Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:6801 - Rechtbank Amsterdam - 4 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:68014 september 2025

Rechtsgebieden

Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-133757-25 (EAB 2)

Datum uitspraak: 4 september 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 14 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 14 november 2018 door de Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia, Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] (Letland), verblijfadres: [adres] , nu gedetineerd in [detentieadres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

Zitting 2 juli 2025

De behandeling van het EAB heeft eerst plaatsgevonden op de zitting van 2 juli 2025 in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.C. Cox, advocaat in Amersfoort, en door een tolk in de Russische taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd.[2]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangennemingbevolen.

Tussenuitspraak

Bij tussenuitspraak van 16 juli 2025[3] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor de opgeëiste persoon een reëel individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering wordt toegestaan. Het gaat dan om het reële gevaar dat de opgeëiste persoon in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna het Handvest). Gelet op de mogelijkheid dat dit gevaar bij wijziging van de omstandigheden alsnog kan worden weggenomen, heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW en het onderzoek heropend en geschorst. Ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, heeft de rechtbank een redelijke termijn van dertig dagen gesteld om op de volgende zitting na te gaan of een wijziging van omstandigheden is opgetreden. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de beslistermijn verlengd met zestig dagen.

Zitting 27 augustus 2025

De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 27 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.C. Cox, advocaat in Amersfoort, en door een tolk in de Russische taal.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3 Tussenuitspraak

Bij tussenuitspraak van 16 juli 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid en de toepassing van artikel 11 OLW in verbinding met artikel 4 van het Handvest. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. . De rechtbank heeft in de tussenuitspraak nog geen beslissing genomen op het gelijkstellingsverweer – en het beroep op artikel 6 OLW – dat door de opgeëiste persoon gevoerd werd. Op de zitting van 27 augustus 2025 heeft de raadsvrouw dit verweer namens opgeëiste persoon ingetrokken zodat hierop niet meer beslist hoeft te worden.

4 Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding

Zoals uit de procesgang volgt, heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van 16 juli 2025 vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering wordt toegestaan. Vanwege de mogelijkheid dat bij wijziging van de omstandigheden dit reële individuele gevaar alsnog kan worden weggenomen, heeft de rechtbank een redelijke termijn van dertig dagen gesteld. De rechtbank zal nu beoordelen of sprake is van een dergelijke wijziging van omstandigheden.

Het Openbaar Ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op de hoogte gesteld van de tussenuitspraak en verzocht binnen de redelijke termijn in kennis te worden gesteld van eventuele wijzigingen in de detentieomstandigheden die zouden maken dat de opgeëiste persoon niet langer het gevaar loopt te worden blootgesteld aan de negatieve gevolgen van het kastenstelsel.

Op 7 augustus 2025 heeft de Prisons Administration of the Republic of Latviaonder andere de volgende informatie verstrekt:

“The Administration, having reviewed the information indicated in the said request in conjunction with the information being at its disposal, and according to the provisions of the relevant regulatory enactments, hereby repeatedly informs that, with regard to measures to prevent inhuman and degrading treatment of persons, the Administration informs that Article 95 of the Constitution (Satversme) of the Republic of Latvia inter alia provides for that the State shall protect human honour and dignity, that the torture or other cruel or degrading treatment of human beings is prohibited. On top of that, the prohibition of the torture, cruel and degrading treatment is laid down by the Article 3 of the European Human Rights Convention as well, and also by Article 4 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union. (…)

Furthermore, if an imprisoned person is at risk of inhuman or degrading treatment, they shall be transferred to another cell or unit immediately, as soon as the threat is identified or as soon as there is objective evidence of a threat to the imprisoned person's safety. With regard to the risks of violence imprisoned persons, the Administration informs that in places of imprisonment there are being taken specific and systematic measures to prevent violence between imprisoned persons. In places of imprisonment there is being carried out enhanced security monitoring and supervision, thereby ensuring the safety of imprisoned persons. Prison staff receives targeted training in resolving conflicts to identify and prevent situations of danger quickly. (…)

Thus, in the places of imprisonment in the Republic of Latvia, targeted and effective protection of the imprisoned person is ensured on the basis of an individual risk assessment and by applying the most appropriate security measures. In the Republic of Latvia are subject to uninterrupted surveillance and prompt access to officials, which guarantees that imprisoned persons have a possibility to directly address the prison officials at any time in a situation where there is a threat. (…)

Taking into consideration the above-mentioned, in places of imprisonment in the Republic of Latvia there is ensured uninterrupted and effective monitoring in order to respond appropriately in all situations, thus ensuring the safety of imprisoned persons and preventing dangerous situations, and there is being done everything that is currently possible to mitigate the negative effects of the caste system.”

Standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de aanvullende informatie van 7 augustus 2025 te algemeen van aard is. De informatie bevat geen informatie over waar de opgeëiste persoon terecht zal komen.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 16 juli 2025 geoordeeld dat uit de door de Letse autoriteiten verstrekte informatie niet duidelijk wordt waar de opgeëiste zal worden gedetineerd na zijn initiële verblijf na overlevering in de Riga Central Prison. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de door de Letse autoriteiten verstrekte detentiegarantie grotendeels algemeen van aard is en onvoldoende adequate bescherming biedt tegen (de negatieve gevolgen van) het kastenstelsel.

De rechtbank is van oordeel dat ook met de aanvullende informatie van 7 augustus 2025 niet duidelijk is geworden in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon zijn straf hoogstwaarschijnlijk zal uitzitten. De algemene garantie dat de opgeëiste persoon – ongeacht in welke penitentiaire inrichting hij terechtkomt – vierentwintig uur per dag gemonitord wordt, was al uitgebreid beschreven in de eerder verstrekte informatie over de detentieomstandigheden, en kan alleen daarom al niet gelden als een gewijzigde omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, OLW. De overige genoemde verbeteringen, die zien op aanpassing van interne procedures en technologische en operationele maatregelen, zijn ook algemeen van aard en daarmee niet toegespitst op de individuele situatie van de opgeëiste persoon. Deze leveren daarom naar het oordeel van de rechtbank geen wijziging van de omstandigheden op, waarmee het reeds vastgestelde reële individuele gevaar, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW voor de opgeëiste persoon alsnog is weggenomen.

De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB, gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW. De rechtbank zal op grond van artikel 11, vierde lid, in verbinding met artikel 28, derde lid OLW, de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Daarmee wordt de overleveringsprocedure beëindigd.

5 Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6 Beslissing

GEEFTgeen gevolg aan het EAB.

VERKLAART de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

HEFT OPde overleveringsdetentie. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter, mrs. E. Biçer en C.M.S. Loven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 september 2025.

De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

ECLI:NL:RBAMS:2025:5176.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

ECLI:NL:RBAMS:2025:5176.