Terug naar bibliotheek
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2025:5746 - Nederlandse rechter bevoegd bij ontslag werknemer door Deense werkgever - 10 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOBR:2025:574610 september 2025

Essentie

De Nederlandse rechter is bevoegd in een ontslagzaak van een in Nederland werkzame werknemer tegen zijn Deense werkgever. Op basis van Rome I is dwingend Nederlands ontslagrecht van toepassing, waardoor een opzegging wegens reorganisatie zonder UWV-toestemming vernietigbaar is. Ontbinding wordt eveneens afgewezen.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer 11724591 EJ VERZ 25-258

Beschikking van 10 september 2025

in de zaak van:

[verzoeker], wonende in [woonplaats] , verzoekende partij, verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek, hierna te noemen: [verzoeker] , gemachtigde: mr. J.C. van Haarlem,

tegen

CHEMOMETEC A/S, gevestigd en kantoorhoudende in Allerød (Denemarken), verwerende partij, verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek, hierna te noemen: ChemoMetec, gemachtigde: mr. N.T. Dempsey.

1 Deze arbeidszaak in het kort

1.1 In deze zaak staat eerst de vraag centraal of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft bij het verzoek dat de Nederlandse werknemer [verzoeker] heeft ingesteld tegen zijn in Denemarken gevestigde werkgever ChemoMetec. In het verlengde daarvan komt aan de orde welk recht van toepassing is: Nederlands recht of Deens recht. Als het Nederlands recht (ook) van toepassing is, is de vraag of de door de ChemoMetec gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] rechtsgeldig is. Indien dat niet het geval is, is de vraag vervolgens of er alsnog een einde moet komen aan de arbeidsovereenkomst door ontbinding daarvan vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), de inhoudloosheid van de arbeidsovereenkomst en een verschil van inzicht (h-grond), en een combinatie van deze omstandigheden (i-grond) onder toekenning van een transitievergoeding en billijke vergoeding.

1.2 De kantonrechter komt tot de conclusie dat hij bevoegd is deze zaak te behandelen, dat het Nederlands recht van toepassing is, en dat er nog steeds een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat. Op basis van dwingendrechtelijk Nederlands arbeidsrecht had ChemoMetec namelijk de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet mogen beëindigen vanwege een reorganisatie zonder toestemming van het UWV. Ook is er geen redelijke grond om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan. Hoe de kantonrechter precies tot dit oordeel is gekomen, wordt hierna uitgelegd in onderdeel 5. Om te beginnen wordt in onderdeel 2 opgesomd welke procedurestappen er zijn genomen tot het moment van deze uitspraak. Daarna wordt in onderdeel 3 een aantal feiten vermeld waarover partijen het eens zijn, of die in deze procedure niet zijn betwist en door de kantonrechter van belang worden geacht voor het oordeel. In onderdeel 4 wordt vervolgens uiteengezet wat de verzoeken van partijen zijn met in de kern de bijbehorende standpunten. De uiteindelijke beslissing staat in onderdeel 6.

2 De procedure

2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

 het verzoekschrift van 28 mei 2025 van [verzoeker] met 15 bijlagen en het in het Deens vertaalde verzoekschrift zonder bijlagen,  het verweerschrift, tevens voorwaardelijk tegenverzoek, van 6 augustus 2025 van ChemoMetec met 13 bijlagen,  de akte vermeerdering van nevenverzoeken van 7 augustus 2025 van [verzoeker] met bijlagen 16 en 17,  het verweerschrift tegen het voorwaardelijk tegenverzoek van 7 augustus 2025 van [verzoeker] met bijlagen 18 en 19,  de brief van 11 augustus 2025 van ChemoMetec met bijlagen 14, 15 en 16,  de brief van 12 augustus 2025 van [verzoeker] met bijlagen 20 en 21,  de mondelinge behandeling van 13 augustus 2025, waarbij door mr. Van Haarlem spreekaantekeningen zijn voorgedragen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.2 Aan het eind van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

3 De feiten

3.1 ChemoMetec is een vennootschap naar Deens recht. Zij ontwikkelt, produceert en verkoopt instrumenten voor het tellen van cellen en een breed scala van andere metingen. Deze instrumenten worden wereldwijd verkocht aan de farmaceutische, biotechnologische en agrarische industrie. Het hoofdkantoor van ChemoMetec is gevestigd in Denemarken en er zijn twee nevenvestigingen in de Verenigde Staten. ChemoMetec heeft vier dochtervennootschappen buiten Denemarken: ChemoMetec Inc in de Verenigde Staten, ChemoMetec GmbH in Duitsland, ChemoMetec SAS in Frankrijk en Ovizio S.A. in België. In totaal zijn bij ChemoMetec ongeveer 175 medewerkers werkzaam, waarvan het merendeel in Denemarken (115) en de Verenigde Staten (40).

3.2 [verzoeker] (geboren op [geboortedatum] 1963) is vanaf 1 maart 2016 in dienst van het Deense ChemoMetec. De arbeidsovereenkomst is opgesteld op basis van het Deense recht en op deze arbeidsovereenkomst is Deens recht van toepassing verklaard. De officiële standplaats van [verzoeker] is het hoofdkantoor in Denemarken, maar vanuit praktische overweging voert [verzoeker] zijn werkzaamheden grotendeels uit vanuit zijn huis in Nederland. Daarnaast legt hij werkbezoeken af binnen zijn werkgebied en reist hij enkele keren per jaar naar het hoofdkantoor in Denemarken. [verzoeker] is aanvankelijk in dienst getreden in de functie van Area Sales Manager. Later is zijn functietitel gewijzigd naar Director of Sales, Benelux & Israël. In deze functie is [verzoeker] verantwoordelijk voor de verkoop van bepaalde instrumenten (“cel counters”) en de marktontwikkeling in meerdere landen, vooral in de Benelux en Israël. Verder is hij als accountmanager verantwoordelijk voor het onderhouden van het klantcontact en het bijhouden van de bijbehorende CRM-systemen. Het laatstverdiende loon van [verzoeker] bedraagt € 12.020,30,00 bruto per maand inclusief vakantiegeld en gemiddelde bonus (van € 1.956,86 bruto per maand). De arbeidsduur is 40 uur per week.

3.3 [verzoeker] heeft altijd goed gefunctioneerd. Hij behaalde (ruim) de afgesproken targets.

