ECLI:NL:RBNNE:2025:3564 - Rechtbank Noord-Nederland - 26 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1522
(gemachtigde: mr. P. Zoeten),
en
(gemachtigde: mr. A.A. Westers).
1. Deze uitspraak gaat over de tijdelijke sluiting van Club La Luna te Winschoten in 2023. Eiseres voert hiertegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester het bezwaar van eiseres terecht ongegrond heeft verklaard.
Procesverloop en totstandkoming van het bestreden besluit
2.1. Club La Luna is een horecagelegenheid gesitueerd aan de Markstraat en het Marktplein te Winschoten.
2.2. Blijkens een bestuurlijke rapportage van 13 juli 2025 heeft de eigenaresse van Club La Luna op die dag aangifte gedaan van de volgende gebeurtenis. Uit camerabeelden bleek dat zich die ochtend omstreeks 6.10 uur twee personen met bivakmutsen ophielden voor de club. Verschillende keren hebben deze personen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op Club La Luna gericht, maar kennelijk weigerde het wapen.
2.3. De bestuurlijke rapportage vermeldt verder: In Winschoten hebben zich de afgelopen week incidenten voorgedaan die verbandhouden met een conflict in het criminele milieu. Het toegepaste geweld vormt een ernstige bedreiging voor de openbare orde. Bij dit (vuurwapengeweld zijn (inmiddels) een aantal gewonden gevallen en een (andere) horecazaak beschadigd door kogelinslagen. en Er wordt gezegd dat tijdens De nacht van Winschoten een vervolg zal komen op de schietincidenten van de afgelopen week. Het vervolg zal mogelijk plaatsvinden op het Marktplein of in de omgeving van club La Luna.
2.4. Bij primair besluit van 14 juli 2023 heeft de burgemeester op grond van artikel 174 van de Gemeentewet de sluiting van Club La Luna bevolen gedurende het onderzoek door politie en/of Openbaar Ministerie, tot en met 9 augustus 2023, 12.00 uur. De burgemeester heeft hieraan toegevoegd dat mocht de komende weken uit politie-informatie blijken dat er geen dreiging meer was, de sluiting terstond zal worden opgeheven.
2.5. Na een hoorzitting op 24 oktober 2023 heeft de adviescommissie bezwaarschriften (commissie) op 31 januari 2024 geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Bij het bestreden besluit van 14 februari 2024 heeft de burgemeester, met overneming van het advies, het bezwaar ongegrond verklaard en gespecificeerd dat de sluiting is gebaseerd op artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. Verder heeft de burgemeester, gezien de ingebrekestelling door eiseres op 2 januari 2024, het standpunt ingenomen dat de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was zodat geen dwangsom voor niet tijdig beslissen was verbeurd.
2.6. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.7. De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres eigenaresse [naam] en haar gemachtigde en mr. D.J. Meijer, waarnemer van de gemachtigde van de burgemeester.
Beoordeling door de rechtbank
3. De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesbelang
4. In het verweerschrift heeft de burgemeester gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft omdat het bedrijf weer open is en omdat van schade is niet gebleken. De rechtbank deelt dit standpunt niet nu de sluiting gedurende bijna vier weken onvermijdelijk tot een aanzienlijke omzetdaling heeft geleid.
Bevoegdheid
5. Volgens eiseres was de burgemeester in de gegeven omstandigheden niet bevoegd om een sluitingsbevel te geven.
5.1 Artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet verleent aan de burgemeester de bevoegdheid tot het geven van een sluitingsbevel als sluiting nodig is met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid. Volgens de vaste lijn in de rechtspraak
5.3. De rechtbank overweegt dat op 12 juli 2023 een ander café gevestigd aan het Marktplein te Winschoten is beschoten. Hieraan wordt gerefereerd in de bestuurlijke rapportage. Op 13 juli 2023 is vervolgens kennelijk een mislukte poging gedaan om een aanslag te plegen gericht tegen Club La Luna. Daarnaast blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de politie aanwijzingen had dat dit geweld een vervolg zou krijgen op het Marktplein of in Club La Luna, in de Nacht van Winschoten, die op 14 en 15 juli 2023 zou plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat daarmee sprake was van een concrete en acute situatie die de veiligheid en de gezondheid van het uitgaanspubliek en van de medewerkers van de plaatselijke horeca bedreigde. Om die reden werd voldaan aan de voorwaarde voor toepassing van de bevoegdheid in artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. Anders dan eiser is de rechtbank gelet op het bovenstaande ook van oordeel dat de bestuurlijke rapportage voldoende aanleiding gaf om (alleen) Club La Luna te sluiten. De beroepsgrond slaagt niet.
De duur van de sluiting 6. Volgens eiser was de duur van de sluiting te lang. Hij wijst er daarbij op dat in het primaire besluit is aangegeven dat de sluiting terstond zou worden opgeheven als er geen dreiging meer was. De burgemeester heeft volgens eiser ten onrechte het sluitingsbevel niet opgeheven. Dat er geen directe dreiging meer bestond kan volgens eiser worden afgeleid uit het feit dat veiligheidscamera’s rondom het marktplein kort na het weekend van de nacht van Winschoten werden verwijderd en uit uitlatingen van de burgemeester in de media in diezelfde week.
