Uitspraak inhoud

vonnis

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 71/015698-25

Datum uitspraak: 20 augustus 2025

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001, ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres: [adres 1] . hierna: verdachte.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. Z. Trokic, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Heerenveen, naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het invoeren, dan wel voorhanden hebben, van 15 patroonhouders van het merk Glock op 14 januari 2025 te Amsterdam.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van de patroonhouders.

3.2. Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.

3.3. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt op basis van het procesdossier het volgende vast.

Tijdens een observatie van de politie op 14 januari 2025 wordt waargenomen dat verdachte ter hoogte van de Isolatorweg in Amsterdam een pakket uit een bedrijfswagen in ontvangst neemt. Nadat verdachte even later – met het pakket onder zich – wordt aangehouden, blijken er in het pakket vijftien patroonhouders te zitten. Op het pakket staat als ontvanger de naam van verdachte en het pakket blijkt afkomstig van een Sloveense webshop die handelt in vuurwapens en wapenonderdelen. Na onderzoek in de telefoon van verdachte wordt een betalingsafschrift aangetroffen van 8 januari 2025 vanaf het rekeningnummer van verdachte aan de betreffende webshop.

Uit onderzoek door een vuurwapendeskundige volgt dat de aangetroffen patroonhouders geschikt zijn voor kogelpatronen van het kaliber 9x19mm en zijn bestemd als een hulpstuk dat van wezenlijke aard is voor vuurwapens van het merk Glock. Om die reden zijn de bepalingen van de Wet wapens en munitie die zien op vuurwapens van overeenkomstige toepassing op de aangetroffen patroonhouders.

Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het pakket bij de Sloveense webshop heeft besteld en vervolgens in Amsterdam ontvangst heeft genomen. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de invoer van vijftien patroonhouders in Nederland. Daarbij is de rechtbank op basis van het procesdossier niet gebleken van de aanwezigheid van een consent, zijnde een vergunning voor de invoer van (onderdelen van) wapens in Nederland. De invoer van deze patroonhouders is daarmee strafbaar gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

op 14 januari 2025 te Amsterdam, zonder consent vuurwapenonderdelen van categorie III van de Wet wapens en munitie, in de zin van artikel 1 onder 3 jo artikel 3 van de Wet Wapens en munitie, heeft doen binnenkomen, te weten 15 patroonhouders van het merk Glock.

5 De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straffen en maatregelen

7.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen, waarvan honderdachtendertig dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

7.2. Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om het onvoorwaardelijke gedeelte van een op te leggen straf gelijk te laten zijn aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

7.3. Het oordeel van de rechtbank De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van het feit Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van vijftien patroonhouders door deze op een Sloveense webshop te bestellen en het pakket vervolgens in ontvangst te nemen. De patroonhouders waren geschikt voor kogelpatronen en daarmee bestemd als hulpstuk dat van wezenlijke aard is voor vuurwapens. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Het invoeren en het ongecontroleerde bezit van dergelijke patroonhouders is daarom een groot risico voor de veiligheid van personen.

Persoonlijke omstandigheden In het kader van de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 13 maart 2025, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vuurwapenbezit.

Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 31 juli 2025, waaruit volgt dat dat de handelingsvaardigheden van verdachte onvoldoende zijn ontwikkeld, mede ten gevolge van zijn verstandelijke beperking. Hierdoor raakt verdachte snel overvraagd, laat hij zich makkelijk beïnvloeden en denkt hij onvoldoende na over de consequenties van zijn handelen. De reclassering ziet verder dat de zorg, begeleiding en structuur die het bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde reclasseringstoezicht met zich meebrengt verdachte ten goede komt. Om die reden adviseert de reclassering om de al eerder geadviseerde bijzondere voorwaarden vanuit het schorsingstoezicht te vervolgen. De meldplicht en de dagbesteding bieden verdachte structuur, waardoor zijn psychosociaal functioneren positief lijkt te worden beïnvloed.

De gedragsinterventietraining biedt verdachte handvatten om te leren omgaan met zijn verstandelijke beperking. Verder vermeldt het reclasseringsadvies dat verdachte onlangs is gestart met dagbesteding in de vorm van betaald werk en dat hij samen met zijn gezin op de wachtlijst staat voor zelfstandige woonruimte. De reclassering ziet enige contra-indicaties voor de oplegging van een gevangenisstraf, namelijk het huidige woontraject van verdachte met zijn gezin bij HVO Querido, de gedeeltelijke zorg over zijn kinderen en de reeds gestarte gedragsinterventietraining.

De straf Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank voor het bewezen verklaarde feit oplegging van een gevangenisstraf aan de orde. Verdachte heeft sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 25 februari 2025 laten zien gemotiveerd te zijn om met behulp van de reclassering aan zichzelf te werken, wat zich heeft geuit in het volgen van een CoVa-training en het vinden van betaald werk. De rechtbank zal, gelet op deze omstandigheden, verdachte de kans geven om te laten zien dat hij deze nieuw ingeslagen weg kan vervolgen.

De rechtbank zal verdachte een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit is enerzijds bedoeld om de ernst van het gepleegde feit voelbaar te maken voor verdachte en anderzijds dient de voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur voor verdachte om hem ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.

Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

Voorlopige hechtenis Gelet hierop zal de rechtbank het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8 Het beslag

De vijftien patroonhouders van het merk Glock (goednummer 840672), zijn onder verdachte in beslag genomen.

8.1. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte hebben geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen goed.

8.2. Het oordeel van de rechtbank De rechtbank is van oordeel dat de patroonhouders zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu het bewezen verklaarde feit hiermee is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 14 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], hiervoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van150 (honderdvijftig) urenmet bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 (twee) uur te verrichten arbeid.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van1 (één) maand.

Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  • Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Reclassering aan de [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

  • Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden

Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa-Plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.

  • Dagbesteding

Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of nuttige dagbesteding, met een vaste structuur.

Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:

Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

15 STK Patroonhouders (goednummer 840672).

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter, mrs. I. Timmermans en C.J.M. In ’t Veld-Vernooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 augustus 2025.

[...]

[...]