3.4 In het najaar van 2024 is ChemoMetec geconfronteerd met tegenvallende verkoopresultaten in de Europese tak van het bedrijf. Deze omstandigheid in combinatie met dat ChemoMetec het Belgische Ovizio S.A. heeft overgenomen, heeft er in november 2024 toe geleid dat een aantal organisatorische wijzigingen zijn doorgevoerd in de Europese verkooporganisatie van ChemoMetec.

3.5 Begin januari 2025 heeft een collega van [verzoeker] , mevrouw [A] (werkzaam als Field Appliance Scientist), (anoniem) klachten geuit bij HRM over het gedrag en de handelswijze van een leidinggevende, de heer [B] (Sales Director Benelux/Frankrijk/ROE). Daarnaast heeft een klant van ChemoMetec, het farmaceutische bedrijf [D] (gevestigd in Nederland en België), begin januari 2025 volgens [verzoeker] verzocht geen zaken meer te doen met ChemoMetec vanwege het gedrag van [B] . Mede daarom heeft [verzoeker] , in overleg met [A] , HRM benaderd en gezegd dat de klacht van [A] juist is en dat ook hij klachten van klanten heeft ontvangen over [B] . HRM heeft vervolgens bericht dat de klachten zijn doorgezet naar de directie van ChemoMetec en dat de directie de klachten zal bespreken met [B] . [verzoeker] heeft op 15 januari 2025 tijdens een gesprek met [B] aan hem laten weten dat zijn gedrag richting collega’s en klanten niet acceptabel was.

3.6 Ongeveer 40 minuten na het hiervoor genoemde gesprek met [B] op 15 januari 2025, werd [verzoeker] benaderd door de heer [C] (CFO). [C] heeft [verzoeker] toen megededeeld dat zijn arbeidscontract op korte termijn zal worden beëindigd. Volgens [verzoeker] heeft [C] toen als reden genoemd dat het ging om een reorganisatie en dat dit nog formeel aan hem zou worden bevestigd. Nog diezelfde dag heeft [verzoeker] via e-mail deze brief ontvangen:

3.7 Een dag later, dus op 16 januari 2025, heeft [verzoeker] nog een brief ontvangen van ChemoMetec. Daarin staat onder meer dat [verzoeker] met behoud van al zijn primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden (inclusief bonus) is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. De volledige tekst van deze brief luidt:

3.8 In de maand januari 2025 heeft ChemoMetec daarnaast aangekondigd afscheid te nemen van drie andere werknemers van de Europese tak van het bedrijf.

3.9 Op 6 maart 2025 heeft de voormalige gemachtigde van [verzoeker] schriftelijk aan ChemoMetec laten weten dat niet het Deense recht, maar Nederlandse recht van toepassing is, dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst daarom niet rechtsgeldig is, en dat het ontslag niet is ingegeven door een reorganisatie. Op 7 april 2025 heeft de huidige gemachtigde van [verzoeker] de eerder ingenomen standpunten van [verzoeker] schriftelijk herhaald richting ChemoMetec. Op beide brieven heeft ChemoMetec niet gereageerd. Daarom heeft [verzoeker] een verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend.

4 De verzoeken en de standpunten van partijen

4.1 Hierna zijn beknopt de over en weer ingestelde verzoeken en de bijbehorende standpunten weergegeven. Voor zover er nog andere argumenten en details relevant zijn, komen deze verderop aan bod bij de beoordeling.

Het (gewijzigde) verzoek en het standpunt van [verzoeker]

4.2 [verzoeker] vindt dat zijn ontslag vanwege meerdere redenen onterecht is. Daarom heeft hij zich op basis van artikel 21 van de zogeheten Brussel I bis-Verordening gewend tot de kantonrechter in ’s-Hertogenbosch, omdat een werknemer zich kan wenden tot de rechter van de plaats waar of waaruit gewoonlijk werd gewerkt.[1] Hij heeft overwegend zijn werkzaamheden uitgevoerd vanuit zijn woning in [woonplaats] . Hij werkte veelal vanuit huis.

4.3 Primair verzoekt [verzoeker] aan de kantonrechter dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd. Volgens [verzoeker] is namelijk het (dwingendrechtelijke) Nederlandse arbeidsrecht in plaats van het Deense recht van toepassing. Weliswaar staat in de arbeidsovereenkomst dat het Deense recht geldt, maar op basis van artikel 8 lid 1 van de Europese Verordening Rome I geldt dat het Deense recht alleen van toepassing is als dat voor de werknemer gunstiger is en dat is hier niet zo.[2] Daarbij komt dat [verzoeker] ook geen nauwe band heeft met Denemarken. Dat brengt mee dat de door ChemoMetec gegeven opzegging van de arbeidsovereenkomst vanwege meerdere redenen naar Nederlands recht niet rechtsgeldig is. Zo heeft [verzoeker] niet ingestemd met de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Ook heeft ChemoMetec geen ontslagvergunning gevraagd bij het UWV, laat staan gekregen, en dat had wel gemoeten omdat in de ontslagbrief staat dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst te maken heeft met een reorganisatie (bedrijfseconomische en bedrijfsorganisatorische omstandigheden). Bovendien vermoedt [verzoeker] dat zijn ontslag helemaal niet is ingegeven door een reorganisatie, maar is gebaseerd op de klacht die hij heeft geuit over het gedrag van een leidinggevende. Er is nooit een vuiltje aan de lucht geweest en na die klacht moest hij opeens het veld ruimen. Dit vermoeden wordt gesterkt doordat de timing van het ontslag opmerkelijk is, namelijk nog geen uur nadat [verzoeker] de klacht kenbaar heeft gemaakt. Ook is hij de dag na de opzegging van de arbeidsoereenkomst op non actief gesteld. ChemoMetec duldt in de ogen van [verzoeker] simpelweg geen kritiek. Daarnaast is een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst (zoals een verstoorde arbeidsverhouding of disfunctioneren) niet aan de orde, althans dat blijkt nergens uit.

