ECLI:NL:RBAMS:2025:5200 - Rechtbank Amsterdam - 11 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 11434144 \ CV EXPL 24-15426
Vonnis van 11 juli 2025
in de zaak van
FINTELIQ B.V., gevestigd te Bodegraven, eisende partij, hierna te noemen: Finteliq, gemachtigde: mr. J.M. Geerdes,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [handelsnaam] , gemachtigde: mr. P. Thole.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 november 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 7 maart 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het bericht van 23 mei 2025 met aanvullende producties van Finteliq,
- het bericht van 23 mei 2025 met aanvullende producties van [handelsnaam] ,
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die zich in het dossier bevinden.
2 De kern van de zaak
2.1. Finteliq heeft in opdracht van [handelsnaam] administratiewerkzaamheden verricht. Partijen hebben afgesproken om maandelijks een bedrag te factureren op basis van een geschat gemiddeld aantal mutaties. Omdat het daadwerkelijke gemiddelde van het aantal mutaties in de praktijk veel hoger bleek te liggen, heeft Finteliq op enig moment de overeenkomst herzien door het maandbedrag te verhogen. Finteliq vordert nu betaling van openstaande facturen, bestaande uit het verhoogde maandbedrag vanaf het moment dat de overeenkomst is herzien en het meerwerk van de maanden daarvoor, bestaande uit de mutaties boven het gemiddelde. [handelsnaam] voert aan dat Finteliq niet de mogelijkheid heeft om de overeenkomst eenzijdig aan te passen en meerwerk in rekening te brengen, maar krijgt daarin geen gelijk. Wel is de kantonrechter het met [handelsnaam] eens dat Finteliq onvoldoende heeft gewaarschuwd voor de kosten van de bovengemiddelde mutaties en dat zij daarmee haar zorgplicht heeft geschonden. Om die reden wordt slechts het deel van € 3.550,- van de vordering toegewezen.
3 De feiten
3.1. Finteliq verricht administratieve en boekhoudkundige werkzaamheden.
3.2. [handelsnaam] repareert, verkoopt en verhuurt fietsen.
3.3. Partijen hebben op 20 februari 2023 een inventarisatiegesprek gevoerd, want [handelsnaam] was op zoek naar een nieuwe boekhouder.
3.4. Daarna heeft Finteliq per e-mail van 21 februari 2023 een bevestiging gestuurd van wat partijen hebben besproken. Daarin staat:
“(…) Er is een zakelijke bankrekening voor jouw onderneming. Het is van belang dat je deze rekening alléén gebruikt voor zakelijke doeleinden. Op die manier blijft inzicht behouden en bespaar je op tijd en kosten. (…)
Dagelijkse uitbetaling van pinomzet. Pinterminal via CCV. Advies is om dit wekelijks te laten uitkeren, dit voorkomt een hoog mutatie aantal en daarmee kosten. (…)”
3.5. Vervolgens hebben [handelsnaam] als opdrachtgever en Finteliq als opdrachtnemer op 8 maart 2023 een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst is aangegaan voor de minimale duur van twaalf maanden met ingang van 1 januari 2023. In de overeenkomst staat:
“Opdrachtnemer zal per maand administratieve dienstverlening verlenen aan opdrachtgever waaronder wordt verstaan:
- verwerking van de aangeleverde (zakelijke)administratie met gemiddeld 35 mutaties per maand;
- waarbij boven overeenkomstige mutaties per jaar in rekening worden gebracht als meerwerk, tegen het geldende mutatie tarief uit deze overeenkomst;
- waarbij een mutatie een verwerking is in de boekhouding om tot het resultaat van een winst- en verliesrekening te komen of balansposten bij te werken over de administratieve periode. (…)
Kosten: Opdrachtnemer zal per maand vanaf januari 2023 een bedrag van € 112,50 euro exclusief btw in rekening brengen.(…)”
3.6. Daarnaast staat in artikel 5.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden dat in de overeenkomst een gemiddeld aantal mutaties per maand is opgenomen en dat dit aantal is vastgesteld op een geschatte waarde. Verder staat hierin dat de opdrachtnemer dit aantal eenzijdig kan aanpassen als het gemiddelde van reeds minimaal drie voorgaande periodes afwijkt van het eerder geschatte aantal.
