ECLI:NL:RBOVE:2025:5184 - Rechtbank Overijssel - 11 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/060066-23 (P) Datum vonnis: 11 augustus 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 december 2022, al dan niet opzettelijk, een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk en een hoeveelheid geïmproviseerd vuurwerk, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad in zijn woning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2022 te Zwartemeer, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten: 9560 stuks, althans één of meerdere stuks, banger en/of flashbanger onderverdeeld in:
27, althans één of meerdere stuks (geïmproviseerd) vuurwerk en/of een door verdachte zelf vervaardigd geïmproviseerd vuurwerk (te weten: minstens 2 batterij enkelschotsbuizen die uit elkaar zijn gehaald en/of bruine buizen die niet naar een batterij enkelschotsbuizen zijn geleid en/of 2 stuks knalvuurwerk en/of losse stukken visco lont) heeft opgeslagen (in de woning aan [adres] ) en/of voorhanden heeft gehad.
3 De bewijsmotivering
3.1 Inleiding
Op 21 december 2022 heeft de politie, na ontvangst van een anonieme melding over de opslag van illegaal vuurwerk, de woning van verdachte aan [adres] doorzocht. In de woning werd een grote hoeveelheid vuurwerk aangetroffen, waaronder 9.560 stuks professioneel knalvuurwerk, 27 geïmproviseerde vuurwerkstukken en een door verdachte zelf vervaardigd stuk vuurwerk. Het aangetroffen vuurwerk werd in beslag genomen.
Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen en in beslaggenomen vuurwerk van hem was.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 december 2022 te Zwartemeer, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten: 9560 stuks banger en/of flashbanger onderverdeeld in:
27 stuks geïmproviseerd vuurwerk en een door verdachte zelf vervaardigd geïmproviseerd vuurwerk, te weten: minstens 2 batterij enkelschotsbuizen die uit elkaar zijn gehaald en bruine buizen die niet naar een batterij enkelschotsbuizen zijn geleid en 2 stuks knalvuurwerk en losse stukken visco lont,
heeft opgeslagen in de woning aan [adres] en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
5 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.
6 De op te leggen straf of maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 220 uren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft opgemerkt dat er sprake is van veel tijdsverloop tussen het aantreffen en in beslag nemen van het vuurwerk en de behandeling op de terechtzitting. Al die tijd heeft de zaak boven zijn hoofd gehangen en dat heeft een behoorlijke impact op zijn leven gehad.
6.3 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn woning opslaan en voorhanden hebben van professioneel knalvuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, en geïmproviseerd vuurwerk. Dit betrof een hoeveelheid met een netto explosieve massa van ten minste 29,80 kilogram. Het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is zeer gevaarlijk, vooral als het gaat om professioneel vuurwerk dat massa-explosief kan reageren. Dit betekent dat indien één stuk in een partij tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Het gebied rondom zo een explosie waarbinnen als gevolg van die explosie kans op letsel en materiële schade bestaat, wordt daarmee vergroot. De wetgever beoogt door middel van het Vuurwerkbesluit waarborgen te scheppen voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen de ongewenste effecten die vuurwerk kan veroorzaken. Verdachte heeft dit beleid ondermijnd. Hij wist dat sprake was van illegaal vuurwerk, maar hij heeft dit vuurwerk desondanks in zijn woning opgeslagen en voorhanden gehad. De risico’s daarvan heeft verdachte voor lief genomen. Dat rekent de rechtbank hem aan. De rechtbank neemt verdachte ook kwalijk dat hij, zonder de daarvoor benodigde kennis en kunde en met alle gevaren van dien, zelf vuurwerk heeft vervaardigd, door meerdere vuurwerkstukken of delen daarvan aan elkaar te verbinden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter terechtzitting heeft verdachte spijt betuigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van die spijtbetuiging.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf neemt de rechtbank als uitgangspunt dat het aangetroffen vuurwerk een netto explosieve massa van ten minste 29,80 kilogram had en is gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft daarnaast meegewogen dat verdachte ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven en spijt heeft betuigd. Ook is het een feit dat een geruime periode is verstreken tussen het aantreffen van het vuurwerk en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. In die periode is verdachte niet opnieuw met politie en justitie in aanraking gekomen. De rechtbank ziet, gelet op het bovenstaande, aanleiding om een lagere straf dan geëist op te leggen.
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden. Om recht te doen aan de ernst en de omvang van het bewezen verklaarde, maar ook en vooral om verdachte ervan te doordringen dat hij zich niet opnieuw met professioneel vuurwerk of andere strafbare gedragingen moet inlaten, zal de rechtbank hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
7 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a,14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
-
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
-
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
-
bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
-
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren;
-
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. H. Stam en mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2025.
Buiten staat Mr. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0100-2022338929 van 10 februari 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.