4.4 Subsidiair, dus als de opzegging van de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig zou zijn, verzoekt [verzoeker] tot betaling van een billijke vergoeding van € 770.000,00 en een transitievergoeding van € 38.729,41, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.5 In ieder geval vraagt [verzoeker] betaling van de volgende bedragen: de kosten van rechtsbijstand berekend tot 15 mei 2025 berekend op € 3.515,06 inclusief btw, de integrale kosten van rechtsbijstand die zijn ontstaan na 15 mei 2025 tot aan de beschikking, de kosten voor de beëdigde vertaling van het verzoekschrift in het Deens van € 1.525,00 exclusief btw, en betaling van de bonus van Q3 en Q4 over 2025 te vermeerderen met de wettelijke rente en maximale wettelijke verhoging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij zich niet verweert tegen het inmiddels door ChemoMetec berekende bedrag aan bonus op € 7.627,00.[3]

Het verweer van ChemoMetec daartegen en haar voorwaardelijk tegenverzoek

4.6 ChemoMetec wil primair dat alle verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen. Zij verkeerde in de veronderstelling dat (uitsluitend) Deens recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing was. Partijen hebben in de arbeidsovereenkomst immers een expliciete rechtskeuze gemaakt voor Deens recht en ook altijd uitvoering aan de overeenkomst gegeven op basis van Deens recht. ChemoMetec heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst opgezegd in lijn met Deens recht vanwege een reorganisatie. ChemoMetec merkt in dit verband op dat zij niet kan aantonen dat [verzoeker] voor het merendeel van zijn tijd werkzaam was buiten Nederland en dat daarom op grond van artikel 8 lid 1 Rome I Deens recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing zou zijn geweest, ook zonder rechtskeuze.[4] Verder benadrukt zij dat wel degelijk sprake is geweest van een (nadere) reorganisatie. De functie van [verzoeker] is boventallig geworden. Dat is de enige reden voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het is dan ook niet waar dat er een andere reden zou zijn en daarbij is dit niet door [verzoeker] onderbouwd. Het feit dat er een gesprek met [verzoeker] en [B] heeft plaatsgevonden op dezelfde dag dat het ontslag door [C] werd aangekondigd, maakt niet dat er een causaal verband is daartussen. De besluitvorming om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te komen was eind 2024 in gang gezet, en dus al enkele weken voordat [verzoeker] zijn klachten heeft geuit over [B] . Volgens ChemoMetec moest er bij de aanvullende reorganisatiemaatregelen gekozen worden tussen de functie van [B] en [verzoeker] , is [B] op een hoger en bovendien breder niveau inzetbaar, en is daarom gekozen voor behoud van de functie van [B] .

4.7 ChemoMetec verzoekt de kantonrechter in de situatie dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen stand houdt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), de inhoudloosheid van de arbeidsovereenkomst en een verschil van inzicht (h-grond), en een combinatie van deze omstandigheden (i-grond).

4.8 Verder heeft ChemoMetec verweer gevoerd tegen de subsidiair door [verzoeker] gevraagde vergoedingen en nevenverzoeken. Daarnaast heeft ChemoMetec aangevoerd dat voor zover een deel van het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen, dat de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard, althans dat aan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde wordt verbonden dat [verzoeker] zekerheid stelt voor enig door ChemoMetec aan hem te betalen bedrag.

De reactie van [verzoeker] op het voorwaardelijk tegenverzoek

4.9 [verzoeker] betwist dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De aangevoerde gronden zijn niet aan de orde en/of zijn onvoldoende onderbouwd of gespecificeerd. Hij benadrukt dat er tot begin januari 2025 nooit iets is voorgevallen en er in al die jaren sprake was van een prima samenwerking tot volle tevredenheid van partijen. Hij functioneerde bovendien (meer dan) goed, zeker in vergelijking met andere collega’s. Daarbij komt dat [verzoeker] zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de “gefabriceerde” reorganisatie persoonsgericht was. Het klokkenluidersgedrag van [verzoeker] over [B] viel niet in goede aarde. Tevens heeft ChemoMetec de reorganisatie en de vermeende verschillen van inzicht niet toegelicht, laat staan onderbouwd met stukken. De verzochte ontbinding moet dan ook worden afgewezen. Mocht de arbeidsovereenkomst toch worden ontbonden, dan verzoekt [verzoeker] onder meer toekenning van een transitievergoeding, billijke vergoeding, betaling van vakantiegeld en vakantiedagen. Ook moet dan de wettelijk opzegtermijn van twee maanden in acht worden genomen.

5 De beoordeling door de kantonrechter

Inleiding

5.1 De beoordeling van deze zaak is onder te verdelen in vijf onderwerpen, te weten:

Deze onderwerpen worden hierna, voor zover van toepassing, behandeld.

A. Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.2 Deze arbeidszaak heeft een internationaal karakter, met name omdat [verzoeker] in Nederland woont, ChemoMetec is gevestigd in Denemarken en partijen van mening verschillen welk recht van toepassing is. Daarom moet in deze zaak om te beginnen (ambtshalve) de vraag beantwoord worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is.

5.3 Partijen hebben zich bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst gerealiseerd dat zij te maken hebben met een grensoverschrijdende situatie en zij hebben daarover tot op zekere hoogte afspraken gemaakt. Zo is in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst bepaald:

Verder wordt de arbeidsovereenkomst afgesloten met deze bepaling:

In de arbeidsovereenkomst is niets vermeld over welke rechter bevoegd is van eventuele geschillen tussen partijen kennis te nemen. Ook is niet gesteld of gebleken dat partijen op een ander moment een keuze hebben gemaakt voor een bevoegde rechter.

Rechtsmacht

5.4 De vraag of deze kantonrechter internationaal bevoegd is, moet worden beantwoord aan de hand van regels van internationaal privaatrecht. [verzoeker] heeft in dit kader terecht verwezen naar de Brussel I bis-Verordening. Deze verordening en haar voorloper Brussel I regelen de internationale bevoegdheid van de gerechten van de lidstaten in burgerlijke en handelszaken, alsmede de erkenning en de tenuitvoerlegging van hun beslissingen op dit terrein.[5] Onder burgerlijke en handelszaken valt ook het arbeidsrecht, voor zover dat ziet op de privaatrechtelijke verhouding tussen werkgever en werknemer.[6] De Brussel I bis-Verordening is ten opzichte van Brussel I een versterking van de rechtspositie van de internationale werknemer. Zo staat in punt 18 van de considerans van deze verordening: “In het geval van (…) arbeidsovereenkomsten moet de zwakke partij worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels.” De Brussel I bis-Verordening is van toepassing op rechtsvorderingen die zijn ingesteld op of na 10 januari 2015.[7] Nederland is vanaf het begin gebonden aan de Brussel I en de Brussel I bis-Verordening, maar Denemarken heeft daarbij lange tijd een bijzondere positie ingenomen omdat deze verordeningen destijds in werking zijn getreden voor alle lidstaten van de Europese Unie met uitzondering van Denemarken.[8] Inmiddels (lees: per 1 juli 2017) moeten de bepalingen van beide verordeningen ook worden toegepast in de betrekkingen tussen Denemarken en de overige lidstaten van de Europese Unie.[9]

5.5 In artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening staat de algemene, en dus hoofdregel, over de bevoegdheid. Die komt erop neer dat de rechter van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft, ongeacht zijn nationaliteit, bevoegd is. In deze zaak zou dus in beginsel de Deense rechter bevoegd zijn. Op de hoofdregel zijn echter een aantal uitzonderingen gemaakt, zoals bij individuele arbeidsovereenkomsten.[10] Daarover gaan de artikelen 20 tot en met 23 van de Brussel I bis-Verordening. In artikel 21 lid 1 sub a van de Brussel I bis-Verordening staat dat een werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waar hij woonplaats [ook wel: statutaire zetel of hoofdvestiging] heeft. Daarnaast biedt artikel 21 lid 1 sub b de werknemer twee alternatieve mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat de werknemer zijn werkgever ook mag oproepen in een andere lidstaat voor het gerecht van de plaats of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats of van waaruit hij gewoonlijk heeft gewerkt. [verzoeker] beroept zich op deze alternatieve mogelijkheid. Artikel 22 lid 1 bepaalt verder dat de werkgever slechts één forum heeft indien deze een procedure tegen de werkgever aanhangig wenst te maken. Daarin is namelijk bepaald dat de vordering van de werkgever slechts kan worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft (dit geldt ook voor de verzoekschriftprocedure). Het tweede lid van dit artikel laat de mogelijkheid onverlet om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering is gebracht.

5.6 Daarnaast is het volgende van belang. De “plaats waar de werknemer gewoonlijk werkt” moet volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie ruim worden uitgelegd. Het gaat daarbij om de plaats waar of van waaruit de werknemer, rekening houdend met alle elementen die zijn werkzaamheid kenmerken, feitelijk het belangrijkste deel van zijn verplichtingen jegens zijn werkgever vervult. Bij dit kwalitatief criterium gaat het om de aard en het belang van de op verschillende plaatsen in EU-lidstaten uitgevoerde arbeid. Wanneer de arbeid in meerdere lidstaten wordt verricht, moet onder de plaats van of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt worden verstaan de plaats waar de werknemer het werkelijke centrum van zijn beroepswerkzaamheden heeft gevestigd.[11]

5.7 Tegen deze achtergrond oordeelt de kantonrechter dat voldoende is gebleken dat [verzoeker] hoofdzakelijk (“gewoonlijk”) zijn arbeid vanuit zijn woning in Nederland heeft uitgevoerd. [verzoeker] heeft zich immers in het verzoekschrift op het standpunt gesteld dat hij grotendeels thuis heeft gewerkt (vanuit zijn huis in Nederland) en dat dit in overeenstemming is met wat is bepaald in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst. ChemoMetec heeft dit niet, althans nauwelijks, weersproken. ChemoMetec heeft in het verweerschrift alleen aangevoerd dat zij (vooralsnog) niet kan aantonen dat [verzoeker] voor het merendeel buiten Nederland werkzaam was en later in de procedure heeft zij geen ander standpunt ingenomen over de bevoegdheid. In de loop van de procedure heeft [verzoeker] zijn standpunt gespecifieerd door te stellen dat hij 70% van de tijd vanuit huis heeft gewerkt en dat hij de overige 30% op reis was voor zijn werk.[12] Hier heeft ChemoMetec niets tegenin gebracht. Verder zijn er in het dossier aanwezige stukken geen aanknopingspunten te vinden die tot een andere conclusie zouden kunnen of moeten leiden. Datzelfde geldt voor wat partijen tijdens de mondelinge behandeling op dit punt hebben aangevoerd.

5.8 Het voorgaande betekent dat de Nederlandse rechter op basis van artikel 21 lid 1 sub b onder i) van de Brussel I bis-Verordening bevoegd is het verzoek van [verzoeker] te behandelen. Gelet op wat is bepaald in artikel 22 van deze verordening is de Nederlandse rechter ook bevoegd om van het voorwaardelijk tegenverzoek van ChemoMetec kennis te nemen.

5.9 Op basis van de artikelen 93 onder c en 100 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, absoluut en relatief bevoegd van beide verzoeken kennis te nemen.

Toepasselijk recht

5.10 Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht van toepassing is.

5.11 Bij de beantwoording van deze vraag overweegt de kantonrechter dat beide partijen de (hoofd)verzoeken hebben ingesteld met een duidelijke contractuele grondslag, namelijk dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd of dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op basis van een in de wet genoemde redelijke grond. De arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en ChemoMetec is gesloten na 17 december 2009.[13] De vraag naar welk recht de verzoeken van [verzoeker] en ChemoMetec beoordeeld dienen te worden, dient daarom beantwoord worden aan de hand van de Rome I-Verordening. Rome I gaat over het recht dat op verbintenissen uit overeenkomst van toepassing is. Zij bevat specifieke bepalingen ter bescherming van internationale werknemers. Nederland is gebonden aan Rome I, maar dat geldt niet voor Denemarken.[14] Desondanks dient de Nederlandse rechter, gelet op de universele werking van Rome I, het toepasselijke recht te bepalen op basis van Rome I.[15] Artikel 8 lid 1, eerste zin, Rome I stelt in dit verband voorop dat een individuele arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen overeenkomstig artikel 3 Rome I hebben gekozen. In de tussen [verzoeker] en ChemoMetec gesloten arbeidsovereenkomst is een expliciete rechtskeuze voor Deens recht opgenomen. Gelet daarop is het uitgangspunt dat de verzoeken van partijen naar Deens recht moeten worden beoordeeld. Met betrekking tot individuele arbeidsovereenkomsten kent Rome I echter een aantal beperkingen aan de mogelijkheid van partijen zelf het op de arbeidsovereenkomst toepasselijke recht aan te wijzen. Zo staat in artikel 8 lid 1, tweede zin, Rome I dat de keuze van partijen er niet toe mag leiden dat de werknemer de bescherming verliest die hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht dat overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel toepasselijk zou zijn geweest zonder een rechtskeuze. Met andere woorden: de rechtskeuze van partijen wordt opzijgezet voor zover deze leidt tot minder rechtsbescherming voor de werknemer dan in het geval geen rechtskeuze zou zijn gedaan.[16] In artikel 8 lid 2 Rome I is vermeld dat bij gebreke van een rechtskeuze, de arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht. Dit “land waar gewoonlijk de arbeid wordt verricht” wijzigt niet doordat een werknemer tijdelijk in een ander land werkt. In de rechtspraak en de literatuur is inmiddels een zekere mate van gelijkenis aangenomen tussen de begrippen uit Brussel I en de voorloper van Rome I (EVO) over van waaruit de arbeid gewoonlijk wordt verricht.