3.7. Bij e-mail van 28 april 2023 heeft Finteliq aan [handelsnaam] geschreven:
“(…)Ook is op het maandoverzicht te zien dat het aantal mutaties flink meer is dan we met elkaar hebben afgesproken. Eerder hebben wij gesproken dat je komende periode de werkwijze gaat aanpassen en het nieuwe kasboek gaat gebruiken om te voorkomen dat dit de rest van het jaar veranderd. Als je vanaf de komende periode het nieuwe kasboek gaat gebruiken wil ik voorstellen om dan januari t/m maart buiten de berekening te laten voor het meerwerk/meermutaties met hogere kosten. Je kunt immers vanaf nu pas de adviezen opvolgen. (…)”
3.8. Op 19 oktober 2023 heeft Finteliq de overeenkomst herzien met ingang van 1 augustus 2023. Daarbij heeft Finteliq het aantal aan [handelsnaam] in rekening te brengen mutaties verhoogd van gemiddeld 35 naar 380 per maand.
3.9. Finteliq heeft bij factuur van 20 oktober 2023 de bovengemiddelde mutaties van de maanden januari tot en met juli 2023 in rekening gebracht, en een aanvulling op de maandtermijnen van augustus tot en met oktober 2023. In totaal is € 5.514,58 aan [handelsnaam] gefactureerd.
3.10. Daarna heeft Finteliq bij de facturen van 1 november 2023 en 1 december 2023 telkens een bedrag van € 662,48 gefactureerd.
3.11. De tussen partijen gesloten overeenkomst heeft gelopen tot 31 december 2023.
4 Het geschil
4.1. Finteliq vordert dat de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [handelsnaam] veroordeelt tot betaling van:
- € 6.839,54, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen,
- € 716,95 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- de proces- en nakosten.
4.2. [handelsnaam] is het niet met de vordering eens en voert aan dat die moet worden afgewezen, met veroordeling van Finteliq in de kosten van deze procedure.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5 De beoordeling
Wat zijn partijen overeengekomen?
5.1. De vraag is of Finteliq op basis van de overeenkomst betaling kan vorderen van het hogere maandtarief en het meerwerk, in totaal € 6.839,54. Volgens Finteliq moet de overeenkomst zo worden uitgelegd dat zij het maandbedrag mocht verhogen en meerwerk in rekening mocht brengen. Er werden namelijk meer mutaties verricht dan oorspronkelijk was overeengekomen en in de maanden daarvoor was sprake van een bovengemiddelde aantal mutaties. [handelsnaam] bestrijdt deze uitleg. Volgens hem is geen hoger maandtarief of meerwerk mogelijk, omdat in de overeenkomst een vast maandtarief staat en hij daarom mocht verwachten dat dit bedrag zou worden gefactureerd. De kantonrechter geeft Finteliq gelijk en verwerpt dus dit verweer. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.2. Wat partijen precies zijn overeengekomen en dus over en weer aan elkaar verplicht zijn, is een vraag van uitleg die plaats moet vinden aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf.
5.3. Weliswaar staat inderdaad in de overeenkomst dat Finteliq per maand een bedrag van € 112,50 in rekening zal brengen, maar in de overeenkomst staat ook dat mutaties boven het gemiddelde als meerwerk in rekening kunnen worden gebracht (zie 3.5). Ook was [handelsnaam] ermee bekend dat het overeengekomen aantal mutaties van 35 een inschatting van het gemiddelde aantal mutaties was en dus in werkelijkheid hoger kon zijn, afhankelijk van zijn werkwijze. [handelsnaam] heeft namelijk erkend dat Finteliq hem adviezen heeft gegeven om een hoger aantal mutaties en daarmee kosten te voorkomen. Dit advies zag op het niet langer verrichten van privébetalingen met zijn zakelijke bankrekening en om de pinbetalingen te wijzigen van dagelijks naar wekelijks, waar [handelsnaam] al op is gewezen in de bevestigingse-mail van 21 februari 2023. Daarnaast heeft [handelsnaam] in een e-mail van 8 maart 2023 aan Finteliq gevraagd of één mutatie één factuur is die administratief verwerkt moet worden en heeft hij aangegeven dat hij nu ongeveer op 55 tot 60 facturen per maand zit, maar dat hij dit aantal in de komende tijd zal verminderen. Kortom, [handelsnaam] was zich er kennelijk van bewust dat zijn werkwijze kon leiden tot meer mutaties dan het overeengekomen gemiddelde van 35, en bovendien dat zijn werkwijze daar ook daadwerkelijk toe leidde.
