ECLI:NL:RBDHA:2025:15394 - Rechtbank Den Haag - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4104 (scheiding) en FA RK 25-77 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/667652 (scheiding) en C/09/678181 (verdeling)
Datum beschikking: 7 augustus 2025 (bij vervroeging)
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 6 juni 2024 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
de vrouw, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. E.A. Slappendel in Gouda.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man] ,
de man, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. E.C.A.E. Verschuren in Gilze, gemeente Gilze en [plaats 2] .
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
29 augustus 2024;
Op 17 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat*.*Door de advocaat van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Op de zitting is beslist dat de stukken van 10 en 13 juli 2025 van de man worden geaccepteerd, ondanks het bezwaar van 14 juli 2025 van de vrouw.
Feiten
Verzoek en verweer
De vrouw verzoekt *–na wijziging–*echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig –na wijziging– nevenvoorzieningen te treffen tot:
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandig verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Op de zitting heeft de vrouw aanvullend verzocht om te bepalen dat zij gerechtigd is tot verrekening van de bedragen die de man aan haar verschuldigd is uit hoofde van de door de rechtbank te wijzen beschikking met zijn aandeel in de overwaarde, alsmede dat de vrouw gerechtigd is tot verrekening van de eventuele vorderingen van de man op haar met de vorderingen die de vrouw op de man heeft, waardoor deze verbintenissen tot hun gezamenlijk beloop tenietgaan.
Beoordeling
Echtscheiding De vrouw en de man zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw tot echtscheiding als op de wet gegrond toewijzen.
Verdeling De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2017. Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. De vrouw en de man zijn vóór 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, zodat gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet worden aangenomen dat tussen hen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat de huwelijksgemeenschap volgens artikel 1:100 BW bij helfte tussen de vrouw en de man wordt verdeeld.
Peildatum Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 6 juni 2024. Voor de waardering geldt – voor zover de vrouw en de man niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum. Met betrekking tot de bankrekeningen zijn partijen een afwijkende peildatum overeengekomen, namelijk 8 november 2023, zijnde de datum dat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten.
Omvang Volgens partijen behoren de volgende zaken tot de huwelijksgemeenschap:
Ad. a) echtelijke woning Schenking De man stelt dat de vrouw haar aandeel in de woning aan hem heeft geschonken. Hij geeft aan dat de vrouw op 13 maart 2024 aan hem heeft medegedeeld dat zij de woning aan hem wenste te schenken. Dat heeft zij diezelfde dag bevestigd in een telefoongesprek met haar advocaat in het bijzijn van de man en drie politieagenten. De volgende dag heeft zij de wens om te schenken nogmaals aangegeven, is zij naar een hypotheekadviseur geweest en is zij naar de ouders van de man gegaan om de schenking te vieren. Op 15 maart 2024 heeft de vrouw haar intentie om haar aandeel in de woning aan de man te schenken ook per e-mail aan haar advocaat medegedeeld. Primair stelt de man dat partijen overeenstemming in de zin van artikel 6:217 BW hebben bereikt over overname van de woning door de man middels schenking door de vrouw, onder ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw. De man is bereid de schenkingsbelasting voor zijn rekening te nemen. Subsidiair stelt de man dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat partijen overeenstemming hadden bereikt over toedeling van de woning aan de man door middel van schenking door de vrouw.
Volgens de vrouw is er geen sprake geweest van een schenking van haar aandeel in de woning aan de man. Er is geen overeenkomst gesloten en ook zijn er geen huwelijkse voorwaarden opgesteld. De mail van de vrouw aan haar advocaat kan niet als een overeenkomst tussen partijen worden gekwalificeerd. Als de rechtbank wel uitgaat van een schenking stelt de vrouw primair dat de schenking buitengerechtelijk is vernietigd. Subsidiair verzoekt de vrouw de schenkingsovereenkomst te vernietigen wegens misbruik van omstandigheden. De vrouw verkeerde ten tijde van de vermeende schenking in een toestand waarbij zij het contact met de werkelijkheid was verloren, vanwege een (pre)psychose. De vrouw heeft nooit een bevoordelingsbedoeling gehad, wat blijkt uit correspondentie tussen de advocaten waarin staat dat de vrouw openstaat voor overname door de man, mits financieel haalbaar en de overwaarde bij helfte wordt gedeeld.