5.12 [verzoeker] beroept zich in deze procedure op het Nederlandse recht. Volgens hem geldt het Deense recht ondanks de expliciete rechtskeuze niet, omdat kort gezegd het Nederlandse arbeidsrecht voor hem gunstiger is vanwege de dwingendrechtelijke bepalingen. ChemoMetec heeft hierover aangevoerd dat zij vanwege die expliciete in de arbeidsovereenkomst opgenomen rechtskeuze ervan uit is gegaan dat (uitsluitend) Deens recht van toepassing is, maar dat zij niet kan aantonen dat [verzoeker] voor het merendeel van zijn tijd werkzaam was buiten Nederland en dat daarom op grond van artikel 8 lid 1 Rome I Deens recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing zou zijn geweest, ook zonder rechtskeuze.

5.13 De kantonrechter volgt [verzoeker] in zijn standpunt. De hiervoor bij 5.7 genoemde omstandigheden brengen immers mee dat Nederland moet worden aangemerkt als het land waar of van waaruit [verzoeker] hoofdzakelijk (en dus gewoonlijk) heeft gewerkt, zodat Nederlands recht – bij gebreke van een rechtskeuze – de arbeidsovereenkomst zou beheersen. Nu in de arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat Deens recht van toepassing is, is dit op basis van artikel 8 lid 1 Rome I een schending van de rechtsbescherming die [verzoeker] (als doorgaans zwakkere partij/werknemer) zou behoren te hebben. Dat betekent overigens niet automatisch dat geen enkel belang meer toekomt aan de rechtskeuze van partijen, maar in dit geval wordt die rechtskeuze gepasseerd omdat het Nederlandse (arbeids)recht dwingendrechtelijk is en daarmee “gunstiger” is voor de werknemer.

5.14 De uitzonderingsgrond van artikel 8 lid 4 van Rome I is niet van toepassing. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die wijzen op een kennelijk nauwere band van de arbeidsovereenkomst met een ander land.

5.15 Het voorgaande brengt met zich dat op grond van artikel 8 Rome I de (dwingendrechtelijke) bepalingen van Nederlands recht van toepassing zijn.

B. Opzegging arbeidsovereenkomst

5.16 Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] benadrukt dat de insteek van zijn verzoek is dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd, en dat hij dus blijft bij zijn primaire verzoek.

5.17 In het op 15 januari 2025 gevoerde ontslaggesprek en de nog op diezelfde dag door ChemoMetec verzonden brief heeft ChemoMetec het standpunt ingenomen dat de reden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te maken heeft met een reorganisatie. In de ontslagbrief staat namelijk: “*The reason for terminating your employment relationship is that we are implementing a reorganization connection with which your position is being redundant.”*Tijdens de mondelinge behandeling heeft ChemoMetec dit bevestigd en nader toegelicht. Zo is ChemoMetec in november 2024 overgegaan tot een herstructurering van de organisatie in de Europese tak. Dit had echter onvoldoende effect, zodat zij in januari 2025 nadere organisatorische maatregelen heeft genomen, aldus ChemoMetec. Door deze aanvullende maatregelen is de functie van [verzoeker] vervallen. [verzoeker] heeft hier met name tegenin gebracht dat de reorganisatie niet de werkelijke reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is. De kantonrechter oordeelt dat wat hier verder ook van zij, ChemoMetec voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van [verzoeker] binnen ChemoMetec niet meer bestaat.

5.18 Indien sprake is van een reorganisatie en de werknemer stemt, zoals in het onderhavige geval, niet in met een opzegging van de arbeidsovereenkomst, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst op grond van artikelen 7:671a lid 1 en 7:669 lid 3 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) alsnog rechtsgeldig opzeggen als voor de opzegging toestemming is verleend door het UWV. ChemoMetec heeft verklaard dat zij tijdens de besluitvorming over de beëindiging van het dienstverband van [verzoeker] (dus eind 2024) in de veronderstelling verkeerde dat (uitsluitend) Deens recht van toepassing was, waardoor het niet nodig was om het (Nederlandse) UWV toestemming te vragen voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Vast staat dus dat ChemoMetec geen ontslagvergunning bij het UWV heeft gevraagd, laat staan gekregen, en dat is dus wel noodzakelijk op basis van het Nederlands recht.[17]

5.19 Verder is niet gesteld of gebleken dat ChemoMetec op andere wijze rechtsgeldig is overgegaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

5.20 De conclusie is dat ChemoMetec de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op 15 januari 2025 (tegen 31 juli 2025) op basis van het Nederlands recht niet rechtsgeldig heeft opgezegd, en dus dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt. Het primaire verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt daarom toegewezen.

C. Ontbinding arbeidsovereenkomst

5.21 De voorwaarde voor het instellen van het ontbindingsverzoek is in vervulling gegaan, zodat dat tegenverzoek van ChemoMetec zal worden beoordeeld.

Toetsingskader

5.22 Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). In de wet is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW). Verder mag geen sprake zijn van een opzegverbod (artikel 7:671b lid 2 BW).

Redelijke grond

5.23 Volgens ChemoMetec zijn er, gelet op wat zich heeft voorgedaan en de opstelling van [verzoeker] voor en tijdens deze procedure, meerdere redelijke gronden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Dit zijn achtereenvolgens de g-grond, h-grond en i-grond.

Verstoorde arbeidsverhouding (g-grond)

5.24 Op de eerste plaats heeft ChemoMetec aangevoerd dat er bij [verzoeker] sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van ChemoMetec niet kan worden gevraagd om de arbeidsovereenkomst voor te zetten.

