zeg die flikker [naam 1] , laat hem maar gelijk bellen als hij thuis is ja? Dan komen we hem wel even een kusje geven zometeen’. Diezelfde dag belt verdachte rond 22:00 uur naar getuige [getuige 2] – een huisgenoot van [slachtoffer] – met de vraag of [slachtoffer] thuis is. Nadat getuige [getuige 2] bevestigt dat [slachtoffer] thuis is, zegt verdachte dat hij naar het huis toekomt. Hij komt daar rond 23:15 uur aan en loopt met een vuurwapen in zijn hand direct naar de kamer van [slachtoffer] . Verdachte botst tegen [slachtoffer] aan, waardoor [slachtoffer] achterover op zijn bed valt, en slaat daarna direct in op [slachtoffer] .

Gezien het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Ook oordeelt de rechtbank dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Immers, vijf tot zeven uren na de dreigende spraakberichten inhoudende dat [slachtoffer] ‘klappen gaat krijgen’ en dat verdachte ‘hem zo meteen een kusje komt brengen’ gaat verdachte, nadat hij zich ervan vergewist heeft dat [slachtoffer] thuis is, bewapend naar de woning van [slachtoffer] en slaat daar vrijwel direct op [slachtoffer] in. De rechtbank acht geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.

3.3.2 Ten aanzien van feit 3 primair (poging doodslag)

Voorwaardelijk opzet op de dood Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .

Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte met zijn vuurwapen gericht op [slachtoffer] heeft geschoten met als doel hem van het leven te beroven, zodat van vol opzet geen sprake is. De vervolgvraag is of sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte minimaal drie keer met zijn vuurwapen in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten. Verdachte, [slachtoffer] en een derde persoon genaamd [naam 2] staan ten tijde van het eerste schot in de gezamenlijke hal van de woning, waarbij verdachte op een afstand van minder dan twee meter van [slachtoffer] staat. [slachtoffer] ziet dat verdachte het vuurwapen in zijn richting wijst, hoort een luide knal, maar wordt niet geraakt. [slachtoffer] verklaart hierover dat hij dacht dat het een nepwapen was, omdat het hem onmogelijk leek om iemand op een dergelijk korte afstand te missen. Op de vloer in de hal worden door de politie een huls en een kogelpunt aangetroffen die zijn verschoten met het vuurwapen van verdachte. Na het eerste schot verplaatsen [slachtoffer] en verdachte zich al worstelend in de richting van de keuken. In de keuken schiet verdachte nog twee keer in de richting van [slachtoffer] . [slachtoffer] wordt wederom niet geraakt. Nadat de schoten zijn gelost loopt [naam 2] kreunend van de pijn en hinkend met één been omhoog en schreeuwt hij een aantal keer achter elkaar de naam van verdachte. Uit forensisch letselonderzoek blijkt dat [naam 2] schotwonden heeft opgelopen in zijn beide onderbenen. Ook blijkt dat er een gat in het deurkozijn van de keukendeur zit. Op foto’s van de deur blijkt dat dit gat boven de deurklink zit.

Doordat verdachte drie keer in een zeer kleine ruimte, en op zeer korte afstand van [slachtoffer] , in zijn richting heeft geschoten, bestond de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Daar komt bij dat op enig moment sprake was van een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer] en dat er, gezien het gat in de keukendeur, minstens eenmaal ter hoogte van de romp van het lichaam is geschoten. Naar algemene ervaringsregels roept het op de hierboven beschreven wijze schieten met een vuurwapen in de richting van een ander, een aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer ten gevolge daarvan dodelijk wordt geraakt, bijvoorbeeld door een slagaderlijke bloeding of het raken van vitale organen. Het handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van [slachtoffer] dat geen andere conclusie kan volgen dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarom voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] gehad.

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.

3.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1 hij op 27 november 2024 te Deventer een televisie met afstandsbediening die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

feit 2 primair hij op 27 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met zijn vuisten en een vuurwapen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

feit 3 primair hij op 27 november 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen van korte afstand heeft geschoten terwijl daarbij het vuurwapen gericht was op het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

feit 4 hij op 27 november 2024 te Deventer, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (met bijbehorend patroonmagazijn), van het merk Rigarmi, model Brescia, kaliber 6.35 Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287, 303, 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1 het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

feit 2 primair het misdrijf: poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

feit 3 primair het misdrijf: poging tot doodslag.

feit 4 het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de bepleite partiële vrijspraak.

