Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Lelystad

Parketnummer: 16/322447-24 Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2025 in de strafzaak van:

[verdachte] , geboren op [2006] in [geboorteplaats] , verblijvende op het adres [adres 1] , [postcode] te [plaats 1] , hierna: de verdachte.

1 Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 10 september 2025.

Op de zitting waren aanwezig:

2 Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:

feit 1 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad samen met anderen een ontploffing heeft voorbereid;

feit 2 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad samen met anderen molotovcocktails voorhanden heeft gehad.

De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3 Bewijs

3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd.

3.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 2. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte afstand heeft genomen van de jongens toen hij hoorde dat zij van plan waren molotovcocktails te maken. Hij heeft niet gezien dat de molotovcocktails zijn gemaakt. De verdachte was geen onderdeel van het plan.

3.3. Oordeel van de rechtbank

3.3.1. Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 De rechtbank oordeelt dat de feiten 1 en 2 zijn bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:[1]

De verdachte heeft tijdens de zitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:

Rond 00:00 uur op 9 juni 2024 liep ik met [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] naar de school [school] waar het gesprek plaats zou vinden met één van die gasten. [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] wilden van die brandbare stoffen molotovcocktails maken. Ze kwamen aangelopen met die benzinetank en wilden die flessen vullen. Ik ben als een eendje achter hen aangelopen en vond het ook wel spannend. Ze begonnen te schreeuwen bij de school en toen zijn wij met de auto van [medeverdachte 1 (voornaam)] weggereden. Ik ben persoon 4 op de beelden. Op de camerabeelden is te zien dat ik een airsoftwapen vasthoud.

In een proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2024 is – zakelijk weergegeven – onder meer door verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd:

Op 9 juni kwam ik ter plaatse op de [adres 2] te [plaats 1] . Ik hoorde bewoonster [B] het volgende vertellen:

“Direct achter onze tuin loopt een smal pad, en daar weer achter ligt een grasveldje met enkele bosschages. In die bosschages trof ik zojuist, rond 16.45 uur, twee molotovcocktails aan. Ik kan mij niet herinneren dat ik eerder een benzinegeur heb geroken. Deze ruik ik nu wel heel duidelijk.”

Toen ik zelf ging kijken zag ik in de genoemde bosschages op een meter afstand van elkaar twee glazen, doorzichtige flessen. Een daarvan lag schuin tegen een tak, de ander stond rechtop. Beide flessen hadden een etiket van FLEVOSAP. Beide flessen hadden een geelkleurige vloeistof. In beide flessen zat een theedoek in de fles gedrukt. Een deel van de theedoek hing in de vloeistof. Een deel van de theedoek hing uit de fles. [2]

In een proces-verbaal van bevindingen is – zakelijk weergegeven – onder meer door de afdeling specialistische opsporing het volgende gerelateerd:

De in dit proces aangetroffen voorwerpen zijn 2 flessen gevuld met een geelkleurige vloeistof. Tevens stak uit beide voorwerpen een theedoekje. Een dergelijke constructie, een fles gevuld met een licht ontvlambare vloeistof, met in de flessenhals een (provisorische) lont, is een molotovcocktail.

Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van brand. Deze voorwerpen zijn niet voor civiel gebruikt.

Derhalve zijn de beschreven voorwerpen elk afzonderlijk, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie. [3]

In een proces-verbaal van bevindingen van 10 juni 2024 is – zakelijk weergegeven – onder meer door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het volgende gerelateerd:

