ECLI:NL:GHARL:2025:5341 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 5 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003911-24
Uitspraak d.d. 5 augustus 2025
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 september 2024 met parketnummer 05-184558-24 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975, wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis op 19 september 2024 onbeperkt hoger beroep ingesteld. Op 10 oktober 2024 heeft de officier van justitie het hoger beroep tegen het eindvonnis partieel ingetrokken, te weten voor zover betrekking hebbende op de beslissingen ter zake van feit 2.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. P. Ghasemi, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde vervoeren en/of aanwezig hebben van 80 kilogram distikstofmonoxide (lachgas).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is voor zover in hoger beroep nog aan de orde tenlastegelegd dat:
feit 1.hij op of omstreeks 23 februari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 80 kilogram distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst IIVoor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd - aangevoerd dat niet is vast komen te staan welke stoffen de verdachte vervoerde nu de inhoud van de bij hem aangetroffen cilinders niet is getest op.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit het dossier blijkt het volgende. Verdachte bestuurde op 23 februari 2024 een bestelbusje. In de laadruimte van dat bestelbusje trof de politie - onder kartonnen platen - 40 afgesloten bruine dozen aan met daarop NITROUS OXIDE met UN-code 1070. Tevens zat op elke doos een witte sticker met daarop FastGas. Op elke doos zaten ook twee attentiestickers, een groene met nummer 2 (niet brandbaar gas onder druk) en een gele met nummer 5 (oxiderende stoffen). Eén van de verbalisanten heeft één van de dozen opgemaakt. In de doos zat een gele cilinder met daarop het opschrift FastGas. De verbalisanten zagen op het etiket van de cilinder dat de inhoud 2 kilo betrof. De verbalisanten herkenden ambtshalve zowel het merk ‘FastGas als de gele cilinders als cilinders inhoudende lachgas.Bij zijn verhoor door de politie op 24 februari 2024 heeft verdachte op de vraag ‘Wat voor lading vervoerde je’ geantwoord ‘Lachgas, 40 dozen’. Ook heeft verdachte toen verklaard de drukhouders zelf ingeladen te hebben en dat het 40 dozen betrof met in elke doos één cilinder.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat met de voor een bewezenverklaring benodigde mate van zekerheid vast staat dat de inhoud van de cilinders (in totaal) 80 kilogram distikstofmonoxide (lachgas) betrof. Het hof neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat verdachte zelf heeft verklaard lachgas te hebben vervoerd, terwijl de verbalisanten zowel de benaming FastGas als de gele cilinders ambtshalve herkennen als zijnde lachgas. Het hof neemt ook in aanmerking dat op de foto’s zoals die zich in het dossier bevinden te zien is dat het om nieuwe ongeopende dozen gaat, met in de geopende doos een duidelijk nieuwe ongebruikte cilinder. Het hof acht het dan ook onaannemelijk dat er in de betreffende cilinders iets anders heeft gezeten dan vermeld op de etikettering van zowel de cilinders als de dozen waarin de cilinders zaten.
Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1.hij opof omstreeks23 februari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeftbereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt,vervoerden/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad80 kilogram distikstofmonoxide (lachgas), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Oplegging van straf
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor feit 1 zal worden veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uur, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid lachgas, te weten 40 flessen van in totaal 80 kilogram. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van lachgas een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt toegebracht. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Dit alles rekende het hof de verdachte aan.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2025 is de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat het lachgas niet van verdachte was, maar hij dat voor anderen vervoerde, en hij openheid van zaken heeft gegeven. Alles afwegend acht het hof de straf die is geëist door de advocaat-generaal, te weten een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, passend en geboden.
Beslag
Het na te melden voorwerp is in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Nu geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat en uit het dossier blijkt dat een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van: 1 STK Personenauto (G3161291).
Strafbepaling ex artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
Nu het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen het onder 1 tenlastegelegde en het hof het vonnis ten aanzien van de straf zal vernietigen zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf bepalen ten aanzien van het 2 bewezenverklaarde misdrijf.
Het onder 2 bewezenverklaarde betreft, kort gezegd, het opzettelijk witwassen van een geldbedrag van € 5.030,-.
De rechtbank heeft de verdachte voor dit feit veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen, met een proeftijd van twee jaren. Om die reden zal het hof de straf voor dit feit bepalen op een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof is van oordeel dat uit het vonnis blijkt dat de daarin opgelegde bijkomende straf van de verbeurdverklaring van het bedrag van € 5.030,-. betrekking heeft op het door de rechtbank bewezenverklaarde feit 2. Daarom zal het hof ook ten aanzien van dat inbeslaggenomen geldbedrag ook ex artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering de (bijkomende) straf bepalen, te weten dat het geldbedrag van € 5.030,- verbeurd wordt verklaard, waarbij rekening is gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 24, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 2 bewezenverklaarde op:
een taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Verbeurdverklaring van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 5.030 EUR (G3161316).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Personenauto (G3161291).
Aldus gewezen door mr. S. Bek, voorzitter, mr. M.L. Plas en mr. M. Nooijen, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van de Ruitenbeek, griffier, en op 5 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 augustus 2025.
Tegenwoordig: mr. O. van der Lee, voorzitter, mr. I.A.H..M. Schepers, advocaat-generaal, mr. T. Lammerdink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De raadsman is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.