Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-061116-25

Datum uitspraak: 17 juli 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 21 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 17 februari 2020 door the Republic of Croatia, County Court in Zagreb, prison sentence execution centre, Kroatië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

Zitting 24 april 2025 De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht.

Voor zover in de tussenuitspraak van 27 mei 2025 staat vermeld dat er sprake is van een zitting op 24 april 2024 gaat de rechtbank uit van een kennelijke verschrijving in die uitspraak en leest deze datum verbeterd, namelijk dat betreffende zitting op 24 april 2025 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de einduitspraak.

Het onderzoek is aangehouden tot de zitting van 13 mei 2025 omdat een terugkeergarantie ontbrak en om de officier van justitie navraag te laten doen in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon na overlevering hoogstwaarschijnlijk zal worden gedetineerd.

Zitting 13 mei 2025 De behandeling is - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling - voortgezet op de zitting van 13 mei 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd omdat zij onderzoek doet naar een reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW, bevolen.

Tussenuitspraak van 27 mei 2025 Bij tussenuitspraak van 27 mei 2025heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten, nu met de aanvullende informatie het eerder vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten.

De rechtbank heeft hier een redelijke termijn van dertig dagen aan verbonden en geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.

Ook heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn verlengd waarbinnen zij uitspraak moet doen met dertig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

Zitting 3 juli 2025 De rechtbank heeft - met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling - de behandeling van het EAB voortgezet op de zitting van 3 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3 Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 27 mei 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid, artikel 6 OLW en artikel 12 OLW. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4 Artikel 11 OLW: Kroatische detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 6 van de tussenuitspraak van 27 mei 2025. De overwegingen uit voornoemde uitspraken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Naar aanleiding van de tussenuitspraak zijn door het IRC op 10 juni 2025 aanvullende vragen gesteld, te weten: - “In which detention facility [de opgeëiste persoon] is likely to be held upon surrender, and - Whether it can be guaranteed that [de opgeëiste persoon] will not be placed in Zagreb Remand Prison.”

De Kroatische autoriteiten hebben op 11 juni 2025 hierop als volgt geantwoord:

“Upon his surrender, [de opgeëiste persoon] will be held in Prison in Zagreb (which is composed of three parts - Diagnostics Center, remand prison (defendants whose trial is pending or ongoing) and "normal" prison, where prisoners serve their sentences). That is because that is the only prison in the Republic of Croatia which has the centralized Diagnostics Center. That means that every convicted person, when they start serving their sentence, first comes to the Diagnostics Center in the Prison in Zagreb. The Diagnostic Center performs medical, social, psychological, pedagogical and criminological processing of prisoners for the purpose of their classification, making a proposal for an individual program for serving a prison sentence, and proposing a penal institution in which the prisoner will continue to serve his prison sentence. The average stay at the Diagnostic Center is four weeks, and based on the work performed, the prisoner's classification is determined, a proposal for an individual program for serving a prison sentence is made, and a penal institution in which the prisoner will serve his prison sentence is proposed. Thus, [de opgeëiste persoon] , upon his surrender, will, for the approximately first four weeks, serve his sentence in the Diagnostics Center in the Prison in Zagreb. 1 would like to emphasize that the conditions in the Diagnostics Center are better than the conditions in the remand prison. Namely, a remand prison is a facility where individuals are held in custody, not after being convicted, but while awaiting trial or sentencing. Since [de opgeëiste persoon] has already been sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence, he will not be placed in the remand part of the prison.”

Standpunt van de raadsman en de officier van justitie

De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. Om die reden dient geen gevolg te worden gegeven aan het EAB en dien de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard tot het in behandeling nemen van het EAB.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 6 van de tussenuitspraak van 27 mei 2025. De overwegingen uit voornoemde uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd en komen kort gezegd erop neer dat, nu niet is uitgesloten dat de opgeëiste persoon in the Zagreb Remand Prison zal worden gedetineerd, er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat dat hij in detentie in Kroatië onmenselijk of vernederend zal worden behandeld zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zich binnen de in de tussenuitspraak gestelde redelijke termijn een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven door de Kroatische autoriteiten verstrekte aanvullende informatie daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

De rechtbank stelt op basis van de hierboven weergegeven aanvullende informatie vast dat de opgeëiste persoon in het Diagnostics Center in the Prison in Zagreb zal worden geplaatst. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard gebruik te willen maken van de hem door de Kroatische autoriteiten toegezegde verzetsgarantie. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat hij aansluitend aan zijn verblijf in het Diagnostics Center in the Prison in Zagrebgeplaatst wordt in de remand prison in Zagreb. Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat voornoemde aanvullende informatie van de Kroatische autoriteiten niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Dit terwijl de gegeven redelijke termijn in de zin van artikel 11, vierde lid, OLW inmiddels is verstreken. De rechtbank ziet geen ruimte noch reden om de zaak nogmaals aan te houden om aanvullende vragen aan de Kroatische autoriteiten te stellen.

De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal op grond van artikel 11, vierde lid, juncto artikel 28, derde lid OLW de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5 Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6 Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

7 Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB;

VERKLAART de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;

HEFT OP de (geschorste) gevangenhouding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Westerman, voorzitter, mrs. E. Biçer en D.M.S. Gribling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

3 Rb. Amsterdam 27 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3529

ÁG413122103821QÈ

G413122103821


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.3 Rb. Amsterdam 27 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3529ÁG413122103821QÈG413122103821