Artikel 4:17 (Dwangsom bij niet tijdig beslissen)
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.
5. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.
6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:
a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld, b. de aanvrager geen belanghebbende is, of c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
7. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.
Details
[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het wijzigingenoverzicht]
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
Dit betekent dat als een bestuursorgaan een beslissing (beschikking) op een aanvraag niet binnen de gestelde termijn (tijdig) neemt, het bestuursorgaan aan de persoon die de aanvraag heeft gedaan (de aanvrager) een geldbedrag (dwangsom) moet betalen voor elke dag dat het te laat is met beslissen. Deze dwangsom wordt betaald voor maximaal 42 dagen. De Algemene termijnenwet geldt niet voor deze termijn van 42 dagen.
2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.
Dit lid specificeert de hoogte van de dwangsom. Voor de eerste veertien dagen dat het bestuursorgaan te laat is, bedraagt de dwangsom € 23 per dag. Voor de veertien dagen daarna is het € 35 per dag. Voor alle dagen daarna (tot het maximum van 42 dagen) is de dwangsom € 45 per dag.
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Dit lid bepaalt vanaf wanneer de dwangsom betaald moet worden. De eerste dag waarvoor de dwangsom verschuldigd is, is de dag die twee weken ligt na de dag waarop de beslistermijn (de termijn voor het geven van de beschikking) is afgelopen (verstreken) én nadat het bestuursorgaan een schriftelijke mededeling (ingebrekestelling) van de aanvrager heeft ontvangen waarin staat dat het bestuursorgaan te laat is.
4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.
Dit betekent dat als de oorspronkelijke aanvraag via elektronische weg (bijvoorbeeld per e-mail of via een website) ingediend kon worden, de regels uit artikel 4:3a van de Algemene wet bestuursrecht ook gelden voor de schriftelijke ingebrekestelling. Artikel 4:3a bevat regels over elektronisch berichtenverkeer met bestuursorganen.
5. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.
Dit betekent dat als de aanvrager beroep instelt bij de rechter omdat het bestuursorgaan niet op tijd een beschikking heeft gegeven, het betalen van de dwangsom niet wordt uitgesteld (schort niet op). De dwangsom blijft dus verschuldigd, ook al loopt er een beroepsprocedure.
6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:
Dit lid geeft aan in welke situaties er geen dwangsom betaald hoeft te worden, zelfs als het bestuursorgaan te laat is met beslissen:
a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld,
Dit betekent dat geen dwangsom verschuldigd is als de aanvrager het bestuursorgaan pas op een onredelijk laat moment heeft laten weten (in gebreke heeft gesteld) dat de beslistermijn is verstreken.
b. de aanvrager geen belanghebbende is, of
Dit betekent dat geen dwangsom verschuldigd is als de persoon die de aanvraag heeft gedaan, volgens de wet geen belanghebbende is bij de beslissing.
c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.
Dit betekent dat geen dwangsom verschuldigd is als de aanvraag overduidelijk (kennelijk) niet-ontvankelijk is (niet in behandeling te nemen) of overduidelijk (kennelijk) ongegrond is (zonder rechtsgrond).
7. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.
Dit betekent dat als er meerdere personen gezamenlijk een aanvraag hebben ingediend, de dwangsom die het bestuursorgaan moet betalen, in gelijke delen wordt verdeeld over al deze aanvragers. Iedere aanvrager ontvangt dan een gelijk deel van de dwangsom.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:4412 - Intrekking aanvraag ontneemt recht op dwangsom niet met terugwerkende kracht - 17 september 2025
Het intrekken van een aanvraag betekent niet dat de aanvrager met terugwerkende kracht geen belanghebbende meer is. Een reeds verbeurde dwangsom wegens niet tijdig beslissen blijft daarom verschuldigd voor de periode vanaf de ingebrekestelling tot aan de intrekking van de aanvraag.
ECLI:NL:RBNNE:2025:3612 - Rechtbank Noord-Nederland - 2 september 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3564 - Rechtbank Noord-Nederland - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14510 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14517 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14520 - Rechtbank Den Haag - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:14342 - Rechtbank Den Haag - 4 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13942 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13944 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:5835 - Rechtbank Gelderland - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:4383 - Rechtbank Midden-Nederland - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16923 - Beroep niet tijdig beslissen: één bestuurlijke dwangsom bij samenhangende gezinshereniging - 15 september 2025
De Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij gelijktijdig ingediende aanvragen voor gezinshereniging door gezinsleden, die als homogene groep hetzelfde doel beogen, sprake is van zodanige inhoudelijke samenhang dat de minister bij niet tijdig beslissen slechts één gezamenlijke bestuurlijke dwangsom is verschuldigd, in afwijking van de hoofdregel.
ECLI:NL:CRVB:2025:1286 - Centrale Raad van Beroep - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5351 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4025 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 30 juni 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4027 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 30 juni 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4028 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 30 juni 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4029 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 30 juni 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4414 - Zorgplicht uit Wet milieubeheer geldt ook als REACH-verordening regels kan stellen - 17 september 2025
De Afdeling oordeelt dat de zorgplicht uit de Wet milieubeheer (artikel 9.2.1.2) een vangnetfunctie heeft die ook geldt als specifieke regels ontbreken, zelfs wanneer die regels onder de REACH-verordening gesteld zouden kunnen worden. Een motiveringsgebrek leidt tot vernietiging van de afwijzing van een handhavingsverzoek.