5.4. Verder staat in artikel 5.3 van de op de overeenkomst toepasselijke voorwaarden dat het mogelijk is om het gemiddeld aantal mutaties aan te passen als het gemiddelde van reeds minimaal drie voorgaande periodes afwijkt van het eerder geschatte aantal. Deze situatie deed zich ook daadwerkelijk voor. Vastgesteld kan worden dat een fors aantal mutaties meer is verricht dan het overeengekomen gemiddelde van 35. Finteliq heeft namelijk gemotiveerd toegelicht dat per maand gemiddeld ongeveer 300 mutaties zijn verricht. [handelsnaam] heeft dit aantal weliswaar betwist, maar heeft dit pas tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd, terwijl alle gelegenheid is geweest om dit eerder in deze procedure naar voren te brengen. Dit is dus te laat geweest, waardoor dit verweer alleen al hierom wordt verworpen.
5.5. Gelet op het voorgaande had Finteliq in beginsel de mogelijkheid om meerwerk in rekening te brengen en om de overeenkomst met ingang van augustus 2023 te herzien. [handelsnaam] kan dus niet worden gevolgd in zijn uitleg van de overeenkomst dat hij mocht verwachten dat slechts het oorspronkelijke maandtarief in rekening zou worden gebracht.
5.6. [handelsnaam] heeft verschillende andere verweren gevoerd. Deze verweren worden hierna besproken.
Het beroep op de vernietiging van het beding in de algemene voorwaarden slaagt niet
5.7. Volgens [handelsnaam] is artikel 5.3 van de algemene voorwaarden van Finteliq onredelijk bezwarend op grond van artikel 6:233 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe heeft hij aangevoerd dat die bepaling voorkomt op de grijze lijst en dat daaraan reflexwerking toekomt, dan wel dat het beding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter oordeelt dat het beding niet onredelijk bezwarend en dus ook niet vernietigbaar is. Dat wordt hierna uitgelegd.
5.8. Het gegeven dat de bepaling voorkomt op de lijst van bedingen die worden vermoed voor consumenten onredelijk bezwarend te zijn, de zogenoemde grijze lijst van artikel 6:237 aanhef en onder c BW, betekent nog niet dat er reden is voor toepassing van de reflexwerking. Daarvoor is namelijk ook vereist dat de positie van [handelsnaam] grote gelijkenis vertoont met een consument.
5.9. Artikel 5.3 is ook niet vernietigbaar op grond van artikel 6:233 sub a BW, omdat de inhoud van het beding in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is. Of een beding onredelijk bezwarend is, moeten gekeken worden naar alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen en de wederzijds kenbare belangen van partijen. Van belang is of sprake is van eventuele onredelijk bezwarende gevolgen waaraan het beding, bij gebondenheid daaraan, de wederpartij van de gebruiker van de voorwaarden van de aanvang af blootstelt.
5.10. [handelsnaam] voert tot slot aan dat het beding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, maar heeft daarbij onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waarom dit het geval is. Het betoog dat Finteliq niet heeft gewaarschuwd voor de verhoging van het maandbedrag, betekent niet automatisch dat het beding zelf onredelijk bezwarend is. Dit zou anders kunnen zijn als er sprake was van een consument, omdat hiervoor specifieke waarschuwingsplichten gelden, maar dat is [handelsnaam] niet, zoals hiervoor al is overwogen. Verder betoogt [handelsnaam] dat een goede reden voor aanpassing van de overeenkomst ontbreekt, omdat de omvang van de mutaties en de wijze van facturering binnen de eigen invloedssfeer van Finteliq liggen. Hierin wordt [handelsnaam] niet gevolgd, want tussen partijen is juist een gemiddeld aantal mutaties afgesproken en was het voor [handelsnaam] duidelijk dat zijn werkwijze van invloed zou zijn op de hoogte van de daadwerkelijke aantal mutaties.
5.11. Overigens geldt dat zelfs als het beroep op vernietiging van artikel 5.3 zou slagen, dat dan niet meteen leidt tot afwijzing van de vordering van Finteliq. Er bestaat dan namelijk nog steeds een basis in de tussen partijen gesloten overeenkomst om betaling te vorderen voor de meer verrichte mutaties, namelijk als meerwerk.