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een schenking moet de rechtbank de vraag beantwoorden of er een (schenkings)overeenkomst tot stand is gekomen. Een schenking is de overeenkomst om niet, die er toe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen, de andere partij, de begiftigde, verrijkt (artikel 7:175 lid BW). Een overeenkomst van schenking komt net als iedere overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen en vereisen een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). Zij kunnen in beginsel in elke vorm plaatsvinden en kunnen ook besloten liggen in feitelijke gedragingen (artikel 3:37 lid 1 BW). Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, ook afhankelijk kan zijn van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden (HR 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2213; HR 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2043).
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken blijkt dat de vrouw op 13 maart 2024 in een emotionele staat bij de woning was. De vrouw heeft toen gesuggereerd dat zij de man haar deel van de woning kon schenken. Duidelijk was dat de vrouw graag een einde wilde maken aan de periode van onzekerheid en dat beide partijen geen andere oplossingen of uitweg zagen. Deze gebeurtenissen worden ondersteund door de video van een deurbelcamera die de man heeft overgelegd. De vrouw betwist niet dat zij dergelijke uitlatingen heeft gedaan. Uit de deurbelvideo blijkt alleen niet de context waarbinnen het gesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden. Als sprake zou zijn geweest van een schenking zoals de man stelt, zou de vrouw van een heel omvangrijk bedrag afstand hebben gedaan. In dat kader acht de rechtbank relevant dat beide partijen een Wajong-uitkering ontvangen, zodat schenking van een dergelijk bedrag niet gangbaar was voor hen. In dat licht bezien mocht de man er niet lichtvaardig vanuit gaan dat de vrouw de wil had hem de woning te schenken.
De man heeft over de gebeurtenissen op 13 maart 2024 aangegeven dat hij zelf op dat moment dacht dat de vrouw niet overzag wat ze zei en dat hij twijfelde of ze dit meende. Volgens de man heeft de vrouw een historie van dat ze zomaar wat roept en zegt, dat is haar persoonlijkheid, aldus de man. Ook de ouders van de man twijfelden volgens hem aan de uitlatingen van de vrouw en hebben daarom aangegeven dat dit op papier zou moeten worden gezet om zeker te stellen dat de vrouw echt wilde schenken. Volgens de man zouden ze er nog verder naar kijken. Dat is er nooit van gekomen volgens de man, omdat de vrouw, op het moment dat partijen een overeenkomst op papier wilden zetten, aangaf haar aandeel in de woning niet (meer) te willen schenken. De rechtbank ziet in de stukken niet een op de gebeurtenissen van 13 maart 2024 volgend definitief en ondubbelzinnig aanbod van de vrouw. De man ziet de bevestiging van het aanbod van schenking door de vrouw in de e-mail van 15 maart 2024 die zij aan haar advocaat heeft gestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van aanbod en aanvaarding en dat er dus geen overeenkomst van schenking tot stand is gekomen. De uitlatingen van de vrouw bevatten naar het oordeel van de rechtbank geen ondubbelzinnig aanbod van haar tot het doen van een schenking, maar zijn een uiting van de wens om tot een oplossing te komen. De uitingen geven de gedachten van de vrouw weer over een mogelijke afwikkeling en kunnen worden gezien als een uitnodiging om te kijken hoe partijen kunnen regelen dat de man in de woning kan blijven wonen. De vrouw heeft in een ook voor de man kenbare emotionele en wanhopige staat de optie van een schenking genoemd. Uit de verklaring van de man blijkt dat de man de uitlatingen van de vrouw op dat moment niet serieus nam en er niet van overtuigd was dat zij daadwerkelijk de bedoeling had aan hem te schenken. Er is dan ook geen sprake van op elkaar aansluitende wilsverklaringen gericht op een schenking; er is dus geen overeenkomst tot stand gekomen.
