Arrest inhoud

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.326.654/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/710476 / HA ZA 21-1034

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 september 2025

inzake

[appellant] B.V., gevestigd te [plaats 1] , appellante, advocaat: mr. C.J. Jager te Amsterdam,

tegen

1 [geïntimeerde 1] ,

gevestigd te [plaats 2] ,

  1. [geïntimeerde 2],

wonende te [plaats 3] ,

3.[geïntimeerde 3] B.V.,

gevestigd te [plaats 2] ,

4.[bedrijf 8],

gevestigd te ’s-Gravenhage, geïntimeerden, advocaat: mr. W. Raas te Amsterdam.

Appellante zal hierna [appellant] worden genoemd. Geïntimeerden worden hierna gezamenlijk [geïntimeerden] en ieder afzonderlijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en [bedrijf 8] genoemd.

1 De zaak in het kort

1.1. De heren [naam 1] en [naam 2] (hierna gezamenlijk: [naam 1] / [naam 2] en ieder afzonderlijk [naam 1] en [naam 2] ) enerzijds en [geïntimeerde 2] anderzijds zijn door middel van verschillende entiteiten actief in de ontwikkeling, verkoop, verhuur en exploitatie van vakantiewoningen en vakantieparken. Zij hebben een aantal jaren met elkaar samengewerkt. In dat kader twisten de aan [naam 1] / [naam 2] gelieerde entiteit [appellant] en [geïntimeerden] over de vraag bij wie de economische rechten zich (zouden moeten) bevinden met betrekking tot de ontwikkeling, verhuur en exploitatie van het project [appellant] (hierna: [appellant] ), bestaande uit seizoensgebonden strandhuisjes in [plaats 4] .

1.2. Het hof doet heden eveneens uitspraak in de zaak met zaaknummer 200.326.659/01. Deze zaak is nauw verwant aan de onderhavige procedure.

2 Het geding in hoger beroep

2.1. [appellant] is bij dagvaarding van 17 april 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2023, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen onder meer [appellant] als eiseressen en [geïntimeerden] als gedaagden.

2.2. [geïntimeerden] hebben op 1 mei 2023 bij exploot tot anticipatie als bedoeld in artikel 126 Rv een vroegere roldatum aangezegd.

2.3. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

  • memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, met producties;

  • memorie van antwoord,

  • akte indiening productie van de zijde van [geïntimeerden] , met productie,

  • akte overlegging producties van de zijde van [appellant] , met producties.

2.4. Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 25 september 2024 laten toelichten door hun hiervoor genoemde advocaten (en kantoorgenoten). Beide advocaten hebben daartoe spreekaantekeningen overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.5. Na afloop van de mondelinge behandeling is uitspraak bepaald.

3 Feiten

3.1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere voldoende aannemelijk geworden feiten, komen deze feiten neer op het volgende.

[naam 1] , [naam 2] , [geïntimeerde 2] en hun vennootschappen

3.2. [naam 1] is gelieerd aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ).

3.3. [naam 2] is gelieerd aan [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] ).

3.4. [geïntimeerde 2] is gelieerd aan [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 1] .

2015

3.5. Bij brief van 14 april 2015 (productie 4 van de zijde van [geïntimeerden] ( [geïntimeerden] )), met het “Onderwerp Voorlopige gunningsbeslissing inzake Europese aanbesteding van een grondhuurovereenkomst ten behoeve van een exploitatierecht voor de realisatie en exploitatie van 50 seizoenstrandbouwwerken (strandhuisjes) op het Noordzeestrand nabij [plaats 4] (…)” heeft de gemeente [plaats 5] aan [bedrijf 7] (hierna: [bedrijf 7] ) medegedeeld *“het voornemen”*te hebben *“de opdracht te gunnen aan de combinatie waar uw bedrijf onderdeel van uitmaakt, te weten: (…), [bedrijf 8] (…) en [bedrijf 7] ”.*De aanbesteding is later definitief aan voormelde combinatie gegund.

3.6. Vervolgens zijn [naam 1] / [naam 2] enerzijds en [geïntimeerde 2] anderzijds door middel van verschillende entiteiten (nader) met elkaar gaan samenwerken.

3.7. Bij e-mailbericht van 22 oktober 2015 (productie 9 van de zijde van [appellant] ( [appellant] )), met het onderwerp “Organogram [plaats 4] ”, heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] en in kopie aan [naam 2] een “organogram van [plaats 4] ” doen toekomen.

3.8. Bij mail van 23 oktober 2015 (productie 10 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] in antwoord daarop aan [naam 1] en in kopie aan [naam 2] “een schematische weergave” van de “constructie” rondom [appellant] met een “verduidelijking” toegezonden. In deze schematische weergave staat vermeld “ [appellant] Ontwikkeling Beach Lodges”. De “Verhuur- en exploitatie rechten” staan in deze schematische weergave bij een andere vennootschap ( [bedrijf 9] ) vermeld en “gaan”- zo staat in de verduidelijking vermeld - “middels overeenkomsten naar [bedrijf 11] .”

3.9. Bij e-mailbericht van 29 oktober 2015 (productie 11 [appellant] ) heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] en in kopie aan [naam 2] “een paar opmerkingen” over voormelde schematische weergave gestuurd. Deze opmerkingen luiden: “(…) Tussen [bedrijf 9] en [bedrijf 10] (of dochter) heb jij een lijn getekend met “beheer”. Deze snap ik niet helemaal. Ik denk dat wij hier een exploitatiesamenwerkingsovk van moeten maken, zodat uiteindleijk de exploitatie bij [bedrijf 10] terecht komt. Het een en ander zoals dit ook bij de verhuur staat aangegeven. [bedrijf 9] heeft en behoud dus de verhuur- en exploitatierechten, maar geeft deze beide uithanden. (…)”en“(…) Daarnaast vind ik het nog belangrijk om te noemen dat de aandelen die de [bedrijf 8] overhoudt in [bedrijf 9] nadat de verkoop heeft plaats gevonden in dezelfde handen moet komen als waar de exploitaie zit, namelijk: [bedrijf 10] (of dochter). [bedrijf 9] zal namelijk niet alle aandelen leveren aan de eigenaren/kopers. (…)”.

3.10. Bij mail van diezelfde datum (productie 11 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] geantwoord: “(…) Ik bedoel met ‘beheer’ ook eenexploitatiesamenwerkingsovktussen [bedrijf 9] en [bedrijf 10] . Voor de verhuuractiviteiten wordt dan eenverhuursamenwerkingsovkgesloten tussen [bedrijf 9] en [bedrijf 11] . (…)”en“(…) Prima, maar de eventuele garantstellingen en aansprakelijkheden vanuit de aanbesteding moeten dan ook naar die BV. Als dit conform de grondhuurovereenkomst en aanbestedingsregels mogelijk is, dan is dit uiteraard geen probleem. (…)”.

3.11. Op 5 november 2015 zijn in het kader van de samenwerking meerdere besloten vennootschappen opgericht, waaronder [bedrijf 12] (hierna: [bedrijf 12] ) en [appellant] .

3.12. Eerste aandeelhouders van [bedrijf 12] - ieder voor de helft - zijn [bedrijf 13] (hierna: [bedrijf 13] ) en [bedrijf 8] . Eerste bestuurders zijn [bedrijf 13] en [geïntimeerde 1] .

3.13. Aandeelhouders van [bedrijf 13] zijn [bedrijf 3] en [bedrijf 6] . Aandeelhouders van [bedrijf 8] zijn [geïntimeerde 1] , [bedrijf 14] , [bedrijf 15] en [bedrijf 16] (hierna: [bedrijf 14] , [bedrijf 19] en [bedrijf 20] ).

3.14. Eerste aandeelhouders van [appellant] zijn [bedrijf 12] en [bedrijf 17] vof. Eerste bestuurder van [appellant] is [bedrijf 8] .

2016

3.15. Bij e-mailbericht van 19 januari 2016 (productie 62 - abusievelijk genummerd 51 - [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] gemeld: “(…) Zoals zojuist besproken heb ik nog een financieringsovereenkomst nodig tussen [appellant] en [bedrijf 18] (…). Heb jij een concept liggen wat ik kan gebruiken? (…)”, waarop [naam 1] bij mail van 2 februari 2016 “een opzet zoals wij deze hebben gehanteerd” heeft toegezonden, met de mededeling dat “Als jij hem aanpast, wil ik nog wel even met je meelezen.”

3.16. Bij e-mailbericht van 9 september 2016 (productie 63 - abusievelijk genummerd 52 - [appellant] ), met het onderwerp “ [bedrijf 12] ”, heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] een powerpoint-bijlage doen toekomen. Deze bijlage bevat een organogram, waarin onder meer staat vermeld: “ [bedrijf 11] *- Verhuur”, “ [bedrijf 10] - Exploitatie”*en “ [appellant] - Ontwikkeling”.

2017

3.17. In februari 2017 hebben [geïntimeerde 2] en [naam 1] / [naam 2] per mail gecorrespondeerd over betalingen aan [bedrijf 7] in verband met “werkzaamheden voor [plaats 4] ” (producties 64 en 65 - abusievelijk genummerd 53 en 54 - [appellant] ).