Het beroep op artikel 7:755 BW slaagt niet
5.12. [handelsnaam] meent dat meerwerk factureren ook om een andere reden niet mogelijk is. Hij doet namelijk een beroep op het vereiste van vooraankondiging van meerwerk zoals opgenomen in artikel 7:755 BW. Dit artikel is echter niet van toepassing. Het ziet namelijk op aanneming van werk en hier gaat het om een gewone overeenkomst van opdracht. Niet valt in te zien waarom deze bepaling analoog op deze overeenkomst van toepassing moet of kan worden verklaard. De wetgever heeft er juist expliciet voor gekozen om een dergelijke bepaling alleen op te nemen voor de aanneming van werk.
Het beroep op dwaling slaagt niet
5.13. Voor zover [handelsnaam] een beroep heeft gedaan op dwaling als bedoeld in artikel 6:228 BW, slaagt dit niet. [handelsnaam] heeft hier immers geen juridische consequentie aan verbonden. Bovendien valt niet in te zien waarom aan de voorwaarden van dwaling zou zijn voldaan, omdat [handelsnaam] hier onvoldoende feiten en omstandigheden voor heeft gesteld.
[handelsnaam] is niet gehouden om het volledige bedrag te betalen
5.14. Ondanks het bovenstaande, wordt de vordering van Finteliq niet volledig toegewezen. [handelsnaam] werpt namelijk terecht op dat Finteliq haar zorgplicht heeft geschonden en gelet daarop is het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [handelsnaam] tot volledige betaling zou zijn gehouden. De vordering van Finteliq wordt toegewezen tot een bedrag van € 3.550,-. Dit legt de kantonrechter als volgt uit.
a)Tekortkoming zorgplicht
5.15. Op grond van artikel 7:401 BW rust op de opdrachtnemer de plicht om bij het uitvoeren van de werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Onderdeel van die zorgplicht is de informatieverplichting. Deze informatieverplichting is nader uitgewerkt in artikel 7:403 lid 1 BW dat de opdrachtnemer verplicht tot het tussentijds op de hoogte houden van de opdrachtgever van zijn werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht. Volgens Finteliq heeft zij aan deze verplichting voldaan, onder meer met haar e-mail van 28 april 2023. Volgens [handelsnaam] is dat niet zo.
5.16. De kantonrechter stelt vast dat [handelsnaam] , anders dan hij betoogt, de e-mail van 28 april 2023 van Finteliq heeft ontvangen. Hierin staat dat de hoogte van het aantal mutaties meer is, en het advies om de werkwijze aan te passen door het nieuwe kasboek te gebruiken. [handelsnaam] heeft immers erkend dat Finteliq de e-mail naar het juiste zakelijke adres heeft verzonden en dat hij Finteliq heeft verzocht om in het vervolg te corresponderen via dit e-mailadres. Dit maakt dat Finteliq mocht aannemen dat de e-mail door [handelsnaam] kon worden bereikt en dat de e-mail daar is aangekomen.
5.17. Volgens Finteliq had zij [handelsnaam] niet eerder kunnen adviseren, omdat de administratie pas in juli 2023 door [handelsnaam] werd aangeleverd. Uit het dossier blijkt echter dat voor Finteliq al in april 2023 duidelijk was dat het aantal verrichte mutaties boven het overeengekomen gemiddelde lag. Dat Finteliq [handelsnaam] heeft verzocht om de werkwijze bij te stellen en zij eerst wilde afwachten of dit advies werd opgevolgd voordat meerwerk werd gefactureerd, moge zo zijn. Dit neemt niet weg dat zij [handelsnaam] wel had kunnen waarschuwen voor de financiële gevolgen als het advies niet zou worden opgevolgd.