6.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft zich op één dag schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten, waaronder een poging doodslag. De aanleiding voor het plegen van de feiten lag kennelijk in een – schamele – drugsschuld van twintig euro die [slachtoffer] nog aan verdachte moest betalen. Ter vereffening van deze schuld heeft verdachte die bewuste dag eerst in de kamer van [slachtoffer] ingebroken en zijn televisie en afstandsbediening meegenomen. Later die dag is verdachte, nadat hij zich via Whatsapp bedreigend had uitgelaten jegens [slachtoffer] , met een vuurwapen naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Daar heeft hij meerdere keren met het vuurwapen en zijn vuisten op het hoofd van [slachtoffer] geslagen. Nadat verdachte van [slachtoffer] werd afgetrokken, heeft verdachte minstens drie keer met het vuurwapen – op zeer korte afstand van [slachtoffer] – in de richting van [slachtoffer] geschoten. Dat [slachtoffer] niet (dodelijk) is geraakt dan wel ernstig letsel heeft opgelopen, is niet de verdienste van verdachte geweest. Verdachte heeft zeer gewelddadig gehandeld en hij heeft hiermee angst en leed veroorzaakt bij [slachtoffer] en de getuigen van het incident. Feiten als deze veroorzaken daarnaast gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft naderhand op geen enkele wijze verantwoordelijkheid laten zien voor zijn handelen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer zwaar aan.

De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 17 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder (gekwalificeerde) vermogensdelicten en vuurwapenbezit.

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 15 april 2025, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. De reclassering beschrijft dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon van geweldsdelicten die in ernst toenemen. Hoewel de reclassering geen verband heeft kunnen leggen tussen het psychosociaal functioneren van verdachte, zijn andere leefgebieden en het ten laste gelegde, ziet de reclassering het psychosociaal functioneren en het middelengebruik van verdachte als voornaamste risicofactoren en daarmee recidive verhogend. Er is sprake van problematiek op alle leefgebieden en beschermende factoren zijn als gevolg van onderhavige strafzaak weggevallen. De reclassering schat het risico op recidive (op geweldsdelicten) gezien het voorgaande als hoog in. Vanwege de houding van verdachte en gelet op het (negatieve) verloop van eerdere reclasseringstrajecten, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies en toezicht de risico’s te beperken of gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. De reclassering adviseert bij een veroordeling dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de problematiek van verdachte, zijn justitieel verleden, zijn houding en de als hoog ingeschatte risico’s, adviseert de reclassering om aan verdachte wel een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr op te leggen.

Gezien de ernst van de gepleegde feiten en het strafblad van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan houdt de rechtbank rekening met de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

Ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Gelet op het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat verdachte na detentie onder behandeling en toezicht te stellen om het recidiverisico in de toekomst te kunnen terugdringen.

7 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

8 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1, het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; feit 2 primair, het misdrijf: poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade; feit 3 primair, het misdrijf: poging tot doodslag; feit 4, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Kannegieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R024088 / SEGUGIO. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Feit 1

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 92): Ik wil aangifte doen van diefstal. Van de televisie heb ik geen gegevens.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 64 en 65): Ik woon aan de [adres 2] . Mijn kamer ligt tegenover die van [naam 1] . Toen [verdachte] gistermiddag bij onze woning kwam, zag ik dat hij de voordeur van [naam 1] intrapte. Ik zag dat hij de woning van [naam 1] binnen ging, nadat hij de voordeur had ingetrapt en ik zag dat hij de televisie en de afstandsbediening van [naam 1] mee nam en wegging.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisant (pagina 42 en 44): Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij van [verdachte] een whatsapp bericht had ontvangen. Ik zie dat de app ‘Whatsapp’ geopend is. Ik zie in het beeldscherm de naam [naam 3] staan met hieronder een telefoonnummer + [telefoonnummer] . Ik zie dat er een gesprek over en weer is tussen [naam 3] en de eigenaar van de telefoon. Ik zie vervolgens een filmfragment dat is verstuurd vanuit [naam 3] naar de telefoon. Ik hoor dat de persoon op het filmpje zegt: Zeg jouw buurman [naam 1] dat alles uit zijn kamer al is. Hij heeft helemaal niks meer in zijn kamer staan. Computer weg, televisie weg, gereedschap weg, alles is weg.

Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 11 december 2024, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten (pagina 113): Wij zagen dat de toegangsdeur van de woning waar het geweldincident had plaatsgevonden was vernield. Wij zagen namelijk een barst in het hout van deze deur, rondom het deurbeslag. Op de halzijde van deze toegangsdeur, ter hoogte van het deurbeslag, zagen wij meerdere fragmenten van schoenafdrukken.

Feit 2 primair

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 321): Gisteren op woensdag 27 november 2024 kwam ik thuis. Ik woon aan de [adres 2] . Rond 23:00 uur a 23:30 uur zag ik dat [verdachte] mijn kamer binnen kwam lopen. Ik zag dat hij samen met nog iemand was. Toen [verdachte] mijn kamer binnen kwam lopen, botste [verdachte] tegen mij aan, waardoor ik achterover op mijn bed viel. [verdachte] kwam gelijk boven op mij toen ik op mijn bed lag en ik voelde dat hij mij begon te slaan. Ik voelde dat hij mij met een voorwerp sloeg. Ik voelde dat hij mij sloeg op mijn hoofd en een paar keer op mijn arm. Ik denk nu dat hij een stuk of tien keer geslagen heeft. Ik voelde dat ik gewond was geraakt boven op mijn hoofd en dat deze wonden aan het bloeden waren. Ik zag dat [verdachte] op een gegeven moment van mij af werd getrokken. Ik zag dat [verdachte] een vuurwapen in zijn hand had.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 58): Tussen 23:15 uur en 23:30 uur kwam [verdachte] samen met [naam 2] de kamer van [naam 1] oplopen. [verdachte] was heel erg opgefokt en liep gelijk op [naam 1] af. Ik zag dat [verdachte] een vuurwapen in één hand vast had. Ik zag dat hij [naam 1] begon te slaan op zijn hoofd, hij sloeg wel vijftien keer of misschien wel vaker. Hij sloeg met de vuist maar ook met de hand waar hij het vuurwapen mee vast had.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 65): Rond 22.00 uur belde [verdachte] mij. Hij vroeg of [naam 1] thuis was. Ik zei dat [naam 1] in zijn kamer was. [verdachte] zei tegen mij dat hij rustig naar ons huis kwam. Ik zag dat [verdachte] binnenkwam met een Poolse jongen, [naam 2] . Hij liep met snelle stappen door naar de kamer van [naam 1] . Ik zag dat [verdachte] [naam 1] ineens op zijn hoofd begon te slaan. [verdachte] bleef op [naam 1] zijn hoofd slaan. Ik zag op dat moment ook een wapen in de hand van [verdachte] .

Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 11 december 2024, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten (pagina 113): Wij zagen in de woning, op de muur waar het bed tegenaan stond, een bloedspoorpatroon als gevolg van een uitgeoefende kracht.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisant (pagina 46): Ik hoorde dat de eerste spraakmemo werd afgespeeld, daarop was het volgende te horen: Eén dezer dagen, krijgen jullie allemaal naast mekaar staan, een goeie spier klappen, naast mekaar staan en alle drie tegelijk. Ik zag dat de volgende spraakmemo werd afgespeeld. Ik hoorde het volgende: Zeg die flikker [naam 1] , laat hem maar gelijk bellen als hij thuis is ja? Dan komen we hem wel even een kusje geven zometeen.

De rechtbank heeft op basis van het screenshot op pagina 46 vastgesteld dat de spraakmemo's zijn verstuurd tussen 16:00 uur en 18:15 uur.

Kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 344 en 346): Plaats en datum inbeslagneming: [adres 1] , 13 december 2024 Beslagene: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Goednummer: PL0600-2024584494-3353632 Object: Vuurwapen (pistool) Merk: Rigarmi Kaliber: 6.35

Beslagene: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Goednummer: PL0600-2024584494-3353646 Object: Vuurwapen (patroonhouder)

Het proces-verbaal vooronderzoek lab van verbalisant [verbalisant 5] van 24 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 202, 204 tot en met 207):

In verband met een onderzoek naar een bezit vuurwapens te Deventer werd op verzoek van de Eenheid Oost-Nederland door mij een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendragers:

Goednummer: PL0600-2024584494-3353646 SIN: AASS2333NL Object: Vuurwapen (patroonhouder)

Goednummer: PL0600-2024584494-3353632 SIN: AASS2334NL Object: vuurwapen (pistool)

Veiliggestelde sporen: SIN: AASS5788NL Relatie met SIN: AASS2333NL

SIN: AASS5789NL Relatie met SIN: AASS2334NL

SIN: AASS5790NL Relatie met SIN: AASS2334NL

SIN: AASS5791NL Relatie met SIN: AASS2334NL

SIN: AASS5792NL Relatie met SIN: AASS2334NL

SIN: AASS5793NL Relatie met SIN: AASS2334NL

SIN: AASS5794NL Relatie met SIN: AASS2333NL

SIN: AASS5795NL Relatie met SIN: AASS2333NL

Sporendragers Goednummer: PL0600-2024558501-3342154 SIN: AAPO5003NL

Goednummer: PLO600-2O24558501-3343146 SIN: AAQA9400NL

Rapporten Forensisch DNA-onderzoek van eurofins, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, van 14 maart 2025 (pagina 181 en 182) en 3 april 2025 (pagina 185):

[afbeelding] [afbeelding]

Het DNA-profiel van derde [slachtoffer] komt overeen met het DNA-profiel van onbekende man A (AASS5789NL). Dit betekent dat waar in het eerdere rapport in deze zaak 'onbekende man A’ staat vermeld, hiervoor in de plaats ‘derde [slachtoffer] ’ moet worden gelezen.

Feit 3 primair

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 322): Gisteren op woensdag 27 november 2024 kwam ik thuis. Ik woon aan de [adres 2] . Rond 23:00 uur à 23:30 uur zag ik dat [verdachte] mijn kamer binnen kwam lopen. Ik zag dat hij samen met nog iemand was. Toen we in de gang stonden zag ik dat [verdachte] in mijn richting keek. [verdachte] stond op een korte afstand van mij, dit was minder dan twee meter. Ik zag dat hij op een gegeven moment een zwaai beweging maakte met zijn arm, waarin hij het vuurwapen vast had. Ik zag dat hij het vuurwapen in mijn richting wees. Ik hoorde kort daarna een luidde knal. Ik voelde vervolgens niets. Ik had het idee dat het mogelijk een nepwapen was, omdat ik niet geraakt was. Het was eigenlijk onmogelijk om mij op zo'n korte afstand te missen. Ik hoorde dat hij drie of vier keer heeft geschoten. Drie keer weet ik heel erg zeker. Ik hoorde dat hij in de gang één keer op mij heeft geschoten. In de keuken schoot [verdachte] nog twee keer op mij. Ik voelde wederom weer geen pijn. Ik heb die vriend van [verdachte] hinkend gezien.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 59): [verdachte] , [naam 2] en [naam 1] waren net buiten de kamer in het halletje toen ik drie schoten achter mekaar hoorde. Er werd geschoten vlak buiten de kamer in het halletje. Ik zag dat direct na de schoten [naam 2] kreunend van de pijn de kamer op kwam hinken op een been. Ik zag dat [naam 2] zijn ene been omhoog hield en dat hij pijn had. [naam 2] was de naam van [verdachte] aan het schreeuwen.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 65): Misschien een minuut later hoorde ik glasgerinkel op de gang. Gelijk hierop hoorde ik 3 à 4 schoten.