3.18. Verder heeft [geïntimeerde 2] bij e-mailbericht van 27 februari 2017 (productie 65 - abusievelijk genummerd 54 - [appellant] ) aan [naam 1] / [naam 2] medegedeeld: “(…) Gezamenlijk met [bedrijf 7] heb ik de planning en benodigde cashflow inzichtelijk gemaakt voor [bedrijf 11] [plaats 4] , uitgaande start 2018. Voordat de grondhuurovereenkomst is getekend zijn er ca. € 82.620,- aan kosten. Er is 50K gestort en er zijn ook al betalingen gedaan. Als Compact Leisure nu ook 50K stort, dan kunnen we verder tot 1 juli 2017. Tevens kunnen wij in de tussenliggende periode de aandelen overdragen van [bedrijf 18] naar [bedrijf 12] . We zitten 8 maart bij de gemeente voor vergunning en om het vervolgproces te bespreken. Start ontwikkeling staat nu op 8 juli 2017 (=tekenen grondhuurovereenkomst) met november 2017 vaststelling gewijzigde bestemming en afgifte watervergunning. Van juli 2017 t/m maart 2018 is ca. € 5 mio benodigd, zie cashflowberekening. Uitgangspunt voor overname van de aandelen is het regelen van de benodigde financiering. In hoeverre kunnen wij dit traject versnellen om te voorkomen dat we straks een liquiditeitsprobleem krijgen? De 50K kan overgemaakt worden op (…) t.n.v. [appellant] . (…)”. Betaling van de zijde van [naam 1] / [naam 2] is uitgebleven.

3.19. In maart 2017 hebben [geïntimeerde 2] en [naam 1] / [naam 2] per mail met de notaris gecorrespondeerd over onder andere de grondhuurovereenkomst met de gemeente [plaats 5] (productie 66 - abusievelijk genummerd 55- [appellant] ).

2018

3.20. Op 29 oktober 2018 zijn de aandelen in [bedrijf 8] door haar aandeelhouders verkocht en overgedragen aan [bedrijf 12] . [bedrijf 9] (hierna ook: [bedrijf 9] ) heeft de helft van de aandelen verkregen in [bedrijf 12] .

3.21. Aandeelhouders van [bedrijf 9] zijn [geïntimeerde 1] , [bedrijf 14] , [bedrijf 19] en [bedrijf 20] (hierna: aandeelhouders LI). Bestuurder van [bedrijf 9] is [geïntimeerde 1] .

3.22. Voormelde structuur is schematisch weergegeven in een hierna onder 3.25 nader aan te duiden door de financieel en/of fiscaal adviseur van [geïntimeerde 2] , RSM, opgesteld “Concept voor discussiedoeleinden 5 december 2019” met de titel “HERSTRUCTURERING [bedrijf 8] ” onder “2. Huidige structuur” (hierna ook: RSM-rapport, productie 15 [appellant] ).

2019

3.23. In 2019 heeft een herstructurering plaatsgevonden.

3.24. Bij e-mailbericht van 5 december 2019 (productie 15 [appellant] ), met het onderwerp “herstructurering”, heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] / [naam 2] medegedeeld: “(…) Ik heb zojuist de omschrijving m.b.t. de herstructurering ontvangen van RSM. (…) Uitdaging na de herstructurering was de participatie door [naam 3] en [naam 4] in [bedrijf 9] . (…) Ik kan mij daarom vinden in de oplossing door jullie voor het verschil tussen dividend 2019 en het verkrijgingsbedrag als aanbrengvergoeding te betalen. Deze aanbrengvergoeding wordt betaald door [bedrijf 8] waarmee jullie het restant van de aankoop aandelen financieren. (…) De aanbrengvergoeding wordt betaald voor het aanbrengen van projecten en de strategische samenwerking met [bedrijf 22] . (…) Overigens heb ik nog geen akkoord van mijn aandeelhouders, maar als jullie ook akkoord zijn, dan bespreek ik de voorgenomen plannen maandagavond op basis van bijgevoegd document (…). Als jullie volgende week ook akkoord krijgen van de aandeelhouders van [bedrijf 13] , dan kunnen wij een notaris inschakelen om alles te regelen. Dit zal voor 31-12 stap 1 t/m 4 zijn. (...)”.

3.25. Bij deze mail zijn drie pdf-bestanden gevoegd, waaronder het RSM-rapport.

3.26. De inhoudsopgave van het RSM-rapport vermeldt de volgende zeven stappen: “1. Inleiding

2. Huidige structuur

3. Overdracht [bedrijf 8] en [bedrijf 11]

4. Structuur na overdracht [bedrijf 8] en [bedrijf 11]

5. Participatie [naam 3] en [naam 4] in [bedrijf 9]

6. Participatie [naam 3] en [naam 4] in [bedrijf 12]

7. Structuur na participatie [naam 3] en [naam 4] ”.

3.27. In de “Inleiding” van het RSM-rapport staat vermeld: “• In 2018 is [bedrijf 8] (…) verkocht aan [bedrijf 12] ((…) LC) Daarbij heeft [bedrijf 9] ((…) LI), de gezamenlijke holding van de voormalig aandeelhouders van [bedrijf 8] een belang van 50% verkregen in LC. • LC heeft twee belangrijke hoofdactiviteiten:

- [bedrijf 8] waar makelaarsactiviteiten plaatsvinden (…), en

- [bedrijf 11] (hierna: [bedrijf 11] ) waar verhuur/exploitatieactiviteiten plaatsvinden (…).

• In 2019 is besloten dat de verschillende aandeelhouders van LC ieder hun eigen weg gaan:

- LI koopt [bedrijf 8] .

- Andere aandeelhouder [bedrijf 13] ((…) [bedrijf 13] ) koopt [bedrijf 11] .

• Afgesproken is dat deze uitsplitsing met gesloten beurs zal plaatsvinden. • De aandelen van LC zullen in de toekomst gehouden worden door [geïntimeerde 1] ((…) DGM). • (…) • Daarnaast zullen twee aandeelhouders van [bedrijf 13] ( [naam 4] [naam 1] en [naam 3] [naam 2] ) gaan participeren in LI én in LC. • In dit document gaan wij nader in op de te nemen stappen om tot bovenstaande uitwerkingen te komen. In dit document gaan wij vooral in op de hoofdlijnen. Bij de uitrol van het hele traject kunnen er mogelijk nog aanvullende aandachtspunten opkomen die wij op dat moment moeten oppakken. • Voor de volledigheid nemen wij in dit document de structuuroverzichten op zoals die ons reeds zijn aangeleverd.”

3.28. Met ingang van 31 december 2019 is [bedrijf 9] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 8] , is [bedrijf 13] enig aandeelhouder van [bedrijf 11] (hierna: [bedrijf 11] HR) en is [geïntimeerde 1] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 12] .

3.29. Voormelde structuur is schematisch weergegeven in het RSM-rapport onder “4. Structuur na deze stap”.

2020

3.30. In 2020 is de herstructurering op onderdelen voortgezet.

3.31. Met ingang van 21 februari 2020 zijn [bedrijf 2] en [bedrijf 5] naast [geïntimeerde 1] bestuurders van [bedrijf 12] .

3.32. Bij e-mailbericht van 3 maart 2020 (productie 21 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] “de concept jaarrekening van [bedrijf 8] ” doen toekomen, met de mededeling: “(…) Resultaat was € 596.643,- maar ik heb 42K voor [appellant] laten afboeken. Mocht dit door gaan, dan ontvangt [bedrijf 8] nog een aanbrengprovisie. (…)”.

3.33. Met ingang van 8 mei 2020 zijn [geïntimeerde 1] , [bedrijf 1] en [bedrijf 4] gezamenlijk aandeelhouders van [bedrijf 12] , ieder voor een gelijk deel.

3.34. Bij e-mailbericht van 21 juli 2020 (productie 24 [appellant] ), met het onderwerp “Roompot”, heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 2] gemeld: “(…) Zojuist even nagedacht over het volgende: [bedrijf 12] Ik denk dat we met z’n drieën zeker van toegevoegde waarde zijn voor Roompot. Dit geldt niet alleen qua ontwikkeling, maar ook voor de verkoop en zelfs verhuur. [bedrijf 8] (…) Een samenvoeging met Roompot zou een enorme schaalvergroting kunnen veroorzaken (…). (…) Als we snel kunnen schakelen dan verwacht ik de rest te kunnen overtuigen. (…) [plaats 4] Tevens moeten we even scherp zijn op de ontwikkeling van [plaats 4] . Dit is gewonnen door [bedrijf 8] , dus dit kunnen wij hier niet los van zien als we [bedrijf 8] verkopen. De ontwikkeling doen wij weliswaar met z’n 3-en, maar we moeten nog wel vergoedingen betalen qua aanbreng, [bedrijf 8] en [NAAM] / [naam 5] . Als we dit meenemen in de [bedrijf 8] deal, dan maakt het voor Roompot nog interessanter denk ik. Er denkt iemand serieus na over 5 mio voor vergunning en wat mij betreft mag Roompot het hiervoor ook kopen, zeker als wij de ontwikkeling (=ontwikkelingsvergoeding) verder mogen begeleiden en ze zelf de financiering regelen. (…) Mocht je nog aanvullende informatie willen hebben, laat het dan weten. (…)”.

3.35. Bij e-mailbericht van 13 augustus 2020 (productie 25 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] / [naam 2] medegedeeld: “(…)Vooruitlopend op de toekomst ben ik alvast een aantal zaken aan het formaliseren. [appellant] Het lijkt mij zinvol om in deze fase de aandelen terug te kopen van [bedrijf 18] . Mochten er in september ontwikkelingen zijn bij de gemeente, dan krijgen wij hierover geen discussie meer. Bijgevoegd de volmachten en de leveringsvoorwaarden van de aandelen. De primaire koopprijs bedraagt nu € 60,- Tevens wordt secundair overeengekomen dat wij € 250.000,- betalen zodra het project wordt opgeleverd. Moet nog worden opgenomen dat alle overige vorderingen niet kunnen worden opgeëist en zijn inbegrepen in dit bedrag? Volgens mij is er geen uiterste datum van toepassing of moeten wij die wel benoemen? Willen jullie even meelezen en mij van commentaar en/of opmerkingen voorzien. Het liefst wil ik dit voor 1 september 2020 regelen. Daarnaast wil ik graag een overeenkomst opstellen tussen [bedrijf 8] en [appellant] . Alle rechten omtrent de gewonnen aanbesteding moeten formeel ook over naar [appellant] . [naam 3] vertelde dat jullie een soortgelijke overeenkomst hebben voor het grondstuk in Bloemendaal/ Zandvoort? Willen jullie dezelfde partij vragen of ze een concept overeenkomst willen opstellen? Mocht VM verkocht worden, dan is hierover ook geen discussie tijdens DD. Alvast bedankt voor het meedenken! (…)”.