De e-mail van 15 maart 2024 is niet aan de man is gericht en kan daarom niet worden gezien als een aanbod van de vrouw aan de man. Daarnaast blijkt uit die e-mail niet van een ondubbelzinnige wil tot schenking. Uit de e-mail is alleen af te leiden dat de vrouw graag wil dat de man in de woning kan blijven, maar niet dat dit zou moeten gebeuren met een schenking van haar aandeel in de woning en zonder tegenprestatie. Verder neemt de rechtbank in overweging dat namens de vrouw op de zitting onbetwist is gesteld dat de vorige advocaat van de man op 18 april 2024 heeft aangegeven dat de man geen taxatie van de woning wilde, omdat partijen misschien hun relatie wilden hervatten en in relatietherapie zouden gaan. Hieruit valt af te leiden dat de man ook op dat moment niet van een schenking uit ging. Ook met de e-mail van 15 maart 2024 is dus geen schenkingsovereenkomst tot stand gekomen.
Met dit oordeel komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of er sprake is (geweest) van vernietiging van een dergelijke overeenkomst. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat ook geen sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van de man, omdat hij zelf heeft aangegeven dat hij er niet op vertrouwde dat de vrouw daadwerkelijk haar aandeel in de woning aan hem wilde schenken.
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een schenking, moet de echtelijke woning worden verdeeld.
Overname door man/derde De vrouw heeft aangegeven dat zij de woning niet toegedeeld wil krijgen. De man wil de woning wel toegedeeld krijgen. De vrouw is het er eigenlijk niet mee eens dat de man die kans krijgt, omdat volgens haar op voorhand duidelijk is dat de man een overname niet kan financieren, hij daarvoor al lang de kans heeft gehad en zij belang heeft bij de verdeling om zelf andere woonruimte te kunnen vinden. De rechtbank is van oordeel dat op voorhand niet zeker is dat de man de woning niet kan overnemen, met name gelet op de hulp die de man zegt te zullen krijgen van zijn familie en vrienden. De rechtbank zal de man daarom de kans geven om te onderzoeken of hij de woning kan overnemen.
De man verzoekt om bij de verdeling als waarde van de woning de WOZ waarde van 2023 te hanteren. De vrouw vraagt uit te gaan van de huidige marktwaarde. De rechtbank overweegt dat beide partijen recht hebben op de helft van de waarde van de woning en dat deze waarde gebruikelijk de marktwaarde op het moment van verdeling betreft. De rechtbank ziet in de standpunten van de man geen aanleiding om af te wijken van de gebruikelijke waardebepaling. Bij de verdeling van de woning zal daarom worden uitgegaan van de huidige marktwaarde. De woning zal moeten worden getaxeerd om die waarde te bepalen.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de man binnen één week na de zitting KIN Makelaars Gilze en Rijen opdracht zal geven voor het uitvoeren van een taxatie. Daarbij hebben partijen afgesproken dat, als de man de woning overneemt, hij de kosten van de taxatie betaalt en dat, als een derde de woning overneemt, de kosten van de taxatie bij helfte worden gedeeld en vanuit de overwaarde worden voldaan.
Voor de verdeling van de woning zal de rechtbank een zogenoemd ‘spoorboekje’ vaststellen. De man wil dat hem daarbij een termijn van twee tot drie maanden wordt gegeven om te onderzoeken of hij de woning kan overnemen, omdat daarbij ook schenkingen vanuit familie en vrienden moeten worden meegenomen. De vrouw wil dat de man een termijn van één week krijgt, omdat hij al lang genoeg de tijd heeft gehad om dit uit te zoeken. De rechtbank zal de man tot 1 november 2025 geven om aan te tonen of hij de woning kan overnemen, omdat gebleken is dat voor de beoordeling van de hypotheek meerdere schenkingen en/of leningen van familie en vrienden moeten worden opgesteld en beoordeeld door de bank. Zodra (eerder dan 1 november 2025) duidelijk is dat de overname van de woning door de man niet mogelijk is zal het verkoopproces in gang moeten worden gezet. De rechtbank zal vaststellen dat in dat geval uiterlijk op 3 november 2025 de verkoopopdracht aan de makelaar zal worden gegeven. Als de man daar niet aan meewerkt, zal de rechtbank aan de vrouw daarvoor vervangende toestemming verlenen.
Met betrekking tot de verzoeken van de vrouw om de man te gelasten zijn medewerking te verlenen aan alle feitelijke handelingen die nodig zijn om de woning te verkopen overweegt de rechtbank het volgende. Voor het verkoopklaar maken van de woning moeten de vrouw en de man de aanwijzingen van de makelaar opvolgen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de man, ondanks zijn bezwaren, niet aanwezig mag zijn bij de bezichtigingen. De man moet toestaan dat de bezichtigingen buiten zijn aanwezigheid plaatsvinden. Als het nodig is moet hij op die momenten elders overnachten. Dit kan de man met de makelaar overleggen. Uit de standpunten van de man ten aanzien van zijn smetvrees volgt dat zijn aanwezigheid bij de bezichtigingen geen oplossing is, omdat hij sowieso last zal hebben van het feit dat er andere mensen in de woning zijn geweest. Daarbij komt dat zijn aanwezigheid in de woning verstorend zal werken in het verkoopproces. In de stukken en op de zitting zijn meerdere mogelijkheden aangedragen voor de man om ervoor te zorgen dat zijn spullen niet kunnen worden aangeraakt. Het verzoek van de vrouw om de man te gelasten de woning ordelijk en schoon te houden en de tuin netjes te houden zal de rechtbank afwijzen. De man moet hier inderdaad aan meewerken, maar dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald.
Vervangende toestemming De rechtbank ziet in de stellingen van partijen voldoende aanleiding om aan te nemen dat de man niet zonder meer zal meewerken aan de verkoop van de echtelijke woning aan een derde. De rechtbank oordeelt daarom dat bij het verstrekken van de verkoopopdracht aan de makelaar, het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en bij het notariële transport, deze beschikking in de plaats treedt van de handtekening van de man als hij daaraan niet meewerkt.
Dwangsom Op basis van de stukken en dat wat op de zitting is besproken ziet de rechtbank aanleiding om aan de medewerking van de man in het verkoopproces een dwangsom te verbinden, omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat de man hier niet aan wil meewerken. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat de man een Wajong-uitkering ontvangt, wel reden om de verzochte dwangsom te matigen. De rechtbank zal daarom een dwangsom van € 100,- per dag(deel), met een maximum van € 5.000,-, verbinden aan het opvolgen van aanwijzingen van de makelaar door de man, het verschaffen van toegang tot de echtelijke woning aan de makelaar en derden en de afwezigheid van de man bij de bezichtigingen. Daarbij zal de rechtbank bepalen, zoals op de zitting is verzocht, dat de vrouw de verbeurde dwangsommen kan verrekenen met het aandeel van de man in de overwaarde van de woning. Daarnaast zal de rechtbank de man, als hij niet aan het bovenstaande voldoet, veroordelen om binnen zestig dagen na 3 november 2025 de woning te ontruimen en de sleutels daarvan af te geven aan de makelaar.
Ad. b) inboedel De vrouw en de man zijn overeengekomen dat de vrouw de spullen houdt die zij bij haar vertrek uit de woning heeft meegenomen en dat zij daarnaast haar overige persoonlijke spullen (kleding en boeken) en de ENGL 1x12 Cabinet nog krijgt. Daarnaast stelt de vrouw dat de viool van haar moeder zich nog in de woning bevindt en dat zij die graag terug wil. De man heeft hierover aangegeven dat hij deze viool niet heeft gevonden. De rechtbank acht het aannemelijk dat de viool nog in de woning is. Nu hij weet dat de viool in een vioolkoffer zit, moet de man hier nogmaals naar zoeken en daarna de viool aan de vrouw verschaffen. Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de vrouw op zondag 20 juli 2025 om
13.00 uur het eerste deel van haar spullen kan ophalen vanuit de schuur. Het tweede deel volgt later, omdat de man nog een deel van de spullen moet uitzoeken. De rechtbank zal vaststellen dat de man deze spullen, inclusief de viool, aan de vrouw moet verschaffen, op een in onderling overleg overeen te komen dag, maar uiterlijk op 1 november 2025.