6.1. De rechtbank beoordeelt de duur van de sluiting eerst aan de hand van de feiten en omstandigheden ten tijde van primaire besluit.
6.2. Ten tijde van het bestreden besluit was de sluiting een half jaar daarvoor geëindigd. In bezwaar is niet aangevoerd dat de sluiting eerder had moeten worden opgeheven. Gelet op artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt heroverweging plaats op de grondslag van het bezwaar. In zoverre hoefde de burgemeester in het bestreden besluit hierop niet in te gaan.
6.3. Voor zover eiseres zich in deze beroepsprocedure op het standpunt stelt dat de burgemeester de sluiting eerder had moeten opheffen overweegt de rechtbank dat dit een apart besluit zou hebben gevergd. Dat besluit ligt in deze procedure niet voor. Deze vraag valt buiten de omvang van het geschil, zoals bedoeld in artikel 8:69, eerste lid, van de Awb. De rechtbank laat dit daarom buiten beschouwing.
6.4. Het bovenstaande betekent dat de beroepsgrond over de duur van de sluitingstermijn niet slaagt.
Gelijkheid 7. Eiseres heeft aangevoerd dat de burgemeester willekeurig te werk gaat door bij veel ernstiger incidenten geen gebruik te maken van haar sluitingsbevoegdheid. Hierbij heeft eiseres gewezen op de reactie van een burgemeester op twee incidenten in september 2023 bij respectievelijk een gameshop en een kapperszaak in de Langestraat in Winschoten.
7.1. Met de burgemeester is de rechtbank van mening dat het niet gaat om vergelijkbare gevallen. De incidenten in september 2023 deden zich voor op een ander moment, in het bijzonder niet kort vóór de Nacht van Winschoten. Verder vonden deze incidenten niet bij het Marktplein plaats en betroffen zij niet de horecabranche. Ook heeft de burgemeester aangevoerd dat de incidenten zich al hadden voltrokken, wat een verschil is met de situatie bij Club La Luna waarbij de burgemeester er rekening mee moest houden dat na de kennelijk mislukte aanslag een nieuwe poging gedaan zou worden. Overigens wijst de burgemeester erop dat in twee vergelijkbare incident die zich afspeelden in een horecagelegenheid in juli 2023, zij juist wel tot sluiting is overgegaan. De grond slaagt niet.
Dwangsom voor niet tijdig beslissen 8.. Eiseres voert aan dat de burgemeester ten onrechte heeft vastgesteld dat door haar geen dwangsommen zijn verschuldigd voor het niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres.
8.1. In het bestreden besluit heeft de burgemeester gesteld dat de termijn om te beslissen op het bezwaar liep tot en met 3 januari 2024. Ten tijde van de ingebrekestelling door eiseres op 2 januari 2024 was de beslistermijn nog niet verstreken. Om die reden stelt de burgemeester dat geen dwangsom is verbeurd.
8.2. De rechtbank overweegt dat de termijn voor het beslissen op bezwaar is gaan lopen op de eerste dag ná het verstrijken van de termijn voor het instellen van bezwaar tegen het primaire besluit
8.3. Dit betekent dat de beslistermijn verstreken was op dinsdag 2 januari 2024, de dag waarop eiseres verweerder in gebreke stelde. Het standpunt van de burgemeester is dus onjuist. Omdat de burgemeester niet binnen de beslistermijn heeft beslist en er meer dan twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling, is gelet op artikel 4:17, eerste en derde lid van de Awb een dwangsom verschuldigd. De beroepsgrond over de dwangsom slaagt.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 4:17, eerste en derde lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover daarbij is beslist over de verbeuring van een dwangsom.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat de burgemeester aan eiseres een dwangsom van € 857 dient te betalen. Omdat de ingebrekestelling van 2 januari 2024 was, is de eerste dag waarover de dwangsom is verschuldigd 16 januari 2024
9.1. Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
9.2. Voor het overige blijft het bestreden besluit in stand. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar tegen de tijdelijke sluiting ongegrond verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit van 14 februari 2024 voor zover daarin is beslist dat geen dwangsom is verschuldigd;
-
bepaalt de door de burgemeester aan eiseres verschuldigde dwangsom op € 857 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
-
bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371 aan eiseres moet vergoeden;
-
veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Knuttel, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:17
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Artikel 7:10
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
(…)
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
Artikel 8:69
1. De bestuursrechter doet uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.
Gemeentewet Artikel 174
1. De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
2. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
3. De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
Zie onder meer ECLI:NL:RVS:2004:AQ9952 en ECLI:NL:RVS:2018:3699.
ECLI:NL:RVS:2014:4281
De rechtbank toetst hier analoog aan de toetsing bij handhavingsbesluiten. Zie ECLI:NL:RVS:2020:2571, rechtsoverweging 6.2.3 en verder.
Zie de uitspraken over het evenredigheidsbeginsel van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022; voor een discretionaire bevoegdheid zoals hier aan de orde, is ECLI:NL:RVS:2022:285 van belang.
Artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.
Op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb.
Artikel 4:17, derde lid, van de Awb.