3.36. Met ingang van 1 september 2020 is [bedrijf 12] enig aandeelhouder en bestuurder van [appellant] .

3.37. Voormelde structuur met betrekking tot [bedrijf 12] is schematisch weergegeven in het RSM-rapport in grijze kleur onder “7. Structuur na participatie [naam 3] en [naam 4] ”.

3.38. Bij e-mailbericht van 3 september 2020 (productie 28 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] in aanloop naar een gesprek met Roompot aan [naam 1] / [naam 2] laten weten: “(…) Ik kreeg jullie allebei niet te pakken, maar ik wil graag (voor mijn bespreking met [bedrijf 21][Roompot; toevoeging hof]) even gezamenlijk overleggen over [bedrijf 12] . We zijn op dit moment bezig met onderstaande projecten:

1. Bosweg Ameland - 22 villa's (…)

2. [appellant] - 50 strandhuisjes = [appellant]

Tevens zijn we eigenaar van Leisure Services BV en [bedrijf 10] . In hoeverre zijn jullie gebonden om vanuit de [bedrijf 11] deal alle ontwikkelingen met Roompot te doen? Kunnen we bij bovengenoemde projecten bijvoorbeeld nog wel zelf de exploitant bepalen omdat dit al liep? Zijn er afspraken gemaakt die (indirect) ook voor mij (lees: [bedrijf 12] ) van toepassing zijn? Er lopen nu gesprekken met:

3. De Steenfabriek - ca. 200 accommodaties

4. Huizen/ Blaricum - ca. 130 accommodaties

Ik heb wellicht een grote belegger die beide in 1x wil financieren/realiseren mits we gebruik maken van zijn bouwbedrijf. Het zou in theorie kunnen dat [bedrijf 22] uiteindelijk betere voorwaarden heeft dan Roompot of nog een andere partij. Tevens ben ik in gesprek met een grondeigenaar voor ca. 222 accommodaties (22ha) wat wellicht naar [bedrijf 22] als exploitant gaat. Kan ik dit soort projecten nog met jullie doen of is het akkoord om dit met derden te doen zoals jullie nu ook Frankrijk, Portugal en projecten met [naam 6] (gaan) doen . Ik heb aanstaande maandag een gesprek met [bedrijf 21] over [bedrijf 8] . Hebben jullie input wat voor mij van belang kan zijn? Stel dat ik hier niet uit kom, dan ga ik verder kijken qua overname kandidaat. Wellicht dat hierdoor binnen [bedrijf 12] tegenstrijdige belangen kunnen ontstaan. Laten we even overleggen zodat wij omtrent dit punt duidelijkheid hebben. Liefst voor mijn afspraak met [bedrijf 21] aanstaande maandag. (…)”.

3.39. Op 30 september 2020 heeft [bedrijf 13] haar aandelen in haar dochtervennootschappen (hierna: [bedrijf 11] -entiteiten) overgedragen aan het Roompot-concern.

3.40. Bij e-mailbericht van 28 oktober 2020 (productie 29 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] / [naam 2] laten weten: “(…) De gemeenteraad van [plaats 5] heeft gisteravond het nieuwe bestemmingsplan goedgekeurd. Nu de bezwaarmakers even afwachten, maar wij zijn weer een stap verder! Hopelijk kunnen we volgend jaar starten (…)”.

3.41. Op 23 december 2020 heeft [bedrijf 9] de aandelen in [bedrijf 8] verkocht en overgedragen aan [bedrijf 22] . (hierna ook: [bedrijf 22] ) en is [bedrijf 9] als bestuurder van [bedrijf 8] vervangen door nieuwe bestuurders.

3.42. Bij e-mailbericht van 24 december 2020 (productie 30 [appellant] ) heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] en in kopie aan [naam 2] te kennen gegeven: “(…) Gisteren hebben wij telefonisch contact gehad waarbij jij mij meldde dat de [bedrijf 8] is verkocht aan [bedrijf 22] . (…) Goed nieuws voor jou, nogmaals gefeliciteerd! (…) Wij spraken ook nog met elkaar rondom de situatie van [appellant] en de afspraken die jij hierover met [bedrijf 22] hebt gemaakt. Zo vertelde jij mij dat je de verhuur- en exploitatierechten allereerst geprobeerd hebt “uit” de transactie met [bedrijf 22] te houden, maar dat je deze nu hebt meeverkocht aan [bedrijf 22] , maar dat de ontwikkeling wel vanuit [appellant] wordt uitgevoerd. Tevens melde jij mij dat je afspraken met [bedrijf 22] hebt gemaakt over de minimale verhuuromzet of een huurgarantie of iets dergelijks... Dit ging best wel snel en kan het eigenlijk nu al niet meer reproduceren. (…) Dus, zou jij mij (…) de afspraken die jij met [bedrijf 22] hebt gemaakt ten aanzien van het project [appellant] even op de mail kunnen zetten. Dan zijn [naam 3] en ik ook op de hoogte. Dank alvast! (…)”.

3.43. Bij mail van diezelfde dag (productie 30 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] en in kopie aan [naam 2] geschreven: “(…) ik bel je maandag wel even over [plaats 4] en Callantsoog, nu genieten van de kerstdagen! Vervolgens spreken we met z’n drieën in het nieuwe jaar af, we horen rondom de 29e of er bezwaren zijn en kunnen we met een beetje mazzel gas gaan geven in [plaats 4] . Komt sowieso goed. (…)”.

3.44. Een transcript van een telefoongesprek van 28 december 2020 tussen [geïntimeerde 2] en [naam 1] (productie 72 - abusievelijk genummerd 61 - [appellant] ) luidt: “(…) [naam 6] : En dat [plaats 4] -verhaal, daar praten we begin januari nog wel even over. Eigenlijk is het zo dat wij de ontwikkeling gaan doen en alle kosten, opbrengsten en winst en zo, zijn allemaal voor ons, alleen we kregen - en dat bleek eigenlijk twee jaar geleden ook met [appellant] toen: dat het heel lastig is om het eruit te krijgen, want er is altijd een klein risico, dat als je een aanbesteding overdraagt aan een andere vennootschap, dat de nummer twee bijvoorbeeld bezwaar zou kunnen gaan maken. [naam 4] : Nee, die snap ik. Maar wat heb je nu met [bedrijf 22] afgesproken? Wat is er nu mee verkocht aan [bedrijf 22] dan? [naam 6] : Er is niks verkocht. Alleen de ontwikkeling blijft gewoon bij ons, maar de aanbesteding moet fysiek in die vennootschap blijven zitten. Dus die zit daar nu nog in. Dus als je zegt, wat is verkocht: er is niks verkocht, het is alleen mee over gegaan om te voorkomen dat ie ontbonden wordt. Ik heb een overeenkomst met ze gesloten dat wij gewoon de ontwikkeling gaan doen. [naam 4] : Maar waar zitten dan die exploitatie- en verhuurrechten? [naam 6] : Ja, die zitten in [bedrijf 8] . Maar daar zaten ze al. Die krijg ik er niet uit. [naam 4] : Dan zijn die dus mee verkocht aan [bedrijf 22] . [naam 6] : Ja, als je het zo ziet, dan zijn ze mee verkocht aan [bedrijf 22] . Ze hebben er alleen niks voor betaald. [naam 4] : Dat is op zich natuurlijk wel apart. [naam 6] : Wat dan? [naam 4] : Dan moeten we het dan nog even met elkaar over hebben, want dan zitten wij dus te ontwikkelen voor [bedrijf 22] . Wat ik je vorige week al zei: dat mogen wij natuurlijk helemaal niet. [naam 3] en ik. Wij hebben natuurlijk een non-compete met Roompot voor twee jaar. Dat heb ik je een keer verteld. (…) [naam 6] : Dat moeten we even anders oplossen, maar ik krijg ’m er ook niet uit. Dus er was geen andere optie. En ze hebben er serieus naar gekeken, want ik wou het helemaal voor mezelf. Je krijgt hem er gewoon niet uit, want dan is het te veel risico. En overigens... We kijken even hoe we het oplossen, maar dat komt altijd goed. Je krijgt ’m er gewoon niet uit. [naam 4] : Nee. Nee oke, maar goed. [naam 6] : We moeten sowieso even kijken, want jij en [naam 3] hebben een nieuwe vennootschap opgericht. Inleisure of zo? [naam 4] : Ja, daar stoppen wij nu ook wat ontwikkelingen in. Die willen natuurlijk ook wel laten lopen, zeg maar. [naam 6] : Ja, ik denk dat we in januari sowieso even moeten kijken hoe we dingen gaan doen. Misschien dat we Leisure Service en [bedrijf 10] sowieso moeten liquideren of overdragen naar jullie. En dat we dan kijken wat we wel en niet doen samen. Dat komt wel goed, joh. (…) [naam 4] : Ja, maar daarom hadden die verhuur- en exploitatierechten in [appellant] moeten zitten. Waar ze volgens mij ook gewoon thuishoren. Dan waren we vrij geweest. Nu zijn we natuurlijk niet meer vrij. [naam 6] : Dat was m’n bedoeling. Sterker nog, ik heb dat zelf ook eerder geprobeerd toen, weet je wel, toen ik ook de aandelen heb overgedragen aan [appellant] . Je krijgt ’m daar niet uit. Ik heb zelfs nog [demerch] geprobeerd (…). Maar daar zaten ook allerlei haken en ogen aan. Daar hebben vier aanbestedingsjuristen naar gekeken, en het is gewoon een te groot risico dat je hem dan sowieso kwijt bent. Dus dan doe ik het veel liever zo. En of die dingen nou bij [bedrijf 22] of bij Roompot zitten, het levert gewoon EUR 35.000 bruto op. [naam 4] : Ja, want wat had je daarover dan afgesproken met ze? Daar had je iets over afgesproken toch? [naam 6] : Ja, dat zij voor 21% de provisie doen en zeg maar alle exploitatiekosten, opbrengsten, winsten, investeringen en zo, die zijn gewoon voor ons. En ze hebben een begroting gemaakt, en de netto opbrengst moet minimaal 10% van het investeringsbedrag zijn. Dus als we vijf miljoen investeren, dan moet de exploitatiebegroting minimaal vijf ton onder aan de streep opleveren. (…) [naam 4] : Maar dan zijn we dus wel nog eigenaar van de exploitatie (…). [naam 6] : Nee, het is het exploitatierisico. Het is eigenlijk een soort van verhuursamenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 22] . En die moet dan wel onder bepaalde... eigenlijk net als we met andere constructies doen met cooperaties en VVE’s. Dus het is voor rekening en risico van vereniging voor ons, maar wel volgens de [bedrijf 22] ... Hoe zeg je dat? Concept? [naam 4] : Ja, het verhuurconcept bedoel je? [naam 6] : Ja, maar het risico voor opslag en zo, dat neem ik mee in de exploitatiebegroting. Maar het risico dat dat op tijd komt te staan na het eerste jaar, dat is voor [bedrijf 22] . Dus in principe heb je gewoon een vastgoedbelegging waar zij gedurende die jaren alles gewoon regelen, en ieder jaar een begroting maken waar ze denken op uit te komen en dat dan uitbetalen. [naam 4] : Oke, dat moeten we dan even goed helder krijgen, want [naam 3] heeft daar ook heel veel vragen over. Die kon ik het niet uitleggen, hoe het nu precies zat. [naam 6] : Naja, wat inderdaad zo is, is dat je de verhuur- en exploitatierechten niet uit [bedrijf 8] kunt halen. Het enige wat ik eruit gehaald heb is de ontwikkeling en het vastgoed, zo moet je het zien. En verder sluiten we een bemiddelingsovereenkomst met [bedrijf 22] , en daarover heb ik afspraken gemaakt dat dat minimaal een netto bedrag moet zijn, wat de investering rechtvaardigt. Anders krijg je de financiering niet rond. (…) Ik ga nu op vakantie, en we gaan eens even nadenken over wat we gaan doen in de toekomst. Ik wil [plaats 4] natuurlijk tot een succes maken, en we hebben Ameland nog lopen natuurlijk, en we hebben links en rechts ook nog wat lopen. Daarom is het goed dat wij even afspreken van ‘wie mag wat wel en niet’, want ik was eigenlijk in de veronderstelling dat we met [bedrijf 12] dingen gingen doen, maar als jullie dat nu ook zelf gaan doen, moeten we misschien dingen anders in gaan richten. [naam 4] : Naja, je moet gewoon met elkaar bepalen ‘wat doe je samen en wat doe je niet samen’, je hoeft niet alles gedwongen, want wij doen natuurlijk ook dingen met (…) W(…). Je weet niet hoe dat gaat. Dat gaat naar links, dat gaat naar rechts, en dat maakt ook helemaal niet uit. Als je elkaar kan vinden op een project, dan is het prima. Je moet gewoon flexibel blijven. (…) [naam 6] : (…) De komende twee jaar wordt dan toch lastig, maar dat wil niet zeggen dat als er dingen zijn, zoals [bedrijf 11] dingetje voorbij komt en het is niks of ik doe er niks mee, dan kunnen jullie er wat mee doen. En andersom kan dat ook. (…)”.

