Artikel 2u
1. Onze Minister beslist binnen 90 dagen na ontvangst van een aanvraag om verlening of wijziging van een machtiging tot voorlopig verblijf. Onze Minister kan deze termijn verlengen met ten hoogste drie maanden.
2. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart of overplaatsing binnen een onderneming bekend binnen 90 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.
3. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf onder een beperking verband houdend met wetenschappelijk onderzoek, studie, lerend werken, of uitwisseling in het kader van Europees vrijwilligerswerk bekend binnen 60 dagen en kan die termijn niet worden verlengd.
4. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als gezinslid van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen negen maanden na indiening van de aanvraag bekend. Onze Minister kan deze termijn verlengen in geval van bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag.
Details
[Toekomstige wijziging(en) op 28-03-2028. Zie het overzicht van wijzigingen]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:17954 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18423 - Rechtbank Den Haag - 6 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17625 - Rechtbank verwerpt FIFO-verweer bij niet tijdig beslissen op nareisaanvraag - 24 september 2025
De rechtbank Den Haag oordeelt dat het hanteren van het "first-in first-out"-principe door de IND geen reden is om een ruimere beslistermijn op te leggen of een beroep aan te houden. De rechtbank volgt de vaste jurisprudentie en legt een concrete beslistermijn en een dwangsom op.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17533 - Rechtbank verlengt beslistermijn voor mvv-aanvragen wegens bijzondere omstandigheden - 22 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een beroep tegen het niet tijdig beslissen op mvv-aanvragen voor gezinshereniging gegrond is. Wegens bijzondere omstandigheden stelt de rechter, in lijn met vaste jurisprudentie, een langere beslistermijn dan de wettelijke twee weken vast.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17534 - Rechtbank legt langere beslistermijn op voor mvv-aanvragen gezinshereniging - 22 september 2025
De rechtbank oordeelt dat bij aanvragen voor gezinshereniging (nareis en regulier) sprake is van een bijzonder geval. Daarom wordt met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, Awb een langere beslistermijn dan twee weken opgelegd, aansluitend bij de fasen en termijnen uit eerdere jurisprudentie van de Afdeling.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17542 - Beroep tegen niet tijdig beslissen in nareiszaak gegrond met verlengde beslistermijn - 22 september 2025
De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een mvv-aanvraag in het kader van nareis gegrond. Vanwege de bijzondere aard van nareiszaken legt de rechtbank, in lijn met vaste jurisprudentie, een langere beslistermijn op dan de standaard twee weken.