ECLI:NL:RBLIM:2025:7009 - Overgang van onderneming: loonvordering ondanks uitsluiting in koopovereenkomst - 10 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank Limburg oordeelt dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege overgaat bij een overgang van onderneming, ook als de werknemer niet in de koopovereenkomst is genoemd. Het enkel ontvangen van een transitievergoeding, zonder een ondertekende beëindigingsovereenkomst, leidt niet tot een rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK LIMBURG
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11559163 \ AZ VERZ 25-13
Beschikking van 10 juli 2025
in de zaak van
[verzoekende partij], wonende te [woonplaats 1] , verzoekende partij, verwerende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: [verzoekende partij] , gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi,
tegen
[verwerende partij] H.O.D.N. [handelsnaam], wonende te [woonplaats 2] , verwerende partij, verzoekende partij in het tegenverzoek, hierna te noemen: [verwerende partij] , gemachtigde: mr. R.R.H.J. Ramakers.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer om doorbetaling van zijn loon nadat zijn voormalige werkgever het bedrijf heeft verkocht. De huidige werkgever is van mening dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer al is beëindigd. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd en wijst de verzoeken toe.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift, ontvangen op 24 februari 2025,
-
het verweerschrift, met een voorwaardelijk tegenverzoek,
-
de brief van 13 mei 2025 van [verzoekende partij] met productie 10,
-
de mondelinge behandeling van 22 mei 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
-
het bericht van mr. Rossi dat partijen geen regeling hebben bereikt en waarin wordt verzocht een beschikking te wijzen.
1.2. De beschikking is vervolgens bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. [verzoekende partij] is sinds 17 mei 2023 in dienst bij de rechtsvoorganger van [verwerende partij] ( [handelsnaam] , hierna: [handelsnaam] ) in de functie van bezorger, laatstelijk tegen een loon van € 2.031,03 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag op basis van 34 uur per week.
2.2. [handelsnaam] heeft de onderneming verkocht aan [verwerende partij] en [verwerende partij] exploiteert de onderneming per 23 december 2024.
2.3. [handelsnaam] en [verwerende partij] hebben een koopovereenkomst gesloten waarin [verzoekende partij] niet is opgenomen in de lijst van werknemers die werkzaam zijn bij [handelsnaam] en die overgaan op [verwerende partij] .
2.4. [handelsnaam] heeft [verzoekende partij] laten weten dat hij vanaf 24 december 2024 is vrijgesteld van het verrichten van zijn werkzaamheden.
2.5. [handelsnaam] heeft [verzoekende partij] een beëindigingsovereenkomst gezonden waarin een bedrag is opgenomen aan transitievergoeding. Deze transitievergoeding heeft [verzoekende partij] van [handelsnaam] ontvangen.
2.6. Op 8 februari 2025 heeft [verwerende partij] [verzoekende partij] een WhatsApp-bericht gestuurd waarin - voor zover van belang - staat:
“(…) We zijn gestopt met het bezorgen en doen alleen nog aan afhalen (…). Graag wil ik je vanavond al inplannen om hier aan te leren achter het vet en de klanten te helpen. (…)”
2.7. Hierop reageert [verzoekende partij] met het volgende bericht:
“(…) ik ga niet akkoord met een functiewijziging en wil als bezorger blijven werken. (…)”
3 Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
3.1. [verzoekende partij] verzoekt - kort weergegeven - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair I. De opzegging van de arbeidsovereenkomst door verweerder [de kantonrechter begrijpt: althans zijn rechtsvoorganger] te vernietigen, en te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet (per 24 december 2024) is beëindigd; II. [verwerende partij] te veroordelen om € 520,13 bruto aan achterstallig loon over december 2024 te betalen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen tot aan de dag van de gehele betaling; III. [verwerende partij] te veroordelen om € 2.071,51 bruto aan achterstallig loon over januari 2025 te betalen, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen tot aan de dag van de gehele betaling; IV. [verwerende partij] te veroordelen om het loon vanaf 24 december 2024 overeenkomstig de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf (zijnde € 2.071,51 bruto per 1 januari 2025) aan [verzoekende partij] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen tot aan de dag van de gehele betaling;
Subsidiair V. [verzoekende partij] ten laste van [verwerende partij] een billijke vergoeding van € 5.000,00, een transitievergoeding van € 2.591,64 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 1.522,13 toe te kennen, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
Primair en subsidiair: VI. [verwerende partij] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2. Volgens [verzoekende partij] is de arbeidsovereenkomst met [handelsnaam] niet beëindigd omdat de opzegging van 24 december 2024 niet rechtsgeldig is en hij de beëindigingsovereenkomst niet heeft ondertekend. Verder stelt [verzoekende partij] dat sprake van overgang van onderneming ex artikel 7:662 BW omdat [verwerende partij] de [handelsnaam] van [handelsnaam] heeft gekocht met alle ondernemingsactiviteiten zoals bedrijfspand, inventaris en klanten. Daarmee stelt [verzoekende partij] dat sprake is van een economische eenheid die haar identiteit behoudt en dat de rechten en verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst zijn overgegaan op [verwerende partij] . Onder deze rechten en verplichtingen vallen onder meer de functie en arbeidsomvang, zodat [verzoekende partij] niet verplicht was in te stemmen met de door [verwerende partij] voorgestelde andere functie en nul-urenovereenkomst.
3.3. [verwerende partij] voert verweer en stelt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. [verwerende partij] voert ‑ samengevat ‑ aan dat [handelsnaam] de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] al per 24 december 2024 heeft beëindigd en dat [verzoekende partij] de transitievergoeding heeft geaccepteerd.
3.4. Voor het geval wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet per 24 december 2024 is beëindigd, verzoekt [verwerende partij] om de procedure aan te houden zodat [verwerende partij] de voormalige vennoten van [handelsnaam] in vrijwaring kan oproepen.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.
4 De beoordeling
De beoordeling van het verzoek
Is de arbeidsovereenkomst beëindigd?
4.1. Centraal staat de vraag of de arbeidsovereenkomst die [verzoekende partij] met [handelsnaam] heeft gesloten, is beëindigd. Vast staat dat [verwerende partij] van [handelsnaam] het pand, waarin [handelsnaam] de [handelsnaam] exploiteerde, heeft gekocht, samen met de inventaris en het klantenbestand. Dat hierdoor sprake is van overgang van onderneming wordt niet door [verwerende partij] betwist, enkel dat [verzoekende partij] tot de medewerkers behoorde die nog in dienst waren bij [handelsnaam] en die door deze overgang van onderneming door [verwerende partij] zijn overgenomen. [verwerende partij] stelt dat [handelsnaam] de arbeidsovereenkomst van [verzoekende partij] al per 24 december 2024 had beëindigd, zodat [verzoekende partij] niet mee over is gegaan en [verwerende partij] geen loon verschuldigd is aan [verzoekende partij] .
4.2. Omdat [verwerende partij] zich op de rechtsgevolgen van zijn stellingen beroept, is het aan [verwerende partij] om zijn stellingen nader te onderbouwen
Lijst werknemers in de koopovereenkomst
4.3. [handelsnaam] en [verwerende partij] hebben met elkaar een koopovereenkomst gesloten voor de overname van de [handelsnaam]
[handelsnaam] heeft de arbeidsovereenkomst al beëindigd
4.4. [handelsnaam] heeft [verzoekende partij] per 24 december 2024 vrijgesteld van werkzaamheden. Een vrijstelling van werkzaamheden houdt echter nog geen einde van de arbeidsovereenkomst in. De wet kent immers een gesloten systeem op welke wijze een arbeidsovereenkomst kan eindigen, namelijk door het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met wederzijdse instemming, door opzegging of ontbinding, of door ontslag op staande voet.
4.5. [handelsnaam] heeft [verzoekende partij] weliswaar een beëindigingsovereenkomst aangeboden, maar deze overeenkomst is niet door [verzoekende partij] aanvaard. Op de door [verzoekende partij] overgelegde beëindigingsovereenkomst
4.6. [verwerende partij] heeft ter zitting een bewijsaanbod gedaan om [naam] , voormalig vennoot van [handelsnaam] , als getuige te horen dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd. De kantonrechter zal dit bewijsaanbod passeren omdat een verklaring van [naam] niet zal kunnen veranderen dat er geen schriftelijke beëindigingsovereenkomst is.
4.7. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat de arbeidsovereenkomst van [verzoekende partij] niet is beëindigd. De verzochte vernietiging van de opzegging van de rechtsvoorganger van [verwerende partij] en de verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet (per 24 december 2024) is beëindigd, zullen worden toegewezen.