3.45. Bij e-mailbericht van diezelfde dag (productie 31 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] en in kopie aan [naam 2] medegedeeld: “(…) [plaats 4] Zoals telefonisch besproken is het te risicovol om de gewonnen aanbesteding uit [bedrijf 8] te halen. Dit bleek 2 jaar geleden overigens ook al toen we juristen dit hebben laten uitzoeken voor [appellant] . De aanbesteding blijft qua verhuur en exploitatie in [bedrijf 8] , maar [geïntimeerde 3] (dochter [bedrijf 12] / [appellant] ) gaat ontwikkelen. Dit moet conform de gewonnen aanbesteding en ik zal de afspraken tussen [geïntimeerde 3] en [bedrijf 8] begin volgend jaar gezamenlijk bespreken. Het zou mooi zijn als [naam 3] de overige 30 strandhuisjes en strandtent nog kan regelen, eventueel wil ik ook contact opnemen met T(…) P(…). Wat mij betreft ronden we sowieso [plaats 4] 50 + 30 stuks en Ameland nog gezamenlijk af. (…)”.

3.46. Bij mail van 29 december 2020 (productie 31 [appellant] ) heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] laten weten: “(…) Wij komen tot de conclusie dat wij de afspraken die jij nu met [bedrijf 22] hebt gemaakt rondom [plaats 4] niet goed kunnen plaatsen. En wat ons eigenlijk dwars zit is dat wij daar niet van te voren in mee genomen zijn, en daar ook niet vooraf over geïnformeerd zijn. Daarom zetten wij vooralsnog nu alles inzake [plek] “on hold”. Wij willen eerst zsm in het nieuwe jaar een gesprek met elkaar waarin openlijk op tafel wordt neergelegd hoe de afspraken met [bedrijf 22] nu precies gemaakt zijn, zodat wij ( [naam 3] en ik) dit ook voor ons zelf goed kunnen beoordelen. (…)”.

3.47. Bij mail van diezelfde dag (productie 31 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] en in kopie aan [naam 2] medegedeeld: “(…) De aanbreng vergoeding voor [bedrijf 11] Callantsoog is afgesproken vanwege het aanbrengen van de Founder [naam 7] (…). Dit staat volledig los van [plaats 4] en zou eind dit jaar (lees: nu) afgewikkeld worden. Ik ga/ging er nog steeds vanuit dat we [plaats 4] gezamenlijk zouden ontwikkelen. Het feit dat we voor [plaats 4] een creatieve oplossing moeten zien te vinden is een consequentie van de verkoop van [bedrijf 8] , net zoals de verkoop van [bedrijf 11] aan Roompot consequenties voor mij heeft gehad. Laat duidelijk zijn dat ik jullie daar niets over verwijt, maar ga dat andersom dan ook niet doen. (…) Laten we de komende 2 jaar kijken naar een creatieve oplossing om samen te werken, ik heb weinig belemmeringen. En 2 jaar zijn ook zo om... (…)”.

2021

3.48. In 2021 zijn [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] niet tot een oplossing gekomen voor het tussen hen gerezen geschil.

3.49. Bij e-mailbericht van 14 januari 2021 (productie 32 [appellant] ) heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] en in kopie aan [naam 2] geschreven: “(…) Wij hebben (…) 5 januari jl. met elkaar gesproken (…). Ik denk dat het goed geweest is om dit gesprek met elkaar gevoerd te hebben (…). We hebben besloten om het vervolg op onze meeting op 4 februari a.s. (…) te doen (…). Niet om de hele discussie opnieuw te starten, maar wel om even helder te hebben waar we het dan over moeten hebben, hieronder de issues van onze zijde toch nog even opgesomd: Verkoop [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] Zoals besproken werden wij vlak voor de kerst verrast door jouw telefoontje dat de [bedrijf 8] is verkocht aan [bedrijf 22] . (…) Zoals aangegeven steekt het ons wel dat wij daarin door jou niet vooraf zijn meegenomen (niet zo zeer inhoudelijk maar wel dat het stond te gebeuren), ook omdat de transactie onze belangen raakt. Maar goed, jij hebt in het gesprek aangegeven dit nu ook wel in te zien. Echter, zoals besproken stelt jouw transactie met [bedrijf 22] ons wel voor een aantal issues. (…) [appellant] Gezamenlijk zouden wij de ontwikkeling, exploitatie en verhuur van het project [appellant] een invulling geven vanuit [bedrijf 12] BV. Hierover hebben wij meermalen ook met elkaar gesproken maar vanwege het nog ontbreken van de nodige vergunningen is een verdere uitwerking nog uitgebleven. Dat de rechten van dit project verworven zijn door [bedrijf 8] was ons bekend. Gelijktijdig hebben wij onderling besproken deze rechten vanuit [appellant] verder een invulling te geven, m.a.w. de rechten voor ontwikkelen, verhuren en exploiteren zouden worden doorgezet aan [appellant] als dochter van [bedrijf 12] Eerder hebben we jou rondom onze transactie met Roompot, waar we de projecten [plaats 4] en Ameland (de twee projecten in [bedrijf 12] ) bewust buiten hebben gelaten, laten weten dat wij een non-compete voor 2 jaar hebben met Roompot en dus niet met hun concurrenten mogen werken. Ondanks dat je hiervan op de hoogte was worden wij door jouw transactie voor de [bedrijf 8] nu geconfronteerd met de situatie dat er met [bedrijf 22] reeds afspraken gemaakt zijn over de verhuur- en exploitatierechten van het project in [plaats 4] . Zonder dat we hier overleg over hebben gehad zijn, in tegenstelling tot eerdere afspraken onderling, deze rechten nog niet in [appellant] ondergebracht. We willen dan ook graag, en dat lijkt ons niet meer dan redelijk, inzicht in de afspraken die jij en de aan jou gelieerde entiteiten met [bedrijf 22] hebben gemaakt, waaronder in ieder geval alle afspraken ten aanzien van het project [appellant] v.w.b. de ontwikkeling. Aandelen [bedrijf 8] Een tweede punt dat speelt is de afspraak over de herstructurering waarin wij een deel van de aandelen in de [bedrijf 8] zouden verwerven. Wij hebben nu achteraf moeten horen dat de [bedrijf 8] inmiddels is verkocht aan [bedrijf 22] . Dit doorkruist onze eerdere afspraken hierover. (…)”.

