Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk II. Overlevering door Nederland
Afdeling 2. Procedure voor overlevering
§ C. Beslissing over de overlevering
Artikel 28

Artikel 28

Laatste versie

1. Uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting doet de rechtbank uitspraak over de overlevering. De uitspraak wordt met redenen omkleed.

2. Bevindt de rechtbank, hetzij dat het Europees aanhoudingsbevel niet voldoet aan de vereisten van artikel 2, hetzij dat de overlevering niet kan worden toegestaan, dan weigert zij bij haar uitspraak de overlevering.

3. In andere dan de in het tweede lid voorziene gevallen staat de rechtbank bij haar uitspraak overlevering toe, tenzij zij van oordeel is dat met toepassing van artikel 11, eerste lid, geen gevolg dient te worden gegeven aan het Europees aanhoudingsbevel. In dat geval verklaart de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de Overleveringswet, waarmee de overleveringsprocedure wordt beëindigd.

4. Indien uitvaardigende justitiële autoriteiten van twee of meer lidstaten de overlevering van dezelfde persoon hebben gevraagd, beslist de rechtbank aan welk van de Europese aanhoudingsbevelen – voor zover de overlevering op basis daarvan kan worden toegestaan – voorrang dient te worden gegeven.

5. In een uitspraak als bedoeld in dit artikel worden de toepasselijke wetsbepalingen, alsmede – in voorkomend geval – het feit of de feiten waarvoor de overlevering wordt toegestaan en de letterlijke tekst van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit afgegeven garanties, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en in artikel 12 vermeld.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BB3994 - Hoge Raad - 26 november 2007

ECLI:NL:HR:2007:BB399426 november 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBAMS:2024:2954 - Rechtbank Amsterdam - 21 mei 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:295421 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBAMS:2024:5149 - Rechtbank Amsterdam - 31 juli 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:514931 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:6592 - Rechtbank Amsterdam - 28 oktober 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:659228 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:5193 - Rechtbank Amsterdam - 20 augustus 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:519320 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:5145 - Rechtbank Amsterdam - 31 juli 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:514531 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:5148 - Rechtbank Amsterdam - 31 juli 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:514831 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:3876 - Rechtbank Amsterdam - 24 juni 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:387624 juni 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:2832 - Rechtbank Amsterdam - 15 mei 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:283215 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2024:1967 - Rechtbank Amsterdam - 1 april 2024

ECLI:NL:RBAMS:2024:19671 april 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak