Arrest inhoud

Rolnummer: 22-003295-24

Parketnummers: 10-185937-24 en 10-285890-22 (TUL)

Datum uitspraak: 10 september 2025

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 juni 2024 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995, adres: [woonadres], [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 29 maart 2024 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je helemaal af" en/of "ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks29 maart 2024 te Rotterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je helemaal af" en/of "ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verklaring van de aangever over het handelen van de verdachte niet overeenkomt met hetgeen op de – in hoger beroep overgelegde - beelden is te zien. Volgens de raadsman is op de beelden niet te zien dat de verdachte helemaal doordraaide en de aangever aanviel, terwijl de aangever dat wel heeft verklaard. De raadsman stelt dat derhalve niet kan worden uitgegaan van de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever. Om die reden kan de verklaring niet voor het bewijs worden gebruikt.

Het hof overweegt als volgt.

De verklaring van de aangever komt in grote lijnen overeen met de verklaring van de getuige. Beiden verklaren dat de verdachte fysiek werd in de richting van de aangever en hem vervolgens verbaal bedreigde met de dood. Het hof acht de verklaring van de aangever betrouwbaar. De door de raadsman overgelegde beelden, die overigens geen geluid bevatten, maken dat niet anders, reeds omdat daarop niet het hele incident te zien is. Uit de verklaringen volgt immers dat het incident zich verplaatste van de kamer van de verdachte naar de hal, en van de situatie in de hal zijn geen beelden.

Het hof verwerpt het verweer.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn woonbegeleider. Het gedrag van de verdachte heeft gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid bij zowel het slachtoffer als de getuige die hiermee werd geconfronteerd.

Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2025, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde in een proeftijd. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 december 2022 onder parketnummer 10-285890-22 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien dagen met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.

In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.

De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.

Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. Het hof ziet geen redenen om daarvan af te zien. Dat de verdachte zijn plaats in een instelling voor begeleid wonen zou verliezen als de straf ten uitvoer wordt gelegd, zoals de raadsman heeft gesteld, is niet met stukken onderbouwd. Gelet op de duur van de ten uitvoer te leggen straf, namelijk dertien dagen, acht het hof dit ook niet zonder meer aannemelijk. Evenmin ziet het hof redenen om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, zoals de raadsman subsidiair heeft bepleit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.

Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 1 december 2022, parketnummer 10-285890-22, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) dagen.

Dit arrest is gewezen door mr. J.L.D. Timmermans, als voorzitter, en mr. H.C. Wiersinga en mr. B.W. Mulder, leden, in bijzijn van de griffier mr. L.R.I.G. Ondracek.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 september 2025.