3.50. Bij e-mailbericht van 18 januari 2021 (productie 32 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] en in kopie aan [naam 2] medegedeeld: “(…) Je zult begrijpen dat ik het inhoudelijk niet helemaal eens ben met je mail. (…) Zowel [naam 3] als jij wisten dat wij voornemens waren om de aandelen van [bedrijf 8] te verkopen. Gezien het feit dat wij het laatste kwartaal weinig contact hebben gehad, kan het wel zijn dat je verrast was. Dat was ik namelijk ook toen ik vernam dat jullie InLeisure hadden opgericht met vergelijkbare diensten als [bedrijf 12] . Uiteraard blijft [bedrijf 8] vol positieve energie de verkoop verzorgen voor [bedrijf 11] . (…) Dat het na afloop van het contract gaat eindigen tussen [bedrijf 11] en [bedrijf 8] , dat is mij wel duidelijk. Jullie blijven gelieerd aan Roompot en dat mag ik niet, althans niet de komende 18 maanden. (…) Zoals ik er nu in sta moeten wij daarom in goede harmonie afscheid van elkaar nemen als aandeelhouders. Dit om verdere problemen over en weer te voorkomen, maar vooral ook om onder elkaar een goede relatie te houden. Het is een kleine wereld en wellicht dat wij over 2 jaar weer nieuwe avonturen gaan beleven. De invulling weet ik nog niet, maar wellicht hebben jullie een idee? (…)”.

3.51. Bij e-mailbericht van 7 februari 2021 (productie 33 [appellant] ) heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] gevraagd om *“de afspraken met [bedrijf 22] tab [plaats 4] nog even op de mail”*te zetten, “dan kunnen wij ook gaan nadenken over een oplossingsrichting.”

3.52. Bij mail van diezelfde dag (productie 33 [appellant] ) heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] medegedeeld: “(…) Uitgangspunt De gehele ontwikkeling is uitbesteed aan [geïntimeerde 3] BV (of een dochter) en moet conform uitgangspunten aanbesteding uitgevoerd worden. (…) Exploitatie [bedrijf 22] verzorgt de verhuur voor een variabele provisie en de werkelijke exploitatiekosten. Tevens verzorgen ze zelf de jaarlijkse opbouw- en afbouw en opslag. Na de ontwikkeling regelt [bedrijf 22] alles. Provisie is variabel omdat de netto opbrengst minimaal 10% van het investeringsbedrag moet zijn. Stel dat er 5mio geïnvesteerd wordt, dan minimaal 500K netto opbrengst per jaar. Zie bijlage voor prognose. Verkoop Uitponden is vanuit de aanbesteding niet mogelijk. Verkoop van aandelen zou wel kunnen. (…)”.

3.53. Bij e-mailbericht van 16 november 2021 (productie 56 [appellant] ), met het onderwerp “Integraal voorstel”, heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 1] / [naam 2] een voorstel gedaan om “tot een oplossing” te komen, inhoudende: “(…) [appellant] De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 september 2019 de beroepen gegrond verklaart en het besluit van de raad van de gemeente [plaats 5] van 15 december 2015 is vernietigt. Ondanks een nieuwe procedure is gedurende de Due Dilligence met [bedrijf 22] duidelijk geworden dat de verhuur- en exploitatierechten nooit uit [bedrijf 8] gehaald kunnen worden, dit is vastgesteld door Houthoff. Inmiddels zijn we 6 jaar verder en is het nog steeds onduidelijk of het project ooit gerealiseerd gaat worden. [appellant] blijft daarmee een lege vennootschap en ik ben bereid om deze voor nominale waarde over te nemen inclusief afspraken met [bedrijf 17] BV. (…)Desgewenst mogen jullie deze lege vennootschap ook houden als onderdeel van [bedrijf 12] BV en gebruiken voor andere doeleinden. (…)”.

3.54. Bij mail van diezelfde dag (productie 57 [appellant] ) heeft [naam 1] aan [geïntimeerde 2] en in kopie aan [naam 2] geantwoord dat het voorstel “ons erg teleurstelt” en rechtsmaatregelen aangezegd.

2022

3.55. Bij aandeelhoudersbesluit van 19 januari 2022 is [geïntimeerde 1] ontslagen als bestuurder van [bedrijf 12] .

4 Beoordeling

De procedure in eerste aanleg

4.1. [appellant] heeft in eerste aanleg samengevat en voor zover thans nog van belang het volgende gevorderd. Zij heeft gevorderd *tussen [bedrijf 8] , [geïntimeerde 3] en [appellant]*te verklaren voor recht i) dat [bedrijf 8] en [appellant] zijn overeengekomen dat de economische rechten van het [appellant] (ontwikkeling, verhuur en/of exploitatie van de [appellant] ) aan [appellant] toebehoren, althans dat tussen [bedrijf 8] en [appellant] is overeengekomen dat [appellant] de ontwikkeling, verhuur en/of exploitatie van de [appellant] zal uitvoeren. Ook heeft zij gevorderd ii) [bedrijf 8] en/of [geïntimeerde 3] te veroordelen toe te staan dat bedoelde overeenkomst wordt uitgevoerd en/of, waar nodig of wenselijk, medewerking te verlenen aan het uitvoeren van die overeenkomst, op straffe van een dwangsom. Inzake [appellant] heeft zij - zo begrijpt het hof: voor zover het bestaan van een overeenkomst als vorenbedoeld tussen [bedrijf 8] en [appellant] niet zou komen vast te staan - gevorderd te verklaren voor recht iii) dat [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] aansprakelijk is/zijn voor de schade die [appellant] lijdt als gevolg van de transactie die [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] namens [bedrijf 9] en/of [bedrijf 8] met [bedrijf 22] hebben/heeft bewerkstelligd, althans de onbehoorlijke taakvervulling, althans onrechtmatig handelen, door [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] . Ook heeft zij gevorderd iv) [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [appellant] van de schade die [appellant] heeft geleden in dat verband, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsook v) [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [appellant] te betalen een voorschot op de schadevergoeding. Een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.

4.2. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank zowel in de onderhavige zaak uitspraak gedaan alsook in de nauw verwante zaak met zaaknummer 200.326.659/01 (rolvoeging).

4.3. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.

De procedure in hoger beroep

vorderingen

4.4. [appellant] vordert het bestreden vonnis te vernietigen en heeft in hoger beroep haar eis deels gewijzigd.

4.5. [appellant] vordert tussen [bedrijf 8] , [geïntimeerde 3] en [appellant], kort gezegd, i) te verklaren voor recht dat [bedrijf 8] en [appellant] zijn overeengekomen a) dat [appellant] de ontwikkeling van de [appellant] die onderdeel zijn van [appellant] zal uitvoeren en b) dat [appellant] de verhuur en/of exploitatie van die [appellant] zal uitvoeren en zij handhaaft haar hiervoor onder 4.1.ii) weergegeven vordering. [appellant] vordert - zo begrijpt het hof: voor zover het bestaan van een overeenkomst als vorenbedoeld tussen [bedrijf 8] en [appellant] niet zou komen vast te staan - inzake [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant], kort gezegd, iii) te verklaren voor recht dat [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] aansprakelijk is/zijn voor de schade die [appellant] heeft geleden en/of nog zal lijden als gevolg van de onbehoorlijke taakvervulling dan wel het handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid/zorgplicht dan wel het onrechtmatig handelen door [geïntimeerde 1] en/of [geïntimeerde 2] en zij handhaaft haar hiervoor onder 4.1.iv) weergegeven vordering. Een en ander met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten in beide instanties.

eiswijziging

4.6. [geïntimeerden] hebben geen processuele bezwaren geuit tegen de gewijzigde eis. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Het geschil zal worden beoordeeld met inachtneming van de gewijzigde eis.

grieven

4.7. [appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. De grieven stellen de toewijsbaarheid van de (gewijzigde) vorderingen van [appellant] aan de orde. De grieven zien op de vraag bij wie de ‘economische rechten’ zich zouden moeten bevinden met betrekking tot de ontwikkeling, verhuur en exploitatie van het [appellant] en op de vraag of sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] . De grieven lenen zich deels voor gezamenlijke bespreking.

overeenkomst?

4.8. In de kern stelt [appellant] zich op het standpunt met [bedrijf 8] te zijn overeengekomen dat zowel de ontwikkeling alsook de verhuur en exploitatie van het [appellant] door [appellant] dient te worden uitgevoerd (grieven 1 tot en met 5).

standpunten

4.9. Volgens [appellant] hebben [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] afspraken gemaakt over de gezamenlijke uitvoering van het [appellant] in [appellant] en daarmee over de economische rechten daarvan. Zij hebben - aldus [appellant] - medio 2015 reeds overeenstemming bereikt over een gezamenlijke ontwikkeling en hebben in ieder geval medio 2020 overeenstemming bereikt over het onderbrengen van de verhuur- en exploitatierechten van het project in [appellant] . [geïntimeerden] zijn gehouden toe te staan dat deze overeenkomst wordt uitgevoerd en/of hieraan medewerking te verlenen.