Op 9 juni 2024 kregen wij de opdracht om te gaan naar [adres 3] te [plaats 1] . Ter plaatse zagen wij verbalisanten een gele jerrycan en twee flessen van het merk 'Flevosap' gevuld met een vloeistof welke rook naar benzine/diesel in de bosschage liggen. Het betrof de bosschage achter de woning van de [adres 4] aan de rechterzijde van de poort. Wij zagen dat er een geel kleurig doekje, vaatdoekje, bij de flessen lag. Wij zagen dat er een blauwe plastic tas naast de gele jerrycan lag. In de blauwe plastic tas troffen wij een lege fles van het merk 'Monin'. Iets verder in de bosschage troffen verbalisanten ook een lege fles van het merk Mathieu 'Teisseire' aan. Meldster [C] vertelde dat zij op 8 juni 2024 omstreeks 23.15 uur de hond had uitgelaten. Zij was langs de locatie gelopen waar de goederen waren aangetroffen, maar had toen de goederen daar niet waargenomen. De volgende dag, 9 juni 2024, omstreeks 7.00 uur liet zij de hond uit en trof zij de jerrycan en andere spullen in de bosschage aan. [4] [C] heeft rondom haar woning camera’s hangen en had de camerabeelden aan de politie ter beschikking gesteld. Hierop zagen wij dat er op tijdsindicatie 09-06-2024 omstreeks 00.05 uur vier personen in beeld lopen, komende vanuit [straat] de steeg langs [adres 7] . De voorste persoon droeg een Jerrycan. Verbalisanten realiseerden dat er een conflict gaande is tussen de families [achternaam van medeverdachte 1] en [achternaam van A] . Hierbij is in de nacht van 08-06-2024 en 09-06-2024 geschoten op [medeverdachte 1] . Verbalisant [verbalisant 2] realiseerde dat [A] woonachtig is op de [adres 5] . Deze woning is op korte afstand van de vindplaats van de goederen vandaan.

In een proces-verbaal van bevindingen is – zakelijk weergegeven – onder meer door de afdeling specialistische opsporing het volgende gerelateerd:

De in dit proces aangetroffen voorwerpen zijn 2 flessen en een jerrycan gevuld met vermoedelijk benzine. Tevens is er bij deze voorwerpen een doekje en 2 lege flessen aangetroffen. Een dergelijke constructie, een fles gevuld met een licht ontvlambare vloeistof, met in de flessenhals een (provisorische) lont, is een molotovcocktail. Een molotovcocktail is een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken

door middel van ontploffing. Deze voorwerpen zijn niet voor civiel gebruikt. Derhalve zijn de beschreven voorwerpen elk afzonderlijk, een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie. [5]

In een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeelden is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerelateerd:

Beelden van [adres 3] deurbelcamera [6]

Op de beelden stond de datum van opname 2024-06-09.

00:05:05 uur - 00:05:13

Wij zagen dat er vier personen in het beeld van de camera voorbij liepen. De personen kwamen vanuit de richting [adres 6] en liepen in de richting van de woning gelegen aan de [adres 3] . Ik kan de personen als volgt omschrijven:

Persoon 1

- iets vast in de rechterhand, ongeveer 30 bij 30 centimeter.

Persoon 2

Persoon 3

- tas in de rechterhand;

Persoon 4 [7]

00:26:09 uur - 00:26:15 uur

Wij zagen op de beelden weer 4 personen met hetzelfde signalement. Nu liepen de personen weer in de tegenovergestelde richting als eerst. Wij zagen dat personen 1 en 3 geen voorwerpen in hun handen hadden.

3.3.2. Bewijsoverwegingen feit 1 3.3.2.1 Voorbereiding van een ontploffing teweegbrengen De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of feit 1 is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de beschuldiging omschreven voorwerpen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de beschuldiging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had

De rechtbank acht op grond van de waargenomen geur ter plaatse en de processen-verbaal betreffende de categorisering van de voorwerpen en de verklaring van de verdachte bewezen dat de vloeistof in de flessen en jerrycan een brandstof (vermoedelijk benzine) betrof. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat er twee molotovcocktails zijn aangetroffen die al klaar waren voor gebruik en ook voorwerpen die geschikt waren voor het maken van molotovcocktails. Een molotovcocktail is bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing. Door deze molotovcocktails te maken en de voorwerpen gereed te hebben staan voor het maken van meerdere molotovcocktails, konden deze middelen dienstig zijn voor het gebruiken hiervan en dus het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan.

3.3.2.2 Medeplegen De rechtbank overweegt over de vraag of sprake is van medeplegen als volgt. De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte het volgende af:

De verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachten [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] naar de school [school] ging, omdat daar een gesprek over een conflict zou plaatsvinden. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij op enig moment wist dat [medeverdachte 1 (voornaam)] , [medeverdachte 2 (voornaam)] en [medeverdachte 3 (voornaam)] molotovcocktails wilden maken met de voorwerpen (onder meer een ‘benzine tank’ en flessen) die zij hadden meegenomen. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte en medeverdachten om 00:05 uur samen vlak achter elkaar in de richting van de school liepen en vervolgens om 00:26 uur) weer samen vlak achter elkaar in de tegenovergestelde richting. Op dat moment droeg de verdachte een wapen. Bij de looproute van de verdachten zijn de molotovcocktails en voorwerpen gevonden. Op basis van deze uiterlijke verschijningsvorm oordeelt de rechtbank dat de verdachte wist wat het plan was, namelijk het maken van molotovcocktails en deze zo nodig gebruiken, en dat hij ook onderdeel van dat plan was. Bovendien duidt het voorgaande niet op de situatie dat de verdachte zich heeft onttrokken aan het plan om de molotovcocktails te maken. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat de verdachte in het korte tijdsbestek tussen het heen- en teruglopen een draai heeft gemaakt (in die zin dat hij er niets meer mee te maken wilde hebben en zich heeft onttrokken aan de situatie) waardoor hij niets van de molotovcocktails heeft meegekregen. Het feit dat de verdachte aanwezig was bij het teruglopen en daarbij een wapen droeg, sterkt de rechtbank in haar overtuiging op dit punt. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij het ook wel spannend vond wat er gebeurde.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het voorbereiden van een ontploffing teweegbrengen bewezen.

3.3.3. Bewijsoverweging feit 2 Gelet op het reeds onder 3.3.2 overwogene acht de rechtbank eveneens bewezen dat de verdachte de molotovcocktails bewust aanwezig heeft gehad. Doordat de verdachte onderdeel was van de groep heeft de verdachte bovendien hierover kunnen beschikken.

3.4. Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:

1 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (ex artikel 157 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen) en twee flessen gevuld met brandstof en een vaatdoekje en een jerrycan gevuld met brandstof, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

2 in de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4 Kwalificatie en strafbaarheid

4.1 Kwalificatie De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.

De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:

Eendaadse samenloop van

  1. medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is

2 medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º

4.2 Strafbaarheid feiten en verdachte De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5 Straffen

5.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van één maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft zij oplegging van een taakstraf van 120 uur gevorderd.

5.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De advocaat heeft verder verzocht dat aan de verdachte geen jeugddetentie wordt opgelegd, maar dat wordt volstaan met oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf.

5.3. Oordeel van de rechtbank

5.3.1. Algemene overweging Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ook houdt de rechtbank rekening met wat door rechters in min of meer vergelijkbare strafzaken is opgelegd.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

5.3.2. Ernst en omstandigheden van de feiten De verdachte heeft in de nacht van 9 juni 2024 met de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en anderen ontploffingen voorbereid door molotovcocktails te maken. Zij hadden ook spullen bij zich die bedoeld waren om (meer) molotovcocktails te maken. Het was daarbij de kennelijke bedoeling om de molotovcocktails (zo nodig) te gebruiken bij het gewelddadige conflict waarin [medeverdachte 1] terecht was gekomen. Weliswaar zijn de molotovcocktails niet daadwerkelijk tot ontploffing gebracht, maar uit het dossier volgt niet dat dit aan de verdachte te danken is. Molotovcocktails zijn levensgevaarlijk en kunnen aanzienlijk letsel en schade veroorzaken. De aanwezigheid van molotovcocktails in een woonwijk veroorzaakt bovendien grote angst en onrust in de samenleving in het algemeen.. Het gaat hier dan ook om ernstige feiten.

5.3.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte kennis genomen van:

5.3.3.1. Het strafblad Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt het strafblad van de verdachte daarom niet mee in strafverzwarende dan wel strafmatigende zin.

5.3.3.2. Het reclasseringsadvies De reclassering heeft vanwege een late overdracht in beperkte mate informatie over de verdachte ontvangen. Op basis van de beschikbare informatie ziet zij met name de leefgebieden dagbesteding, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding als delictgerelateerd. De reclassering schat het risico op recidive en letsel in op hoog. Het wordt afgeraden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen en/of een financiële sanctie, maar er zijn volgens de reclassering geen contra-indicaties voor het opleggen een taakstraf.

De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau, hij lijkt de risico's van zijn handelen slecht in te schatten en handelt impulsief. Volgens de reclassering is de verdachte makkelijk beïnvloedbaar. Ook is de reclassering van mening dat de continuering van de schoolgang en gezinsgerichte hulpverlening noodzakelijk is.

De reclassering adviseert in het geval van een (deels) voorwaardelijke straf dat aan de verdachte de volgende bijzondere voorwaarden worden opgelegd:

5.3.3.3. De verklaring van de verdachte De verdachte heeft tijdens de terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden onder andere het volgende verklaard. Volgens de verdachte waren er in het verleden tussen hem en zijn vader spanningen, maar is dat op dit moment veel minder het geval. De verdachte zou zich houden aan de regels die thuis gelden en zijn best doen om zich goed te gedragen. Ook zou hij inmiddels alleen nog omgaan met mensen die zich niet bezighouden met criminele activiteiten. De verdachte heeft hulp van een mentor/coach die hem met name helpt met praktische zaken. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij bezig is met het behalen van het VCA-certificaat zodat hij in de bouw kan gaan werken. Volgens de verdachte heeft hij in deze branche al een baan gevonden en kan hij na het behalen van het certificaat direct aan de slag. De verdachte heeft over zijn middelengebruik verklaard dat hij alleen één joint per dag rookt en dat hij dit onder controle heeft. De verdachte is naar eigen zeggen bereid om de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, na te leven.

De rechtbank ziet dat de verdachte tijdens de terechtzitting vrij open is geweest en zelfinzicht heeft getoond. Hij heeft bevestigd dat hij beïnvloedbaar is. Verder heeft hij verklaard dat hij spijt heeft van zijn aanwezigheid tijdens de gebeurtenissen in de nacht van 9 juni 2024. Hij is erg geschrokken van de gevolgen hiervan. Hij wil niet meer in een dergelijke situatie terechtkomen en zou de volgende keer daarvan weglopen. Dit alles kwam op de rechtbank oprecht over. De rechtbank zal de houding van de verdachte in strafmatigende zin meewegen.

5.3.4 Toepassing van het jeugdstrafrecht De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van de delicten meerderjarig was, maar de leeftijd van 23 jaar nog niet had bereikt (hij was 18 jaar en 6 maanden). Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht biedt de rechtbank de mogelijkheid om voor jongvolwassenen een jeugdsanctie toe te passen in het geval de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daartoe aanleiding geven.

Gelet op het reclasseringsadvies, de standpunten van de officier van justitie en de advocaat van de verdachte en verder wat uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken over de verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.

5.3.5 Op te leggen straf Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan de verdachte de volgende straf opleggen:

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie in mindering zal worden gebracht. De rechtbank beveelt verder dat wanneer de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, deze wordt vervangen door twee maanden jeugddetentie.

De rechtbank heeft gekozen voor oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie om de verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij geven de bijzondere voorwaarden de verdachte de kans om aan zichzelf te (blijven) werken om recidive te voorkomen. De onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt opgelegd zodat de verdachte de gevolgen van zijn handelen ervaart.

6 Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:

zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;

  • verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

Strafbaarheid feit

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;

Strafbaarheid verdachte

  • verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

Straffen Jeugddetentie

  • veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie van 1 (een) maand;

  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;

  • bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

  • als voorwaarden gelden dat de verdachte:

  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de verdachte meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • dat de verdachte zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling start indien dit nodig wordt geacht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • dat verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf start indien dit nodig wordt geacht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • dat de verdachte onderwijs volgt indien en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • dat de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs indien dit nodig wordt geacht om het middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • Waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig te Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.

Taakstraf

  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren;

  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 2 maanden jeugddetentie.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mr. H. den Haan en mr. R.W. Nederveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.

De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1 hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk een ontploffing teweegbrengen waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (ex artikel 157 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen) en/of twee flessen gevuld met brandstof en/of een vaatdoekje en/of een jerrycan gevuld met brandstof, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;

2 hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2024 tot en met 9 juni 2024 te Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee molotovcocktails (te weten glazen flessen gevuld met brandstof en met theedoeken welke deels uit de flessen hingen) en/of twee flessen gevuld met brandstof en/of een vaatdoekje en/of een jerrycan gevuld met brandstof, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer MD2R024088, doorgenummerd pagina 1 tot en met 274. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Pagina 45.

Pagina 56.

Pagina 58.

Pagina 127.

Pagina 67.

Pagina 68.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer MD2R024088, doorgenummerd pagina 1 tot en met 274. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Pagina 45.

Pagina 56.

Pagina 58.

Pagina 127.

Pagina 67.

Pagina 68.