5.25 Voorop wordt gesteld dat het voor een duurzame arbeidsverhouding van essentieel belang is dat er tussen partijen over en weer vertrouwen bestaat. Indien vertrouwen ontbreekt en wantrouwen de overhand krijgt, liggen bijvoorbeeld onrust en (voortduring van) een conflictsituaties op de loer. Indien een dergelijke situatie zich voordoet, is het moeilijk om daar nog uit te komen. Daar is nu juist wederzijds vertrouwen voor nodig.

5.26 Ook ChemoMetec beaamt dat wederzijds vertrouwen van belang is binnen een arbeidsrelatie. Zo voert zij namelijk aan dat voor de uitoefening van de functie van [verzoeker] vertrouwen een belangrijke, en misschien wel de belangrijkste, voorwaarde voor een goede taakvervulling is. [verzoeker] bekleedde een sleutelpositie waarvoor voortdurende samenwerking met de directie, het management – en wie in het bijzonder [B] – en (internationale) collega’s onmisbaar is. Zonder een basis van wederzijds vertrouwen kan hij zijn strategische rol als verbindende schakel niet vervullen. Van het vereiste wederzijds vertrouwen is naar de mening van ChemoMetec echter geen sprake meer. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat [verzoeker] ChemoMetec meerdere keren beticht van “een gefabriceerde reorganisatie, omdat zijn meldingen over het onheuse gedrag van [B] niet geaccepteerd worden”, dat sprake is van “slecht werkgeverschap” en dat [verzoeker] moet “strijden” tegen zijn leidinggevende [B] .[18] Gelet hierop ziet ChemoMetec geen reële mogelijkheid hoe [verzoeker] nog effectief kan samenwerken met [B] , de directie van ChemoMetec en andere collega’s. Daarvoor is de vertrouwensrelatie door [verzoeker] te veel onder druk gezet en redelijkerwijs valt niet te verwachten dat dit in de toekomst zal verbeteren. [verzoeker] deelt dit standpunt niet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] verklaard dat hij zich realiseert dat een terugkeer naar de werkvloer niet makkelijk zal zijn gelet op wat er gebeurd is, maar het is in zijn visie niet onmogelijk. Volgens hem is het realistisch dat als er bijvoorbeeld een aantal goede gesprekken worden gevoerd, dat het vertrouwen dan terugkeert en dat partijen weer op goede voet met elkaar aan de slag kunnen.

5.27 De kantonrechter is er onvoldoende van overtuigd dat het vertrouwen tussen partijen onherstelbaar is beschadigd. Het is volstrekt duidelijk dat het vertrouwen tussen partijen in januari 2025 een flinke deuk heeft opgelopen doordat [verzoeker] een klacht heeft geuit over het gedrag van zijn leidinggevende [B] , maar in al die jaren ervoor, dus vanaf 1 maart 2016, was er geen vuiltje aan de lucht en functioneerde [verzoeker] goed. Daarover zijn partijen het eens. ChemoMetec heeft ook niet weersproken dat [verzoeker] zeer goede verkoopresultaten behaalde en daarmee (ruim) voldeed aan de afgesproken targets. Tegen deze achtergrond kan de kantonrechter zich dan ook voorstellen dat er door een samenloop (qua tijd) van de klachtprocedure en ontslagprocedure bij [verzoeker] het idee is ontstaan dat zijn ontslag niet is ingegeven door een (nadere) reorganisatie, maar door het uiten van de klacht. Dit geldt temeer omdat [verzoeker] een dag na de aankondiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst als enige (van de in totaal vier werknemers die in januari 2025 zijn geraakt door de reorganisatie) is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ChemoMetec echter benadrukt dat er geen causaal verband is tussen de klachtprocedure en ontslagprocedure. Volgens ChemoMetec is de enige reden voor het ontslag van [verzoeker] de nadere maatregelen die nodig waren voor de reorganisatie. Als er geen causaal verband is tussen deze twee omstandigheden, valt niet in te zien waarom er niet onderzocht kan worden of de onderlinge relatie hersteld kan worden nu partijen in het verleden ruim negen jaar een goede verstandhouding hadden. Daartoe is nog geen enkele poging ondernomen. Bovendien heeft ChemoMetec gesteld dat de samenwerking tussen [B] en [A] inmiddels zonder noemenswaardige frictie verloopt (zij heeft destijds ook geklaagd over het gedrag van [B] en [verzoeker] voelde zich genoodzaakt zijn collega [A] daarin te steunen). ChemoMetec heeft niet, althans onvoldoende, duidelijk gemaakt waarom het vertrouwen tussen [B] en [verzoeker] ook niet voldoende hersteld kan worden zodat de samenwerking redelijkerwijs voortgezet kan worden. Weliswaar zal dit de nodige inspanningen van beide partijen vergen, maar het is niet onmogelijk, althans niet gebleken is dat het onmogelijk is. Hierbij tekent de kantonrechter aan dat de ChemoMetec heeft betoogd dat de functie van [verzoeker] is vervallen, zodat terugkeer naar de eigen functie niet meer mogelijk is maar dan zal dus onderzocht moeten worden of herplaatsing in een andere functie bij ChemoMetec mogelijk is.

5.28 Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat het beroep op de g-grond niet kan slagen, en dus dat de arbeidsovereenkomst op die grond niet kan worden ontbonden.

Andere omstandigheden (h-grond)

5.29 Op de tweede plaats strekt het verzoek van ChemoMetec tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond, te weten: andere omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

5.30 In dit kader heeft ChemoMetec aangevoerd dat er (naast de verstoorde arbeidsverhouding ook) onoverbrugbare verschillen van inzicht bestaan over de functie en hoe die moet worden ingevuld. In de visie van ChemoMetec heeft [verzoeker] zich verzet tegen de nieuw door ChemoMetec gekozen koers, die er kort gezegd op neer komt om de focus te verleggen naar een regiogerichte accountbenadering. Een werknemer die zich aan de strategie van de werkgever en zijn leidinggevende onttrekt, ondermijnt de cohesie binnen het salesteam en het vertrouwen van aandeelhouders en klanten in de organisatie. Bovendien stelt ChemoMetec dat de functie van [verzoeker] door de reorganisatie niet meer bestaat. Daarmee is zijn arbeidsovereenkomst inhoudsloos geworden. De hiervoor genoemde omstandigheden vormen volgens ChemoMetec de “andere omstandigheden” zoals bedoeld in de h-grond. [verzoeker] ziet dat anders. In de kern komt zijn verweer erop neer dat ChemoMetec niet duidelijk heeft gemaakt wat de onoverbrugbare verschillen van inzicht precies zijn, laat staan onderbouwd heeft met correspondentie, evaluatieverslagen, gespreksverslagen of andere documentatie. Daarnaast heeft ChemoMetec niet aangetoond dat zijn functie structureel is verdwenen en/of dat herverdeling van taken in het geheel niet meer tot de mogelijkheden behoort.

5.31 De kantonrechter is van oordeel dat ChemoMetec een beroep op deze grond onvoldoende heeft onderbouwd, zodat daarom niet kan worden overgegaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zo heeft ChemoMetec onvoldoende aangetoond dat er een onoplosbaar verschil van inzicht is over de vervulling van de functie. Zij heeft bijvoorbeeld niet onderbouwd wat zij precies van [verzoeker] verlangt en waarom hij dat niet doet of zou kunnen doen. Bij gebreke van deze onderbouwing kan niet worden beoordeeld of op dit punt sprake is van een onoverbrugbaar verschil. Daarbij komt dat het (gestelde) vervallen van de functie van [verzoeker] voor rekening en risico van ChemoMetec komt. ChemoMetec heeft immers [verzoeker] ontslagen en zijn taken herverdeeld onder andere werknemers zonder dat de voor dit ontslag benodigde ontslagvergunning van het UWV was verkregen. Er zijn dan ook geen andere omstandigheden die maken dat in redelijkheid van de werkgever niet gevraagd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.

Combinatie van omstandigheden (i-grond)

5.32 Op de derde en laatste plaats heeft ChemoMetec gesteld dat er sprake is van een combinatie van omstandigheden die maakt dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet van ChemoMetec kan worden verlangd.

5.33 ChemoMetec noemt ter onderbouwing van de combinatiegrond (ook wel: cumulatiegrond) hoofdzakelijk dezelfde omstandigheden die zij ook aan de andere ontslaggronden ten grondslag heeft gelegd. Het gaat per saldo om dezelfde omstandigheden. Hiervoor is al uitgelegd waarom deze omstandigheden/gronden niet kunnen leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat geldt ook indien deze omstandigheden gecombineerd worden. Ook dan is dit alles onvoldoende om over te gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met name gelet op de onvoldoende onderbouwing van ChemoMetec en het gegeven dat ChemoMetec zich (nog) niet heeft ingespannen om te onderzoeken of de arbeidsovereenkomst toch nog op enige wijze succesvol kan worden voortgezet.

Conclusie

5.34 De conclusie is dat de kantonrechter het tegenverzoek van ChemoMetec zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden ontbonden. Er bestaat dus nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daarmee komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de door [verzoeker] subsidiair verzochte vergoedingen (transitievergoeding en billijke vergoeding).

D. Nevenverzoeken

Kosten vertaling

5.35 [verzoeker] heeft verzocht ChemoMetec te veroordelen tot betaling van de kosten voor de beëdigingen vertaling van het verzoekschrift in het Deens. Deze kosten komen volgens [verzoeker] neer op € 1.525,00 exclusief btw. Ter onderbouwing van dit bedrag verwijst zij bijlage 15 van het verzoekschrift.

5.36 ChemoMetec heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Gelet hierop en omdat het bedrag de kantonrechter ook anderszins niet onredelijk voorkomt, zal dit bedrag zoals gevraagd worden toegewezen.

Bonus

5.37 Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij zich niet zal verweren tegen het inmiddels door ChemoMetec over Q3 en Q4 berekende bedrag aan bonus van € 7.627,00 bruto. Dit bedrag wordt daarom toegewezen. Ook de verzochte wettelijke rente en de maximale wettelijke verhoging wordt toegewezen. [verzoeker] heeft onweersproken gesteld dat de bonus over Q3 altijd is uitbetaald in april en de bonus over Q4 in juli. Als ingangsdatum voor de wettelijke rente en wettelijke verhoging zal voor de bonus over kwartaal Q3 1 mei 2025 worden gehanteerd en voor de bonus over kwartaal Q4 1 juli 2025.

Uitvoerbaar bij voorraad

5.38 ChemoMetec heeft verzocht om indien een of meerdere verzoeken van [verzoeker] (gedeeltelijk) toewijsbaar worden geacht, de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij wijst onder meer op het restitutierisico.

5.39 Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en (zonder de voorwaarde van zekerheidsstelling) ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij blijft de kans van slagen van een eventueel hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.

5.40 De rechter kan van dit uitgangspunt afwijken wanneer het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand lopende die hogere voorziening zwaarder weegt dan het belang dat degene die de veroordeling heeft verkregen, erbij heeft om die direct ten uitvoer te kunnen leggen.[19] Als de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de wederpartij bij de tenuitvoerlegging in beginsel gegeven.

5.41 Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter, nog los van het feit dat met uitzondering van de hierna te bespreken proceskostenveroordeling de enige bedragen die worden toegewezen bedragen zijn waartegen ChemoMetec geen verweer heeft gevoerd, geen reden om aan het verzoek van ChemoMetec tegemoet te komen. Deze beschikking wordt dus uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

E. Proceskosten

5.42 Tot slot heeft [verzoeker] verzocht om de volledige proceskosten toe te kennen, begroot op € 3.515,06 inclusief btw tot 15 mei 2025 en de kosten die zijn ontstaan daarna.

5.43 De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om daartoe over te gaan. Voor een volledige proceskostenvergoeding moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden voldaan aan de maatstaf voor misbruik van procesbevoegdheid. Hoofdregel is dat een forfaitair bedrag aan proceskosten wordt toegekend en niet de werkelijke proceskosten die vaak hoger zijn. Geen grond wordt gezien om in afwijking van deze hoofdregel in dit geval ChemoMetec te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten van [verzoeker] . Slechts in buitengewone omstandigheden bestaat er ruimte voor een vergoeding van de volledige kosten, waarbij gedacht moet worden aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Hiermee dient terughoudend te worden omgegaan. In het onderhavige geval is naar het oordeel van de kantonrechter niet, maar in elk geval onvoldoende, gebleken van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen van ChemoMetec.