4.10. Volgens [geïntimeerden] zitten de aanbestedingsrechten van het [appellant] in, kort gezegd, [bedrijf 8] . Tussen partijen is weliswaar op verschillende momenten gesproken over een mogelijke gezamenlijke ontwikkeling, maar zij zijn nooit tot concrete afspraken is gekomen. Over de verhuur- en exploitatierechten hebben partijen nooit gesproken; deze rechten zitten vast in [bedrijf 8] . Van een overeenkomst als door [appellant] gesteld is dan ook geen sprake.

zaak met zaaknummer 200.326.659/01

4.11. Het hof stelt voorop dat deze zaak nauw verwant is aan de zaak met zaaknummer 200.326.659/01. In die zaak hebben [naam 1] / [naam 2] zich op het standpunt gesteld dat zij met [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 3] en [bedrijf 8] een herstructurering(sovereenkomst) hebben gesloten zoals verwoord in het RSM-rapport op grond waarvan [naam 1] / [naam 2] aanspraak kunnen maken op een aandelenbelang in [bedrijf 9] en daarmee indirect ook op een aandelenbelang in [bedrijf 8] . Bij arrest van heden heeft dit hof dit standpunt van [naam 1] / [naam 2] verworpen. Het oordeel van het hof in dat arrest en de motivering daarvan dienen in deze zaak als context.

maatstaven

4.12. Het antwoord op de vraag óf een overeenkomst met betrekking tot de ontwikkeling, de verhuur en de exploitatie van het [appellant] tot stand is gekomen, en zo ja met welke inhoud precies, in die zin dat er rechtens afdwingbare afspraken zijn gemaakt, is afhankelijk van de bedoeling van partijen en van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden (vgl. artikelen 3:33-3:35 BW). Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in beginsel in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (artikel 3:37 BW). Stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat een overeenkomst met betrekking tot het [appellant] tot stand is gekomen, rusten in beginsel op [appellant] als de partij die zich op het bestaan van deze overeenkomst beroept en daaraan rechtsgevolgen verbindt.

[naam 1] , [naam 2] en [geïntimeerde 2]

4.13. Het in de zaak met zaaknummer 200.236.659/01 geschetste beeld van [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] en de wijze waarop zij met elkaar zaken deden, dient ook in deze zaak als context. Dit beeld doemt ook op uit het hiervoor weergegeven feitenrelaas, (de aldaar vermelde structuren uit) het RSM-rapport en de verklaringen van partijen op de mondelinge behandelingen en komt kort weergegeven op het volgende neer.

4.14. [naam 1] / [naam 2] enerzijds en [geïntimeerde 2] anderzijds zijn allen actief in de ontwikkeling, verkoop, verhuur en exploitatie van vakantiewoningen en vakantieparken. Zij zijn vanaf 2015 door middel van verschillende entiteiten met elkaar gaan samenwerken, waarbij over en weer sprake was van deelnemingen en waarbij - zoals zowel [naam 1] / [naam 2] als [geïntimeerden] stellen - nimmer exclusiviteit is overeengekomen. [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] zijn professionele ondernemers die op basis van vertrouwen en met een zekere vrijblijvendheid zaken met elkaar deden en waarbij tussen hen pas echt kon worden gesproken van wilsovereenstemming als de mondeling tussen hen gemaakte afspraken waren geformaliseerd. Er was sprake van een veelheid aan uiterst professionele samenwerkingen tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] via een veelheid van aan ieder van hen gelieerde vennootschappen. [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] zijn goed thuis op het gebied van vennootschappelijke deelnemingen en andere samenwerkingen en realiseren zich dat deze gepaard gaan met formaliteiten.

aanbesteding

4.15. Vast staat dat de aanbesteding van de grondhuurovereenkomst is gewonnen door onder andere [bedrijf 8] en dat de aanbestedingsrechten, kort gezegd, in [bedrijf 8] zaten en zitten. Niet in geschil is dat [bedrijf 8] zich - zoals de rechtbank heeft overwogen - zal moeten houden aan de door de gemeente [plaats 5] in het kader van de aanbesteding gestelde voorwaarden, daaronder begrepen de voorwaarden voor uitbesteding van (delen van) het project aan derden.

4.16. Volgens [appellant] (grief 1) is het [appellant] ondanks gebreken in het bestemmingsplan (inmiddels) volledig uitvoerbaar en wordt dit niet (meer) geblokkeerd door bestemmingsplanperikelen. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [geïntimeerden] betoogd dat de grondhuurovereenkomst tussen de gemeente [plaats 5] en de aanbestedende partijen nog niet was getekend, dat er nog geen onherroepelijke vergunningen lagen en dat niet voorspeld kon worden wanneer de ontwikkeling kan worden gestart en dat nog onduidelijk was hoe deze er precies uit komt te zien. [appellant] heeft dit niet althans onvoldoende weersproken. Bij die stand van zaken houdt het hof het ervoor dat de start van de ontwikkeling en de exacte wijze van ontwikkeling van het project in elk geval ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog ongewis waren.

ontwikkeling, verhuur en exploitatierechten

4.17. In het hiervoor weergegeven feitenrelaas zijn e-mails uit oktober 2015 - en dus van vóór de oprichting van [appellant] - opgenomen, met organogrammen/schema’s betreffende (de structuren rondom) het [appellant] (rov. 3.7 tot en met 3.10). [geïntimeerde 2] heeft in een schema de ontwikkeling van het [appellant] aan [appellant] en de verhuur- en exploitatierechten aan [bedrijf 11] -entiteiten gekoppeld. De reactie van [naam 1] ziet slechts op de exploitatierechten en komt neer op een bevestiging van het schema van [geïntimeerde 2] . In een mail van september 2016 - dus van na de oprichting van [appellant] - heeft [geïntimeerde 2] een organogram met eenzelfde inhoud aan [naam 1] gestuurd (rov. 3.16). Gesteld noch gebleken is dat [naam 1] / [naam 2] hier afwijzend op hebben gereageerd. Hieruit valt naar het oordeel van het hof een zekere intentie van [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] ten tijde van de oprichting van [appellant] op te maken dat de ontwikkeling van het [appellant] in [appellant] terecht zou komen.

4.18. De jaren daarop hebben [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] niet of nauwelijks contact gehad over [appellant] en/of [appellant] , althans daarvan blijkt niet uit het aan het hof ter beschikking gestelde feitenmateriaal. Ook in het RSM-rapport van december 2019 worden het [appellant] en [appellant] niet met zoveel woorden genoemd (rov. 3.24 en verder). Het hof leidt hieruit af dat het [appellant] voor [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] geen grote prioriteit had. Dit sluit aan bij de vrijblijvende wijze waarop [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] nu eenmaal met elkaar samenwerkten en waarin weinig tot niets concreet werd vastgelegd. De mail van [geïntimeerde 2] uit 2017 over betaling van € 50.000,00 van de zijde van [naam 1] / [naam 2] en het uitblijven daarvan (rov. 3.18) is illustratief voor de vrijblijvende wijze waarop [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] samenwerkten. Ook het volgende is daarvan een voorbeeld.

4.19. Bij e-mailbericht van 21 juli 2020 deelt [geïntimeerde 2] met [naam 2] zijn gedachten over een deal met Roompot (rov. 3.34). Hieruit leidt het hof af dat [geïntimeerde 2] in elk geval op dat moment op de hoogte was van de mogelijkheid van een deal tussen [naam 1] / [naam 2] en Roompot. In die mail wijst [geïntimeerde 2] erop dat het [appellant] niet los kan worden gezien van [bedrijf 8] en ook in deze mail spreekt [geïntimeerde 2] slechts over de ontwikkeling van het project. Bij mail van 13 augustus 2020 meldt [geïntimeerde 2] dat hij “Vooruitlopend op de toekomst (…) alvast een aantal zaken aan het formaliseren” is, dat hij graag een overeenkomst op wil stellen tussen [bedrijf 8] en [appellant] , dat “Alle rechten omtrent de gewonnen aanbesteding (…) formeel ook over” moeten naar [appellant] , vraagt hij [naam 1] / [naam 2] een concept overeenkomst op te stellen en bedankt hij [naam 1] / [naam 2] voor het meedenken (rov. 3.35). Een dergelijke overeenkomst is door [naam 1] / [naam 2] niet opgesteld. Bij mail van 3 september 2020 geeft [geïntimeerde 2] vervolgens aan [naam 1] / [naam 2] te kennen dat ook hij met Roompot het gesprek aangaat over een deal en vraagt hij in hoeverre [naam 1] / [naam 2] gebonden zijn “om vanuit de [bedrijf 11] deal alle ontwikkelingen met Roompot te doen?”en of“we bij bovengenoemde projecten bijvoorbeeld nog wel zelf de exploitant bepalen omdat dit al liep?” (rov. 3.38). Dat daarop een concrete reactie van [naam 1] / [naam 2] is gevolgd, is het hof niet bekend.

4.20. Eind september 2020 heeft [bedrijf 13] haar aandelen in de [bedrijf 11] -entiteiten overgedragen aan Roompot (rov. 3.39). Bij mail van 28 oktober 2020 schrijft [geïntimeerde 2] met betrekking tot het [appellant] dat “wij (…) weer een stap verder”zijn en “Hopelijk kunnen we volgend jaar starten”(rov. 3.40). Hieruit maakt het hof op dat [geïntimeerde 2] ook nadat [naam 1] / [naam 2] met Roompot in zee waren gegaan de intentie had tot samenwerking met betrekking tot het [appellant] .

4.21. Eind december 2020 heeft [bedrijf 9] de aandelen in [bedrijf 8] overgedragen aan [bedrijf 22] (rov. 3.41). Pas daarna ageren [naam 1] / [naam 2] tegen de gang van zaken en voeren zij met [geïntimeerde 2] correspondentie over het geschil zoals dat in deze zaak en de hiermee verwante zaak voorligt (rov. 3.42 en verder). Daarbij betrekken [naam 1] / [naam 2] niet alleen de ontwikkeling van het [appellant] , maar ook de verhuur- en exploitatierechten daarvan bij het geschil (vgl. rov. 3.42, 3.49) en focust [geïntimeerde 2] op de gezamenlijke ontwikkeling van het project (vgl. rov. 3.45, 3.47).

4.22. Uit deze e-mails en de in het feitenrelaas weergegeven gang van zaken maakt het hof het volgende op. Zowel [naam 1] / [naam 2] als [geïntimeerde 2] gaan ervanuit dat de ontwikkeling van het [appellant] door een ander dan de aanbestedende partijen uitgevoerd kan worden (grieven 2 en 4). Beide partijen, [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] , hadden in het begin van hun samenwerking in 2015 de bedoeling om de ontwikkeling van het [appellant] in [appellant] terecht te laten komen. De jaren daarna blijkt het project een minder grote prioriteit te hebben. Dit zal mede te maken hebben gehad met de - door beide partijen bij de mondelinge behandeling benoemde - onzekerheid over de doorgang van het project door onder andere bestemmingsplanperikelen, en het past bovendien in de tamelijk vrijblijvende, zo niet nonchalante, wijze waarop [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] samenwerkten en waarbij in de loop van de jaren (in dit geval 2015-2021) niet of nauwelijks iets concreet werd vastgelegd tot het moment waarop daadwerkelijk schriftelijke overeenkomsten getekend moesten worden. Met ingang van september 2020 is [bedrijf 12] - waarvan [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] sinds mei 2020 enig aandeelhouders zijn - enig aandeelhouder en bestuurder van [appellant] (rov. 3.36 en 3.37). Gelet op de professionaliteit en kennis en ervaring van [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] wisten zij althans hadden zij behoren te weten, dat om de aanbestedingsrechten - voor zover dit al mogelijk werd geacht - vanuit [bedrijf 8] in [appellant] te krijgen formaliteiten in acht genomen moesten worden en dit nader vormgegeven diende te worden. Niet gebleken is dat [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] daar invulling aan hebben gegeven. Weliswaar heeft [geïntimeerde 2] in een mail van 13 augustus 2020 (rov. 3.35) aan [naam 1] / [naam 2] gevraagd of zij een derde partij willen vragen daartoe een concept overeenkomst op te stellen, maar niet gebleken is dat daaraan een vervolg is gegeven. Ook dit sluit naar het oordeel van het hof aan bij de vrijblijvende samenwerking tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] en het ligt in de rede dat ook dit zijn oorzaak vond in de onzekerheid over de doorgang en daarmee van de voortgang van het [appellant] (grief 4). [geïntimeerde 2] gaat in meerdere mails (van eind 2020) daterend van na de overdracht van de [bedrijf 11] -entiteiten aan Roompot en van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] nog uit van een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] (vgl. rov. 3.45 en 3.47). Verdere concretisering en vastlegging van de samenwerking blijft wederom uit.

4.23. [appellant] wijst ter onderbouwing van haar stelling dat ‘daadwerkelijk in [appellant] uitvoering werd gegeven aan het [appellant] ’ op de e-mailberichten van 3 maart 2020, 21 juli 2020 en 13 augustus 2020, een afschrift uit de administratie van [appellant] en een in de akte houdende levering van aandelen [appellant] van 1 september 2020 vermelde secundaire koopprijs (grief 3), maar dit kan haar niet baten. Uit de enkele omstandigheid dat [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] op bepaalde punten hebben gehandeld overeenkomstig hun intentie volgt naar het oordeel van het hof niet dat, mede gelet op de gebruikelijke wijze waarop partijen met elkaar samenwerkten, gezegd kan worden dat bij [naam 1] / [naam 2] reeds het redelijk vertrouwen kan hebben voorgezeten dat tussen partijen heel concreet overeenstemming bestond over de essentialia van een overeenkomst over de economische rechten van het [appellant] .

4.24. Reeds in eerste aanleg hebben [geïntimeerden] aangevoerd dat het afboeken van kosten voor het [appellant] in [bedrijf 8] als vermeld in de mail van 3 maart 2020 (rov. 3.32) zag op het afboeken van een lening van [bedrijf 8] aan [appellant] . Hieruit blijkt dan ook niet van formalisering en nadere vormgeving van de te sluiten overeenkomst. In de vermelding van [geïntimeerde 2] in die mail dat [bedrijf 8] een aanbrengprovisie zal ontvangen als het [appellant] doorgaat, kan naar het oordeel van het hof ook niet meer worden gelezen dan een intentie van partijen om het [appellant] gezamenlijk te ontwikkelen. De mail van 21 juli 2020 (rov. 4.19 en 3.34) is door [geïntimeerde 2] geschreven met het oog op een mogelijke gezamenlijke deal met Roompot. Ook uit deze mail, waarin [geïntimeerde 2] schrijft “scherp” te moeten zijn *“op de ontwikkeling van [plaats 4] . Dit is gewonnen door [bedrijf 8] , dus dit kunnen wij hier niet los van zien als we [bedrijf 8] verkopen. De ontwikkeling doen wij weliswaar met z’n 3-en, maar we moeten nog wel vergoedingen betalen qua aanbreng, [bedrijf 8] en [NAAM] / [naam 5] .”,*kan slechts een intentie tot gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] worden opgemaakt. Hetzelfde kan worden gezegd van de mail van [geïntimeerde 2] van 13 augustus 2020 (rov. 4.19 en 3.35), het door [appellant] overgelegde afschrift uit de administratie van [appellant] (productie 22 [appellant] ) met betrekking tot kosten uitvoering [appellant] en de in de akte houdende levering van aandelen [appellant] opgenomen verplichting tot betaling van een secundaire koopprijs bij verlening van de vergunning voor realisatie van het [appellant] waaruit naar het oordeel van het hof niet meer en niet minder valt op te maken dan dat er bij partijen een intentie bestond tot een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] , maar niet dat over de essentialia van een overeenkomst al overeenstemming bestond.

4.25. Ook in het (in rov. 3.44 geciteerde transcript van het) telefoongesprek van eind december 2020 gaat [geïntimeerde 2] nog uit van een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] (grief 4, rov. 3.44, bijvoorbeeld: *“(…) [naam 6] : Eigenlijk is het zo dat wij de ontwikkeling gaan doen en alle kosten, opbrengsten en winst en zo, zijn allemaal voor ons, alleen we kregen - en dat bleek eigenlijk twee jaar geleden ook met [appellant] toen: dat het heel lastig is om het eruit te krijgen, want er is altijd een klein risico, dat als je een aanbesteding overdraagt aan een andere vennootschap, dat de nummer twee bijvoorbeeld bezwaar zou kunnen gaan maken. (…) Alleen de ontwikkeling blijft gewoon bij ons, maar de aanbesteding moet fysiek in die vennootschap blijven zitten. (…) Ik heb een overeenkomst met ze gesloten dat wij gewoon de ontwikkeling gaan doen. (…) [naam 4] : Ja, maar daarom hadden die verhuur- en exploitatierechten in Beachlodges [appellant] moeten zitten. Waar ze volgens mij ook gewoon thuishoren. Dan waren we vrij geweest. (…) [naam 6] : Dat was m’n bedoeling. Sterker nog, ik heb dat zelf ook eerder geprobeerd toen, weet je wel, toen ik ook de aandelen heb overgedragen aan [appellant] . Je krijgt ’m daar niet uit. (…)”).*Hierna verslechteren de verhoudingen tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] .

4.26. Het valt het hof op dat [naam 4] ( [naam 1] ) in dat gesprek in reactie op de mededeling van [geïntimeerde 2] dat de aanbesteding is overgedragen aan een andere vennootschap (dan [appellant] ), slechts opmerkt dat ‘daarom’ de verhuur- en exploitatierechten in [appellant] hadden moeten zitten, maar zich niet op het standpunt stelt dat partijen wilsovereenstemming hadden dat de ontwikkeling, verhuur- en exploitatierechten in [appellant] zouden zitten. Dat duidt er naar het oordeel van het hof eveneens op dat het zover nog niet was en dat, naar [naam 1] / [naam 2] ook wel begrepen, de gesprekken daarover zich nog immer in de ‘intentiefase’ bevonden. Concrete feiten en omstandigheden die duiden op meer dan een intentie, laat staan wilsovereenstemming tussen partijen, heeft het hof in de vele e-mails tussen partijen over de jaren 2015-2021 (waarvan het maar de vraag is of die correspondentie volledig is) niet kunnen aantreffen en daarvan is ook overigens niet gebleken.

4.27. Wilsovereenstemming over het onderbrengen van verhuur- en exploitatierechten in [appellant] *(grief 5)*valt ook niet op overtuigende wijze af te leiden uit de e-mailberichten van [geïntimeerde 2] van 13 augustus 2020 (zie rov. 4.24) en 14 augustus 2020 waarop [appellant] wijst (productie 82 [appellant] ) waarin [naam 1] voorstelt om bij de koop van de aandelen [appellant] op te nemen dat “zodra er voor gekozen wordt om het project te houden” de secundaire prijs in termijnen mag worden betaald, “dan hebben we meer tijd om dat vanuit de exploitatie te kunnen betalen”, waarop [geïntimeerde 2] heeft geantwoord “de punten” mee te nemen en het in de akte houdende levering van aandelen [appellant] bepaalde over de secundaire koopprijs (zie rov. 4.24). Integendeel, het blijft steken in min of meer vrijblijvende intenties en niet in concrete, harde, toezeggingen. Hetzelfde moet gelden voor de e-mail van 3 september 2020 (rov. 3.38) waarin [geïntimeerde 2] na overdracht van de [bedrijf 11] -entiteiten aan Roompot vraagt in hoeverre [naam 1] / [naam 2] gebonden zijn alle ontwikkelingen met Roompot te doen en of ze ter zake van het [appellant] *“nog wel zelf de exploitant”*kunnen “bepalen omdat dit al liep”, het transscript van het telefoongesprek van 28 december 2020 (zie rov. 3.44) en een mail van diezelfde dag (rov. 3.45) waarin [geïntimeerde 2] meldt: “Zoals telefonisch besproken is het te risicovol om de gewonnen aanbesteding uit [bedrijf 8] te halen. Dit bleek 2 jaar geleden overigens ook al toen we juristen dit hebben laten uitzoeken voor [appellant] . De aanbesteding blijft qua verhuur en exploitatie in [bedrijf 8] , maar [geïntimeerde 3] BV (dochter [bedrijf 12] / [appellant] ) gaat ontwikkelen”, en de jaarrekening van [appellant] over 2019 (productie 27 [appellant] ) waarin staat dat “op basis van de ontvangen vergunning, de verwachte exploitatie en de herfinanciering (…) er een reële verwachting” is “op een positieve exploitatie, vermogen en werkkapitaal.”.