Beschikbaarstelling voor werkzaamheden
4.8. [verwerende partij] stelt zich op het standpunt dat [verzoekende partij] geen recht heeft op doorbetaling van het loon omdat hij zich niet beschikbaar heeft gehouden voor zijn werk. Ook wilde [verzoekende partij] niet meer tegen de (salaris)condities werken.
4.9. Per 24 december 2024 was [verzoekende partij] door [handelsnaam] vrijgesteld. Door de overgang van onderneming is deze vrijstelling overgenomen door [verwerende partij] . Dat [verzoekende partij] gedurende deze vrijstelling niet heeft gewerkt, is geen omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van [verzoekende partij] behoort te komen
4.10. [verwerende partij] heeft [verzoekende partij] op enig moment een nul-urencontract aangeboden. [verzoekende partij] heeft dit geweigerd, waarna [verwerende partij] [verzoekende partij] niet heeft opgeroepen. Op een later moment heeft [verwerende partij] [verzoekende partij] laten weten dat hij een andere functie voor hem heeft omdat hij is gestopt met bezorgen. Door de overgang van onderneming gaan alle rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst over op [verwerende partij] . Daaronder vallen ook de arbeidsomvang van 34 uur en de functie van bezorger. Door een nul-urencontract en een andere functie aan te bieden, stelt [verwerende partij] een wijziging van de arbeidsvoorwaarden voor. Hier hoeft [verzoekende partij] niet mee in te stemmen, hetgeen hij ook niet heeft gedaan. Dat [verwerende partij] niet de bedongen uren en functie kan aanbieden aan [verzoekende partij] is ook een omstandigheid die voor haar rekening behoort te komen.
4.11. Verder heeft [verwerende partij] aangevoerd dat [verzoekende partij] niet wilde werken, alleen tegen een hoger uurloon. Van een ondubbelzinnige mededeling van [verzoekende partij] dat hij niet voor [verwerende partij] wilde werken is evenwel niet gebleken, net zomin als is gebleken van een duidelijke oproep van [verwerende partij] aan [verzoekende partij] om zijn werkzaamheden te komen hervatten. Gezien de reeds eerder verleende vrijstelling van [verzoekende partij] , had het op de weg van [verwerende partij] gelegen om [verzoekende partij] weer op te roepen voor zijn werkzaamheden. Het was niet aan [verzoekende partij] om uit eigen beweging te verzoeken om zijn werkzaamheden weer te mogen uitvoeren. Niettemin is uit de overgelegde correspondentie
Loonbetaling
4.12. Nu uit voorgaande overwegingen volgt dat de arbeidsovereenkomst niet per 24 december 2024 is beëindigd en het niet werken van [verzoekende partij] voor rekening van [verwerende partij] behoort te blijven, heeft [verzoekende partij] vanaf 24 december 2024 recht op doorbetaling van zijn salaris.
Loon december 2024
4.13. [verwerende partij] betwist dat [verzoekende partij] in december 2024 te weinig loon heeft ontvangen en voert aan dat [verzoekende partij] zijn vordering hiertoe onvoldoende heeft onderbouwd. Zo overlegt [verzoekende partij] geen loonstrook van december 2024. [verzoekende partij] heeft echter verklaard dat hij de loonstroken niet heeft ontvangen. Op grond van 7:626 BW is het een verplichting van de werkgever om de loonstroken aan de werknemer te verstrekken. Het kan de werknemer niet verweten worden dat hij deze niet in de procedure overlegt als hij ze niet heeft ontvangen.
4.14. [verzoekende partij] heeft bij zijn berekening rekening gehouden met het minimumloon vanaf 1 juli 2024. Op grond daarvan verzoekt hij betaling van de laatste acht dagen van december, 24 tot en met 31 december 2024. Dit komt neer op een bedrag van € 520,13 bruto. [verwerende partij] betwist dat er nog een bedrag open staat, maar laat na om dit te onderbouwen, bijvoorbeeld met een loonstrook en een betaalbewijs. Het had op zijn weg gelegen om deze informatie bij [handelsnaam] op te vragen en in het geding te brengen. Nu [verwerende partij] dit heeft nagelaten, zal de vordering van [verzoekende partij] worden toegewezen.