Letselrapportage van forensisch arts R.P.A. van Valderen van 3 december 2024 betreffende [naam 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 293 en 294): Onderzoek: letsel onderbeen links achterzijde, letsel onderbeen rechts. Beoordeling: kan goed passen bij doorschotverwonding (in- en uitschotverwonding)

Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 11 december 2024, voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten (pagina 113): Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat op de vloer in de gezamenlijke hal een huls lag. De huls lag tussen de toegangsdeur naar de gezamenlijke keuken en de trap naar de tweede etage van het pand. Deze huls werd door mij, verbalisant [verbalisant 2] veiliggesteld en voorzien van SIN AAQA9400NL. Tijdens het onderzoek kreeg ik, verbalisant [verbalisant 2] , van collega [verbalisant 6] een kogelpunt overgedragen. Deze kogelpunt was door de collega's van de uniformdienst veiliggesteld in de gezamenlijke (de rechtbank berijpt: de gezamenlijke hal) op de eerste etage van het pand. Deze kogelpunt was aangetroffen ter hoogte van de toegangsdeur van de achterste eenkamerwoning, gezien vanuit de gezamenlijke keuken. Deze kogelpunt werd door mij, verbalisant [verbalisant 2] voorzien van SIN AAPO5003NL.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten (pagina 33) en de afbeeldingen 7 en 8 op pagina 37: [getuige 2] verklaarde dat hij een kogel en een huls had gevonden in de keuken. [getuige 2] verklaarde dat de kogel rechts van het tostiapparaat en links van het oventje nabij de muur lag. Hierop nam ik, verbalisant [verbalisant 8] , de kogel en huls in beslag. Wij, verbalisanten, troffen in de keukendeur, welke leidt tot de hal in de woning, een gat aan. Verbalisanten troffen achter de deur, in het kozijn, in het verlengde van het gat, een beschadiging in het deurkozijn.

Kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Plaats en datum inbeslagneming: [adres 2] , 28 november 2024 (pagina 342): Beslagene: [getuige 2] . Goednummer: PL0600-2024558501-3342154 Object: munitie (kogelpatroon) Bijzonderheden: punt 22 huls en afgevuurde kogel

Rapport Forensisch DNA-onderzoek van eurofins, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, van 14 maart 2025 (pagina 181):

[afbeelding]

NFI rapport ‘Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Deventer op 27 november 2024’ van 2 april 2024, voor zover inhoudende (pagina 199 en 200): Huls Voor de huls [AAQA9400NL] kaliber 6,35mm Browning, en vuurwapen [AASS2334NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.

De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.

Kogel Voor de kogel [AAPO5003NL], die het best past bij het kaliber 6,35mm Browning, en vuurwapen [AASS2334NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen.Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en et dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.

De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn voor de kogel [AAPO5003NL] extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.

Feit 4

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 28 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 321): Gisteren op woensdag 27 november 2024 kwam ik thuis. Ik woon aan de [adres 2] . Rond 23:00 uur à 23:30 uur zag ik dat [verdachte] mijn kamer binnen kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] en vuurwapen in zijn hand had.

Het proces-verbaal van binnentreden in woning van verbalisant [verbalisant 9] van 14 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant (pagina 218): Op vrijdag 13 december 2024 trad ik binnen in de woning [adres 1] , bewoond door [verdachte] . In de woning werd inbeslaggenomen: Vuurwapen, merk Rigarmi

Kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 344 en 346): Plaats en datum inbeslagneming: [adres 1] , 13 december 2024 Beslagene: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Goednummer: PL0600-2024584494-3353632 Object: Vuurwapen (pistool) Merk: Rigarmi Kaliber: 6.35

Beslagene: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] . Goednummer: PL0600-2024584494-3353646 Object: Vuurwapen (patroonhouder)

Rapport Forensisch DNA-onderzoek van eurofins, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, van 14 maart 2025 (pagina 181):

[afbeelding]

Het proces-verbaal van onderzoek wapen van verbalisant [verbalisant 10] van 21 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 209 en 210):

BESCHRIJVING PISTOOL Het inbeslaggenomen voorwerp is een pistool van het merk Rigarmi model Brescia in het kaliber 6.35 mm browning en is geschikt om projectielen door een loop te verschieten.

JURIDISCHE OMSCHRIJVING Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie.