Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5823 - Rechtbank Amsterdam - 7 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:58237 augustus 2025Deze uitspraak wordt in 1 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

StrafrechtEuropees Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-356218-24 (EAB 1)

Datum uitspraak: 7 augustus 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 7 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 8 december 2023 door de Provincial Court in Warsaw, VIII Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[de opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] (Polen), zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, volgens de op 13 juni 2025 bevolen schorsing van de overleveringsdetentie verblijvende op het adres [adres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De zitting van 4 juni 2025

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.[2]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen. De raadsman heeft ter zitting schorsing van de gevangenhouding verzocht. Na afloop van de behandeling is de rechtbank in raadkamer tot de conclusie gekomen dat er grond is voor schorsing van de gevangenhouding tot aan de einduitspraak. De rechtbank heeft de gevangenhouding bij afzonderlijke beslissing van 13 juni 2025 geschorst.

De tussenuitspraak van 18 juni 2025

In de tussenuitspraak van 18 juni 2025 heeft de rechtbank – kort samengevat – geconcludeerd dat de door de Poolse autoriteiten verstrekte individuele garanties onvoldoende zijn om het ten aanzien van het Poolse remand regimein eerdere uitspraken vastgestelde algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van de opgeëiste persoon uit te sluiten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een individueel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, heeft het onderzoek heropend en direct geschorst, de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW en ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van 30 dagen vastgesteld waarbinnen door een wijziging van omstandigheden het algemeen reëel gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon nog kan worden weggenomen.

Tot slot heeft de rechtbank de beslistermijn met 60 dagen verlengd (artikel 22, vierde lid, sub c, OLW), onder gelijktijdige verlenging van de – geschorste – gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).

De zitting van 24 juli 2025

De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 24 juli 2025 in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon (opnieuw) verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3 De tussenuitspraak van 18 juni 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 18 juni 2025, waarin zij heeft geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (rubriek 3) en de strafbaarheid (rubriek 4). Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4 Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in Poolse remand prisons

4.1 Inleiding

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen onder rubriek 5 in de tussenuitspraak van 18 juni 2025. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

In het bijzonder brengt de rechtbank in herinnering dat in eerdere uitspraken is geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het remand regimein Polen terechtkomen.[3] Het kernpunt daarbij is dat in het remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor een voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uur per dag op zijn cel doorbrengt.

In de tussenuitspraak is vastgesteld dat dit algemeen reëel gevaar ook op het individuele niveau van de opgeëiste persoon geldt en is ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van 30 dagen vastgesteld, waarbinnen door een wijziging van omstandigheden het algemeen reëel gevaar ten aanzien van de opgeëiste persoon nog kan worden weggenomen. De rechtbank heeft daarbij onder meer overwogen dat uit de tot aan de tussenuitspraak door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie moet worden afgeleid dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in een cel met tussen 3 m2 en 4 m2 persoonlijke ruimte exclusief sanitair wordt gedetineerd, terwijl niet wordt gegarandeerd dat hij ten minste twee uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen.

Op 2 juli 2025 is in verband met de vraag hoeveel tijd de opgeëiste persoon na zijn overlevering buiten zijn cel zou mogen doorbrengen in de detentie-instelling in Warsaw-Służewiec, door de Prison Servicein Polen de volgende aanvullende informatie, gedateerd 13 mei 2025, verstrekt:

While staying in this detention centre, the inmates have a possibility to enjoy educational and cultural activities arranged in the residential ward where they are detained. Within that ward some contests and club activities are arranged in the clubroom of that ward. Within that clubroom the inmates can use, inter alia, table tennis, gym mattresses, wall bars, and equipment for recreation exercises. Inmates are using the clubroom for an hour at least twice a week according to the schedule. If the clubroom is free and an inmate declares that he/she wants to use it, the clubroom will be made available to such a person outside the schedule. The penitentiary unit also houses a library and a radio broadcasting system.

(…)

In the central clubroom of the A Pavilion, special interest groups are organised according to a weekly cultural, educational, and sport activities plan. Moreover, general development activities are organised in the central clubroom, if possible, and certain sport equipment is made available, e.g. gym mattresses, table tennis, table football, crosstrainer, and exercycle. Further, according to Article 221 $ 1 point 5 of the Executive Penal Code, a temporarily detained person may receive a prescribed award in the form of a more frequent participation in the educational and cultural activities in the field of physical culture and sport. --- Further, according to Article 112 $ 1 of the Executive Penal Code, enjoys a rest necessary for his/her good health, in particular the right to a walk for at least one hour and 8 hours of sleep in a day.

In de begeleidende e-mail van 2 juli 2025 van de Prosecutor’s Assistantbij the National Prosecutor’s Office in Warsaw staat het volgende vermeld: [de opgeëiste persoon] has, according to Article 11281 of the Executive Penal Code, the right to a walk for at least one hour in a day. There are also other various daily activities offered to detainees, that take place outside of the cells, mentioned in previous e-mails (also in attached files). In Warszawa Stuzewiec Detention Center detainees are able to use the clubroom for an hour at least twice a week according to the schedule, which time can be extended, if the clubroom is free, outside the schedule. What more, detainees may also participate in interest groups according to weekly cultural, educational and sport activities plan, which also take place outside the cells. After receiving an statutory reward, more frequent participation in these activities is possible. What more, [de opgeëiste persoon] will have the opportunity to participate in other activities taking place outside the cell, such as: visits (each visit lasts 60 minutes), access to a prepaid phone, meetings with a counselor and psychologist, medical assistance, religious services - all of this depending on his choice.

Het e-mailbericht sluit af met: To summarize above, amount of time spent outside a cell can take two hours per day, on condition that [de opgeëiste persoon] chooses to participate in all activities offered in the detention center.

4.2 Het standpunt van de verdediging

Volgens de raadsman heeft zich met de hierboven weergegeven aanvullende informatie geen wijziging van omstandigheden voorgedaan, waarmee het algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van de opgeëiste persoon alsnog kan worden weggenomen. De rechtbank dient de overlevering daarom te weigeren (de rechtbank begrijpt: geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren).

4.3 Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie staat artikel 11 OLW niet langer aan de overlevering in de weg. Op basis van de hiervoor weergegeven aanvullende informatie is immers gegarandeerd dat de opgeëiste persoon ten minste twee uur per dag buiten zijn cel mag verblijven, mits hij gebruik maakt van de verschillende activiteiten die in de detentie-instelling worden aangeboden.

4.4 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zich binnen de in de tussenuitspraak gestelde redelijke termijn een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsnog ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt en overweegt daartoe als volgt.

In de e-mail van 2 juli 2025 leest de rechtbank de inschatting van de Prosecutor’s Assistantdat de tijd die de opgeëiste persoon na overlevering buiten zijn cel zou kunnen doorbrengen twee uur per dag kan bedragen, indien hij deel zou nemen aan alle aangeboden activiteiten. In deze passage leest de rechtbank echter geen garantie dat de opgeëiste persoon in alle gevallen twee uur per dag buiten zijn cel zou mogen doorbrengen, zolang hij deelneemt aan de aangeboden activiteiten. Daarbij betrekt de rechtbank dat zij op grond van de omschrijving van de activiteiten en de frequentie waarmee die worden aangeboden, zoals weergegeven in de aanvullende informatie ook niet zelf tot de conclusie kan komen dat deze activiteiten zonder meer ten minste een uur per dag in beslag nemen in combinatie met het gegarandeerde recht om te minste een uur per dag buiten de cel te wandelen.

De rechtbank concludeert dan ook dat zich binnen de in de tussenuitspraak gestelde redelijke termijn geen wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan waardoor het voornoemde algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon alsnog kan worden uitgesloten. Nog altijd is niet gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen ten minste twee uur per dag buiten zijn cel mag doorbrengen. De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hierdoor wordt de overleveringsprocedure beëindigd.[4]

5 Slotsom

Nu is vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij overlevering het risico loopt op schending van zijn grondrechten en de in de tussenuitspraak van 18 juni 2025 ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW vastgestelde redelijke termijn is verstreken, wordt op grond van artikel 11, vierde lid OLW in samenhang met artikel 28, derde lid, OLW geen gevolg gegeven aan het EAB.

6 Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW

7 Beslissing

GEEFT GEEN GEVOLG aan het EAB.

VERKLAART de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

HEFT OP de – geschorste – overleveringsdetentie.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en E.M. de Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.M. Esschendal en M.C. Hooibrink, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 augustus 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 OLW.

Zie artikel 22, derde lid, onder b, OLW.

Zie bijvoorbeeld: Rb. Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3256.

Zie artikel 28, derde lid, OLW.


Voetnoten

Zie artikel 23 OLW.

Zie artikel 22, derde lid, onder b, OLW.

Zie bijvoorbeeld: Rb. Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3256.

Zie artikel 28, derde lid, OLW.