Over de overige inboedelgoederen hebben de vrouw en de man geen overeenstemming bereikt. Partijen verschillen van mening over welke goederen er door de vrouw zijn meegenomen en welke waarde aan de inboedelgoederen moet worden toegekend. Het is door de rechtbank niet vast te stellen welke goederen in wiens bezit zijn en wat de waarde daarvan is. De rechtbank zal daarom ten aanzien van de overige inboedelgoederen vaststellen dat deze met gesloten beurzen zijn verdeeld zoals zij, na overdracht van de persoonlijke spullen van de vrouw, de ENGL 1x12 Cabinet en de viool, feitelijk zijn.
Ad. c) bank- en spaarrekeningen De vrouw en de man zijn het eens over wat er met de bankrekeningen moet gebeuren, namelijk dat de gezamenlijke rekening wordt opgeheven en dat partijen beiden de rekeningen die op hun eigen naam staan voortzetten. Partijen zijn ook overeengekomen dat het saldo van de gezamenlijke rekening bij helfte wordt gedeeld per (afwijkende) peildatum 8 november 2023. Partijen zijn het er alleen niet over eens of de saldi van de rekeningen op hun eigen naam moeten worden verdeeld.
De rechtbank zal bepalen dat, zoals gebruikelijk is, de saldi van alle bankrekeningen bij helfte moeten worden gedeeld. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat dit gebeurt per (afwijkende) peildatum 8 november 2023, conform de hierover bereikte overeenstemming van partijen.
Ad. d) auto De vrouw en de man zijn het erover eens dat de Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] aan de man wordt toegedeeld. Zij zijn het alleen niet eens over de vraag tegen welke waarde dit moet gebeuren. Volgens de vrouw is de auto € 3.000,- en volgens de man is de auto € 2.000,- waard. De rechtbank schat de waarde van de auto in redelijkheid op het gemiddelde van de door partijen genoemde waardes, namelijk op € 2.500,-, en zal de auto voor die waarde aan de man toedelen, onder de verplichting om de helft van die waarde aan de vrouw te betalen.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de vrouw het kentekenbewijs van de auto op 20 juli 2025 aan de man verschaft, wanneer zij het eerste deel van haar persoonlijke spullen komt ophalen. Deze afspraak leent zich niet voor opname in het dictum, maar bindt partijen wel.
Ad. e) hond De rechtbank stelt voorop dat in het recht dieren geen zaken zijn, maar dat de bepalingen met betrekking tot zaken wel op dieren van toepassing zijn (artikel 3:2a BW).
De vrouw en de man zijn het erover eens dat de hond van partijen, [naam hond] , aan de man wordt toegedeeld zonder verrekening. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen.
Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de man een pootafdruk (gips en inkt) van de poot van [naam hond] laat maken en aan de vrouw zal geven. De rechtbank zal hierbij vaststellen dat de man deze pootafdrukken uiterlijk op 1 november 2025 met de overige goederen aan de vrouw moet overhandigen.
Vorderingen Partijen zijn het erover eens dat de man € 720,- aan de vrouw moet betalen voor de door haar betaalde hypotheekrente in de periode van 8 november 2023 tot en met januari 2024. Op de zitting zijn de vrouw en de man overeengekomen dat de man de gebruikers- en eigenaarslasten met betrekking tot de echtelijke woning betaalt vanaf het moment dat de vrouw de woning heeft verlaten. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de kosten van de hypotheekaflossingen bij helfte worden gedeeld en worden verrekend bij de verkoop van de woning. Onder die voorwaarde heeft de vrouw op de zitting haar verzoek tot een gebruiksvergoeding ingetrokken. De rechtbank zal conform deze afspraken van partijen beslissen.
Verder stelt de man dat hij de CV-ketel in de echtelijke woning op 24 januari 2024 heeft moeten vervangen voor € 2.719,- en dat de vrouw hem de helft van dat bedrag moet betalen. De vrouw betwist de juistheid van de door de man overgelegde factuur, omdat deze is opgesteld door het bedrijf van de oom van de man en geen dagtekening heeft. De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft foto’s overgelegd waaruit blijkt dat er inmiddels een nieuwe CV-ketel in de woning is. Hij heeft verklaard dat hij bij een ander bedrijf een offerte heeft opgevraagd en dat zijn oom voor dat bedrag zijn CV-ketel heeft vervangen, omdat zijn oom eerder beschikbaar was. De man heeft geen bewijs van betaling overgelegd, ondanks het expliciete verzoek van de vrouw hiertoe. De rechtbank zal daarom, mede gelet op het verweer van de vrouw, in redelijkheid het bedrag voor de nieuwe CV-ketel inclusief installatie schatten op € 1.800,-. De rechtbank zal bepalen dat de vrouw de helft hiervan aan de man moet betalen, te weten € 900,-.
Betalingen / verrekening Op de zitting zijn de vrouw en de man overeengekomen dat zij de betalingen die zij elkaar over en weer verschuldigd zijn op grond van de afwikkeling van de echtscheiding kunnen verrekenen met (het aandeel van de ander in) de overwaarde van de echtelijke woning. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen.
Proceskosten Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2017 in [plaats 1] ;
stelt de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
met betrekking tot de woning, gelegen aan het adres [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldleningen:
- de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) binnen één week na de zitting geven partijen opdracht aan KIN Makelaars Gilze en Rijen tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de man de woning kan overnemen; b) de man dient uiterlijk op 1 november 2025 aan de vrouw aan te tonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen; c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur; d) de kosten van de taxatie en de notariële overdracht worden door de man, als kosten koper, voldaan; e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
- indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden, dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen moeten nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen, uiterlijk op 3 november 2025, aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning; b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur en de taxatie; c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning; d) de man volgt de aanwijzingen van de makelaar op, verschaft toegang tot de woning en is niet aanwezig bij de bezichtigingen. De man verbeurt een dwangsom van € 100,- per dag(deel) dat hij hiervan in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-; e) bij gebreke van de medewerking van de man aan het verstrekken van de verkoopopdracht aan de makelaar, het ondertekenen van de verkoopovereenkomst en bij het notariële transport, zal deze beschikking op grond van artikel 3:300 lid 2 BW zo nodig in de plaats treden van de wilsverklaringen van de man in de desbetreffende notariële akte(n); f) als de man zich niet aan de voorwaarden onder c) en d) houdt, moet hij binnen 60 dagen na 3 november 2025 de woning ontruimen en de sleutels daarvan afgeven aan de makelaar;
ten aanzien van de inboedel: a. aan de vrouw wordt toegedeeld: haar persoonlijke spullen (kleding en boeken), de ENGL 1x12 Cabinet en de viool; b. de overige inboedelgoederen zijn, met gesloten beurzen, al verdeeld zoals zij dat op dit moment feitelijk zijn;
ten aanzien van de bankrekeningen: a. de vrouw en de man krijgen ieder de saldi van de op hun eigen naam staande bankrekeningen toegedeeld, onder verrekening van de saldi van deze bankrekeningen bij helfte per peildatum van 8 november 2023; b. bepaalt dat het saldo op de gezamenlijke bankrekening per peildatum van 8 november 2023 bij helfte tussen partijen worden verdeeld, waarna deze rekening wordt opgeheven;
de Citroën Berlingo met kenteken [kenteken] wordt aan de man toegedeeld tegen een waarde van € 2.500,-, onder de verplichting om de helft van deze waarde, te weten € 1.250,-, aan de vrouw te betalen;
ten aanzien van de hond [naam hond] : a. de hond wordt aan de man toegedeeld zonder nadere verrekening; b. de man laat een pootafdruk (gips en inkt) van de poot van [naam hond] maken en geeft die uiterlijk op 1 november 2025 aan de vrouw;
stelt vast dat partijen de volgende overeenstemming hebben bereikt:
bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag van € 900,- moet betalen voor de vervanging van de CV-ketel;
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.