5.18. Hierbij weegt mee dat Finteliq zich tegelijkertijd ook niet heeft gehouden aan artikel 5.3 van haar algemene voorwaarden. Zij heeft zelf gesteld dat als zij over een periode van drie maanden een bovengemiddeld aantal mutaties voor [handelsnaam] zou verrichten, dat dan de overeenkomst zou worden herzien en het gemiddeld aantal mutaties hierop aangepast zou worden. Finteliq heeft echter de overeenkomst pas in augustus 2023 herzien, terwijl vaststaat dat het voor haar al in april 2023 duidelijk was dat de hoogte van de mutaties sinds januari 2023 boven het overeengekomen gemiddelde uitkwam, gelet op haar e-mail van 28 april 2023. Doordat de overeenkomst pas in augustus 2023 is herzien en ook pas in oktober 2023 meerwerk is gefactureerd, werd toen pas voor [handelsnaam] duidelijk wat de financiële gevolgen van zijn werkwijze waren, maar op dat moment kon hij dit niet meer aanpassen. Dit kan [handelsnaam] niet worden verweten.
5.19. Het voorgaande brengt met zich mee dat Finteliq niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Op het moment dat hiervoor gedeeltelijke ontbinding zou zijn gevorderd en de overeenkomst nog niet was beëindigd, zou dit kunnen leiden tot een vermindering van de betalingsverplichting van [handelsnaam] . Dat is echter nu niet aan de orde.
b)De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
5.20. [handelsnaam] heeft aangevoerd dat het onredelijk is als hij alles moet betalen. Hiermee doet hij een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. Dit artikel bepaalt dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is als dat in de gegeven omstandigheden echt onredelijk is, of zoals de wet het formuleert: naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij moeten alle voor het geval relevante feiten en omstandigheden worden betrokken.
5.21. [handelsnaam] heeft weliswaar een aantal adviezen niet opgevolgd, terwijl hij dit wel had kunnen doen, maar tegelijkertijd heeft Finteliq niet voldaan de op haar rustende informatieplicht. Dat weegt in de gegeven omstandigheden zwaarder omdat zij juist als financiële professional is ingeschakeld. Daarbij komt dat Finteliq ermee bekend was dat [handelsnaam] niet van plan was om zijn werkwijze voor het kasboek aan te passen, aangezien hij dit op 5 augustus 2023 per e-mail heeft aangegeven. Desondanks heeft Finteliq nagelaten om [handelsnaam] op de consequenties hiervan te wijzen. Daar komt ook nog bij dat het voor Finteliq als financieel administrateur van [handelsnaam] kenbaar was dat [handelsnaam] een eenmanszaak is met een beperkte omzet. Al met al heeft het kunnen gebeuren dat de kosten voor de administratieve dienstverlening van Finteliq zo hoog zijn opgelopen, doordat [handelsnaam] zich onvoldoende bewust is geweest van deze mogelijke gevolgen van een boventallig aantal mutaties, en dat komt weer mede doordat Finteliq [handelsnaam] hiervoor onvoldoende heeft gewaarschuwd.
5.22. Gelet op al deze omstandigheden is het onaanvaardbaar als de volledige kosten van de boventallige mutaties voor rekening van [handelsnaam] komen. De vordering van Finteliq van € 6.839,54 is dan ook onredelijk. Een deel van deze kosten blijft voor rekening van Finteliq. Hierna wordt bepaald welk deel wel redelijk is dat [handelsnaam] moet betalen.
De hoogte van de toegewezen vordering
5.23. De kantonrechter acht in dit geval redelijk dat [handelsnaam] een bedrag van € 3.550,- moet betalen. Deze schatting hangt samen met de volgende overwegingen. Voor de maanden januari tot en met maart 2023 geldt dat het niet redelijk is om de afspraak over het meerwerk voor de bovengemiddelde mutaties mee te tellen, omdat Finteliq [handelsnaam] in die periode überhaupt niet over boventallige mutaties heeft geïnformeerd, laat staan over de gevolgen daarvan. Dit ligt anders voor de periode vanaf april 2023. In die periode heeft Finteliq wel gewaarschuwd voor boventallige mutaties, maar niet voor de potentiële financiële gevolgen daarvan. In dat licht zou het onredelijk zijn als het feit dat de overeengekomen afspraak niet van toepassing is, ertoe zou leiden dat [handelsnaam] helemaal niets meer voor boventallige mutaties hoeft te betalen. Bij het bepalen wat een redelijke prijs is, betrekt de kantonrechter dat [handelsnaam] heeft aangevoerd dat de marktconforme prijs een stuk lager ligt dan Finteliq nu heeft gefactureerd. Aangezien Finteliq dit niet heeft betwist, wordt uitgegaan van de juistheid hiervan. De kantonrechter stelt de redelijke prijs vast op een bedrag van ongeveer € 400,- per maand. Dit legt de kantonrechter als volgt uit.
5.24. Volgens [handelsnaam] zou zijn referentiekader ongeveer € 126,- per maand zijn en dit heeft hij voldoende onderbouwd met facturen van zijn voormalige boekhouder en offertes van andere boekhouders. Dit neemt echter niet weg dat tussen partijen vaststaat dat meer mutaties zijn verricht dan overeengekomen. Aanvankelijk was een bedrag van € 112,50 per maand afgesproken op basis van een gemiddeld aantal van 35 mutaties, maar Finteliq heeft voldoende gesteld dat per maand gemiddeld ongeveer 300 mutaties zijn verricht. Dat brengt met zich mee dat [handelsnaam] er niet langer vanuit mocht gaan dat het maandbedrag op ongeveer hetzelfde bedrag neer zou komen. [handelsnaam] heeft onvoldoende onderbouwd wat hij anders zou hebben gedaan als hij wel op de daadwerkelijke kosten was gewezen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat hij dan een wezenlijk aantal mutaties en daarmee bijkomende kosten had voorkomen. Om die reden bestaat geen aanleiding om volledig aan te sluiten bij het referentiekader van [handelsnaam] , maar dit geldt tegelijkertijd ook voor het bedrag dat Finteliq in rekening heeft gebracht als meerwerk dan wel als verhoogd maandtarief, te weten € 662,48. Finteliq heeft namelijk erkend dat de marktconforme prijs een stuk lager ligt, zonder dit verder concreet te maken. Nu er verder weinig aanknopingspunten bestaan om een redelijke prijs vast te stellen, ziet de kantonrechter aanleiding om de redelijke prijs vast te stellen op het bedrag dat ongeveer tussen de bedragen die partijen als standpunt hebben ingenomen in ligt. Dat komt voor de maanden vanaf april tot en met december 2023 dus neer op ongeveer € 400,- per maand.
Slotsom
5.25. De slotsom van al het voorgaande is dat [handelsnaam] aan Finteliq een bedrag van € 3.550,- moet betalen.
Wettelijke rente
5.26. Finteliq vordert de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldata van haar facturen tot de dag van volledige betaling. De gevorderde wettelijke handelsrente is niet afzonderlijk weersproken en wordt daarom toegewezen. [handelsnaam] is een totaalbedrag van € 3.550,-verschuldigd. Dit bedrag is niet gerelateerd aan een bepaalde factuur. Gelet op de laatste factuurdatum van 1 december 20223 en de betalingstermijn van 14 dagen na factuurdatum is [handelsnaam] per 16 december 2023 in verzuim gekomen. Dat betekent dat [handelsnaam] per die datum de wettelijke handelsrente over € 3.550,- is verschuldigd.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.27. Finteliq vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Finteliq heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Finteliq heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom wordt een bedrag van € 480,- toegewezen.
Proceskosten en uitvoerbaar bij voorraad
5.28. Hoewel Finteliq ook deels in het ongelijk is gesteld, moet [handelsnaam] de proceskosten (inclusief nakosten) moet betalen. Finteliq heeft namelijk deze procedure moeten starten om het toegewezen deel te krijgen. De proceskosten van Finteliq worden begroot op:
5.29. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.30. De proceskosten die zien op het salaris van de advocaat zijn niet de werkelijke kosten van Finteliq. De kosten van de advocaat worden namelijk begroot volgens het ‘liquidatietarief’ van de rechtspraak. Het bedrag is afhankelijk van de verrichte werkzaamheden en het belang van de zaak. De hoogte van de kosten die zullen worden gemaakt nadat het vonnis is ontvangen (de nakosten), is ook door de rechtbank bepaald.
5.31. De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.
6 De beslissing
De kantonrechter
6.1. veroordeelt [handelsnaam] om aan Finteliq te betalen een bedrag van € 3.550,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 16 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2. veroordeelt [handelsnaam] om aan Finteliq te betalen een bedrag van € 480,- aan buitengerechtelijke kosten,
6.3. veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten van € 1.436,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [handelsnaam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [handelsnaam] ook de kosten van betekening betalen,
6.4. veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Q.R.M. Falger, kantonrechter, bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
HR 8 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1197.
HR 23 maart 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1068.
Zie artikel 3:37 lid 3 BW en HR 14 juni 2023, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104.