Loon januari 2025
4.15. In r.o. 4.12 is overwogen dat [verzoekende partij] vanaf 24 december 2024 recht heeft op betaling van zijn salaris. Het door [verzoekende partij] verzochte loon van januari 2025 is gebaseerd op het minimumuurloon van 1 januari 2025. [verwerende partij] heeft de hoogte van het verzochte loon van januari 2025 van € 2.071,51 bruto niet betwist, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
CAO-loon
4.16. Verder maakt [verzoekende partij] vanaf 24 december 2024 aanspraak op het loon conform de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf (hierna: de CAO). Dit loon bedraagt per 1 januari 2025 € 2.071,51 bruto per maand. Omdat loonbetaling over de maanden december 2024 en januari 2025 reeds is toegewezen, is deze vordering “dubbelop”. Dit onderdeel van de vordering wordt toegewezen met ingang van 1 februari 2025.
Nevenverzoeken: wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.17. De door [verzoekende partij] verzochte wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal eveneens worden toegewezen. Deze wettelijke verhoging is verschuldigd bij niet tijdige betaling van het loon indien de niet tijdige betaling aan de werkgever kan worden toegerekend. Zoals in r.o. 4.12. overwogen, is daar in onderhavige zaak sprake van nu [verwerende partij] verplicht is het loon door te betalen vanaf 24 december 2024.
4.18. De verzochte wettelijke verhoging over het conform de CAO te betalen loon, zal alleen worden toegewezen over de maanden februari 2025 tot en met mei 2025, aangezien deze betalingen ten tijde van deze beschikking te laat zijn geschied. Voor het loon vanaf juni 2025 geldt dat niet bekend is of [verwerende partij] dit tijdig zal betalen en dus ook niet of hij wettelijke verhoging verschuldigd is. Verder is onvoldoende duidelijk hoe hoog die eventuele verhoging zal zijn.
4.19. [verzoekende partij] vordert de wettelijke rente over de toewijsbare bedragen vanaf de datum van verschuldigdheid. Wettelijke rente is echter verschuldigd vanaf de datum van verzuim. De kantonrechter zal dan ook de wettelijke rente over de toewijsbare bedragen toewijzen vanaf de verzuimdata.
4.20. Nu de primaire verzoeken van [verzoekende partij] worden toegewezen, behoeven de subsidiaire verzoeken geen bespreking meer.
De beoordeling van het tegenverzoek
4.21. Op het verzoek van [verwerende partij] om de procedure aan te houden zodat hij de voormalige vennoten van [handelsnaam] in vrijwaring kan oproepen, moet worden beslist. De voorwaarde waaronder [verwerende partij] dat verzoek heeft gedaan is vervuld, omdat de verzoeken van [verzoekende partij] zijn toegewezen. Het verzoek van [verwerende partij] zal evenwel worden afgewezen omdat dit een onredelijke vertraging van de procedure zou opleveren en [verzoekende partij] gebaat is bij een spoedige loonbetaling.
De proceskosten
4.22. De proceskosten komen voor rekening van [verwerende partij] , omdat [verwerende partij] overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoekende partij] worden begroot € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).
4.23. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
De kantonrechter
op het verzoek
5.1. vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst en verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet (per 24 december 2024) is beëindigd,
5.2. veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan [verzoekende partij] van € 520,13 aan loon over december 2024, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf datum verzuim tot aan de dag van de gehele betaling,
5.3. veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan [verzoekende partij] van € 2.071,51 bruto aan loon over januari 2025, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf datum verzuim tot aan de dag van de gehele betaling,
5.4. veroordeelt [verwerende partij] om aan [verzoekende partij] vanaf 1 februari 2025 het loon conform de CAO voor het horeca- en aanverwante bedrijf te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het bruto maandloon van € 2.071,51 over de maanden februari 2025 tot en met mei 2025 en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen vanaf datum verzuim tot aan de dag van de gehele betaling,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
op het tegenverzoek
5.6. wijst het verzoek om de procedure aan te houden af,
op beide verzoeken
5.7. veroordeelt [verwerende partij] in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien daten na aanschrijving zijn betaald,
5.8. verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.
VC
Artikel 150 Rv.
Zie productie 1 bij het verweerschrift.
Zie productie 2 bij het verzoekschrift.
Zie productie 6 bij het verzoekschrift.
Artikel 7:671 lid 1 aanhef BW.
Artikel 7:628 lid 1 BW.
Zie productie 4, 6 en 8 bij het verzoekschrift.