5.44 Omdat het (primaire) verzoek van [verzoeker] grotendeels wordt toegewezen en het tegenverzoek van ChemoMetec wordt afgewezen, wordt ChemoMetec in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De proceskosten van [verzoeker] worden tot vandaag vastgesteld op totaal € 1.681,00 (dus voor zijn verzoek en het door hem gevoerde verweer in het tegenverzoek). Dit bedrag bestaat uit € 732,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde (conform 3.1 van de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz van de rechtspraak) en € 135,00 aan nakosten (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6 De beslissing

De kantonrechter:

ten aanzien van het verzoek van [verzoeker]

6.1 vernietigt de door ChemoMetec op 15 januari 2025 gegeven opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] ,

6.2 veroordeelt ChemoMetec om binnen veertien dagen na deze beschikking aan [verzoeker] te betalen € 1.525,00 exclusief btw aan kosten voor de vertaling in het Deens,

6.3 veroordeelt ChemoMetec om binnen veertien dagen na deze beschikking aan [verzoeker] te betalen € 7.627,00 bruto aan bonus, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente met ingang van 1 mei 2025 ten aanzien van de bonus over Q3 en met ingang van 1 juli 2025 ten aanzien van de bonus over Q4,

ten aanzien van het (voorwaardelijk) tegenverzoek van ChemoMetec

6.4 wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,

ten aanzien van beide verzoeken

6.5 veroordeelt ChemoMetec in de proceskosten, aan de kant van [verzoeker] vastgesteld op € 1.681,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15e dag na aanschrijving tot de dag van voldoening en te vermeerderen met de eventuele explootkosten van de betekening van de beschikking,

6.6 verklaart de hiervoor weergegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

6.7 wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.A. Donkersloot, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.

De Brussel I bis-Verordening wordt ook wel afgekort genoemd de EEX-Verordening II of de herschikte EEX-Vo. De volledige benaming van deze Verordening luidt: Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351.

De Rome I-Verordening is voluit getiteld: Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, PbEU2008, L 177/6.

Zie punt 10 van de spreekaantekeningen van mr. Van Haarlem en bijlage 16 van ChemoMetec.

In punt 1.4 en 3.1.2 van het verweerschrift schrijft ChemoMetec “artikel 8 lid 1 sub b Rome I”. De kantonrechter gaat ervanuit dat ChemoMetec per abuis “sub b” heeft vermeld, want artikel 8 lid 1 Rome I bevat geen subonderdelen.

Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke

bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEG2001, L 12.

HvJ EG 13 november 1979, zaak 25/79, Jur. 1979, p. I-3423 (Sanicentral/Collin).

Artikel 66 lid 1 Brussel I bis-Verordening.

Zie punt 41 van de considerans.

Op grond van een Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken van 19 oktober 2005, zie PbEU 2005, L 299/62 alsmedePbEU 2005, L 299/61(Besluit 2005/790/EG), PbEU 2006, L 120/22 (Besluit 2006/325/EG) en PbEU 2013, L 79/4 (inzake de Brussel I bis-Verordening).

Van deze uitzondering kan vervolgens weer worden afgeweken op basis van een geldige forumkeuze, maar in dit geval hebben partijen geen forumkeuze gemaakt.

HvJ EG 9 januari 1997, C-383/95, ECLI:EU:C:1997:7, NJ 1997/717 (Rutten/Cross Medical).

Zie punt 3 van het verweerschrift van [verzoeker] tegen het voorwaardelijk tegenverzoek.

Artikel 28 Rome I.

Artikel 46 van de considerans Rome I. Denemarken was wel partij bij de voorloper van Rome I, namelijk het zogeheten EVO-Verdrag, voluit: Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, gedaan te Rome op 19 juni 1980, Trb. 1980, 156.

Artikel 2 Rome I. Zie verder: E.K.W. van Kampen, De internationale werknemer(Arbeidsrechtelijke themata - Bijzondere arbeidsverhoudingen), Den Haag: Boom Juridisch 2021.

TAP 2025-03, 91. Praktische wenken arbeidsprocesrecht.

In punt 2.10 van het verweerschrift heeft ChemoMetec vermeld dat zij inmiddels (dus medio 2025) voorwaardelijk een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen bij het UWV heeft ingediend.

Zie punt 5.3.6 van het verweerschrift.

HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026


Voetnoten

De Brussel I bis-Verordening wordt ook wel afgekort genoemd de EEX-Verordening II of de herschikte EEX-Vo. De volledige benaming van deze Verordening luidt: Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351.

De Rome I-Verordening is voluit getiteld: Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, PbEU2008, L 177/6.

Zie punt 10 van de spreekaantekeningen van mr. Van Haarlem en bijlage 16 van ChemoMetec.

In punt 1.4 en 3.1.2 van het verweerschrift schrijft ChemoMetec “artikel 8 lid 1 sub b Rome I”. De kantonrechter gaat ervanuit dat ChemoMetec per abuis “sub b” heeft vermeld, want artikel 8 lid 1 Rome I bevat geen subonderdelen.

Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijkebevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEG2001, L 12.

HvJ EG 13 november 1979, zaak 25/79, Jur. 1979, p. I-3423 (Sanicentral/Collin).

Artikel 66 lid 1 Brussel I bis-Verordening.

Zie punt 41 van de considerans.

Op grond van een Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken van 19 oktober 2005, zie PbEU 2005, L 299/62 alsmedePbEU 2005, L 299/61(Besluit 2005/790/EG), PbEU 2006, L 120/22 (Besluit 2006/325/EG) en PbEU 2013, L 79/4 (inzake de Brussel I bis-Verordening).

Van deze uitzondering kan vervolgens weer worden afgeweken op basis van een geldige forumkeuze, maar in dit geval hebben partijen geen forumkeuze gemaakt.

HvJ EG 9 januari 1997, C-383/95, ECLI:EU:C:1997:7, NJ 1997/717 (Rutten/Cross Medical).

Zie punt 3 van het verweerschrift van [verzoeker] tegen het voorwaardelijk tegenverzoek.

Artikel 28 Rome I.

Artikel 46 van de considerans Rome I. Denemarken was wel partij bij de voorloper van Rome I, namelijk het zogeheten EVO-Verdrag, voluit: Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, gedaan te Rome op 19 juni 1980, Trb. 1980, 156.

Artikel 2 Rome I. Zie verder: E.K.W. van Kampen, De internationale werknemer(Arbeidsrechtelijke themata - Bijzondere arbeidsverhoudingen), Den Haag: Boom Juridisch 2021.

TAP 2025-03, 91. Praktische wenken arbeidsprocesrecht.

In punt 2.10 van het verweerschrift heeft ChemoMetec vermeld dat zij inmiddels (dus medio 2025) voorwaardelijk een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen bij het UWV heeft ingediend.

Zie punt 5.3.6 van het verweerschrift.

HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026