ECLI:NL:RBDHA:2025:16927 - Rechtbank legt minister nieuwe beslistermijn en dwangsom op na niet tijdig beslissen - 15 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op een aanvraag voor gezinshereniging. Het beroep is gegrond en de rechtbank stelt een nieuwe beslistermijn vast, legt tevens een rechterlijke dwangsom op en bepaalt de hoogte van de reeds verbeurde bestuurlijke dwangsom.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17176
[naam],
V-nummer: [nummer],
[naam],
V-nummer: [nummer],
[naam],
V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers, (gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
- Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister volgens hun niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 23 juli 2024 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf.
1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
-
De minister moet uiterlijk binnen 90 dagen na het ontvangen van de aanvraag beslissen.
[2] De minister heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken.[3] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld.[4] -
Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
-
De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 17 maart 2023
[5] geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval[6] , en hier rekening mee dient te worden gehouden bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De Afdeling[7] heeft geoordeeld dat de beslistermijnen die de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2023 aan de verschillende fasen in de besluitvorming verbindt redelijk zijn.[8] Dit oordeel heeft de Afdeling in de uitspraak van 21 mei 2025[9] bevestigd. -
De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. Dit is anders wanneer de minister binnen deze termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een beslissing op de aanvraag nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
- Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, zij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
- Eisers hebben gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als de minister niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit neemt, moet de minister een bestuurlijke dwangsom aan eisers betalen.
[11] Omdat vanaf dat moment meer dan 42 dagen zijn verstreken, stelt de rechtbank de dwangsom vast op € 1.442,-.[12] Dat is het maximale bedrag.
Conclusie en gevolgen
-
Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister binnen acht weken een besluit moet nemen op de aanvraag, tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een besluit nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd. De minister moet ook de maximale bestuurlijke dwangsom aan eisers betalen.
-
De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50.
[13] Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 2u, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
ECLI:NL:RBDHA:2023:3590.
Als bedoeld in artikel 8:55d van de Awb.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ECLI:NL:RVS:2024:2643.
ECLI:NL:RVS:2025:2337.
Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
Volgens artikel II van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken (Wet herziening) is artikel 71b van de Vw niet van toepassing in gevallen waar een geldige ingebrekestelling is ingediend voor inwerkingtreding van de Wet herziening.
Artikel 4:17 van de Awb.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.