conclusie

4.28. Al het voorgaande leidt, mede gelet op de vrijblijvende en tot weinig verplichtende wijze waarop [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] ervoor hebben gekozen jarenlang via hun vennootschappelijke- en andere samenwerkingsverbanden zaken met elkaar te doen, tot geen andere conclusie dan dat er wel intenties waren, maar niet zodanig concreet en uitgewerkt dat gezegd kan worden dat tussen [appellant] enerzijds en [bedrijf 8] anderzijds de voor een overeenkomst vereiste wilsovereenstemming is ontstaan met betrekking tot de ontwikkeling van het [appellant] door [appellant] noch over de verhuur- en exploitatierechten van het [appellant] in [appellant] . Gelet op die wijze van zakendoen en in aanmerking genomen de hiervoor besproken correspondentie tussen partijen, de transscriptie van het telefoongesprek en de overige besproken schriftelijke stukken kan bij [appellant] niet de redelijke verwachting op het bestaan van wilsovereenstemming hebben postgevat. In het midden kan dan blijven of [geïntimeerde 2] steeds heeft gehandeld in hoedanigheid van bevoegd vertegenwoordiger/bestuurder van [bedrijf 8] (grief 3). Immers, ook als dat het geval was, is geen overeenkomst tot stand gekomen. De vorderingen onder 4.5 i) onder a) en b) kunnen daarom niet slagen.

bestuurdersaansprakelijkheid

4.29. Daarmee komt het hof toe aan het beroep van [appellant] op bestuurdersaansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] (grief 6). [appellant] stelt zich - voor zover gelet op het hiervoor overwogene nog relevant - op het standpunt dat [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] met hun handelwijze rondom de verkoop van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] aan [appellant] een corporate opportunity heeft/hebben onthouden. Met deze handelwijze hebben [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] - aldus [appellant] - inzake het [appellant] hun eigen belangen laten prevaleren boven de belangen van [appellant] . Daarmee hebben zijn hun taken als (indirect) bestuurder van [appellant] onbehoorlijk vervuld en kan hen een ernstig verwijt worden gemaakt althans hebben zij in strijd gehandeld met de redelijkheid en billijkheid en/of hun zorgplicht althans hebben zij onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] .

4.30. Als ‘corporate opportunity’ kan worden aangemerkt een kans die zich voor een vennootschap voordoet om een transactie aan te gaan of zakelijke activiteiten te ontplooien die passen binnen het kader van haar bedrijfsvoering en waarvan kenbaar is dat de vennootschap daar een redelijk belang bij heeft of zou kunnen hebben. Op grond van de artikelen 2:8 en 2:9 BW dient de bestuurder van de vennootschap deze mogelijkheden ten gunste van de vennootschap te benutten. Het ontoelaatbaar ontnemen van een corporate opportunity heeft tot gevolg dat een bestuurder tekortschiet in de uitoefening van de hem opgedragen taak. Kan de bestuurder daarvan een ernstig verwijt worden gemaakt, dan is hij jegens de vennootschap aansprakelijk voor de door haar daardoor geleden schade ingevolge artikel 2:9 BW. Van een ernstig verwijt is in beginsel sprake indien de bestuurder zijn eigen belang heeft laten prevaleren boven dat van de vennootschap.

4.31. Nog daargelaten of gezien de onzekerheid over de doorgang en de voortgang van het [appellant] sprake kán zijn van een corporate opportunity in de door [appellant] bedoelde zin (rov. 4.22), is naar het oordeel van het hof geen sprake van het ontoelaatbaar ontnemen van een corporate opportunity en kan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] geen ernstig verwijt worden gemaakt over hun handelwijze rondom de verkoop van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] .

4.32. Hiervoor heeft het hof reeds overwogen dat [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] in het begin van hun samenwerking in 2015 de intentie hadden om de ontwikkeling van het [appellant] in [appellant] terecht te laten komen, dat [geïntimeerde 2] ook na overdracht van de [bedrijf 11] -entiteiten aan Roompot en van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] nog uitgaat van een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] , maar dat verdere concretisering en formalisering van de samenwerking is uitgebleven (rov. 4.22). Ook in het telefoongesprek van 28 december 2020 en de mail van 29 december 2020 gaat [geïntimeerde 2] nog steeds uit van een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] (rov. 4.25 en 3.47). Daarna verslechteren de verhoudingen tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] . Het enkele - in lijn met de opvallend vrijblijvende samenwerking tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] - uitblijven van verdere concretisering en vastlegging van de samenwerking betekent nog niet dat [appellant] een corporate opportunity als hiervoor bedoeld onthouden is. Zonder nadere toelichting - die niet wordt gegeven - kan het hof niet inzien dat een overeenkomst tot gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] na overdracht van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] niet alsnog tot stand had kunnen komen. Uit hetgeen [geïntimeerden] hebben verklaard op de mondelinge behandeling maakt het hof op dat een gezamenlijke ontwikkeling van het [appellant] volgens [geïntimeerden] na het verslechteren van de verhoudingen niet meer mogelijk is doordat het vertrouwen in een vruchtbare samenwerking ontbreekt. [appellant] heeft dit niet althans onvoldoende weersproken, zodat dit als vaststaand heeft te gelden. Bezien tegen de achtergrond van de wijze waarop partijen jarenlang op vrijblijvende wijze met elkaar samenwerkten en iedere concretisering en formele vastlegging van de samenwerking van partijen, óók van de zijde van [naam 1] / [naam 2] , achterwege is gebleven kan niet worden gezegd dat aan BPL een corporate opportunity is onthouden, althans is dat onder de geschetste omstandigheden niet ontoelaatbaar en treft [geïntimeerde 2] niet een ernstig verwijt van het feit dat hij onder bedoelde omstandigheden niet het belang van [appellant] heeft laten prevaleren en ervoor heeft gekozen om de ontwikkeling van het [appellant] onder te brengen in [geïntimeerde 3] .

4.33. Hoewel [appellant] door de overdracht van [bedrijf 8] aan [bedrijf 22] een corporate opportunity betreffende de verhuur- en exploitatierechten van het [appellant] is ontnomen, acht het hof deze ontneming niet ontoelaatbaar, laat staan dat [geïntimeerde 2] hieromtrent een ernstig verwijt valt te maken. [naam 1] / [naam 2] wisten althans behoorden te weten dat deze rechten in [bedrijf 8] zaten en dat er stappen gezet moesten worden om daar voor zover op dat moment mogelijk werd geacht - zoals [appellant] dit op de mondelinge behandeling heeft verwoord - omheen te werken (rov. 4.22). [naam 1] / [naam 2] waren er ook van op de hoogte althans behoorden ervan op de hoogte te zijn dat [geïntimeerde 2] voornemens was om [bedrijf 8] te verkopen (rov. 3.38). Het had dan ook op de weg van zowel [geïntimeerde 2] als [naam 1] / [naam 2] gelegen om dit proces te bewaken en hierin stappen te zetten, hetgeen zij hebben nagelaten. [appellant] heeft niet althans onvoldoende weersproken dat het niet mogelijk bleek om de verhuur- en exploitatierechten uit [bedrijf 8] te halen. [geïntimeerde 2] heeft met [bedrijf 22] afspraken gemaakt die zien op deze rechten. In het transscript van het telefoongesprek van 28 december 2020 (rov. 3.44) leest het hof dat [geïntimeerde 2] in het kader van deze afspraken spreekt over *“ons”en“we”,*waarmee [geïntimeerde 2] [naam 1] / [naam 2] bij de afspraken over de verhuur- en exploitatierechten betrekt. Naar het oordeel van het hof komt aan de mogelijkheid voor [appellant] om op enigerlei wijze voordeel te behalen uit de verhuur- en exploitatierechten van het [appellant] dan ook eerst definitief een einde door het verslechteren van de verhoudingen tussen [naam 1] / [naam 2] en [geïntimeerde 2] , net als ten aanzien van de ontwikkeling van het project.

4.34. De bedoelde samenwerking tussen partijen met het oog op het onderbrengen van de economische rechten van het [appellant] (ontwikkeling, verhuur en exploitatie van de beach lodges) is vrijblijvend gebleven en is in de intentionele fase blijven steken. Er is sedert 2015 niets concreets afgesproken of formeel geregeld, niet alleen heeft [geïntimeerde 2] dat niet gedaan maar hetzelfde geldt voor [naam 1] / [naam 2] . Als zij dat hadden willen doen, hadden zij daartoe het initiatief kunnen nemen, maar om redenen waarvan het hof veronderstelt dat dit te maken had met zowel onzekerheid over de doorgang en voortgang van het [appellant] als de wens dat zij zich om zakelijke redenen ook niet (te) snel wilden binden, hebben zij dat niet gedaan. Dat is hun (zakelijke) keuze, en uiteindelijk is, zoals hiervoor vastgesteld, de noodzakelijke vertrouwensbasis tussen partijen komen te ontbreken om de samenwerking in het [appellant] voort te zetten, en heeft [geïntimeerde 2] de ontwikkeling van het [appellant] ondergebracht in [geïntimeerde 3] . Gegeven deze omstandigheden kan evenmin worden gezegd dat [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 1] onrechtmatig heeft/hebben gehandeld c.q. enige op hen rustende maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm heeft/hebben geschonden.

bewijslevering

4.35. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, nu partijen daarvoor onvoldoende concreet feitelijke stellingen hebben aangevoerd, die indien zij komen vast te staan, tot een andere beslissing aanleiding geven.

slotsom

4.36. De slotsom is dat de grieven niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

proceskosten

4.37. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep (grief 7).

4.38. Voor de volledigheid merkt het hof op aanleiding te zien bij de begroting van het salaris van de advocaat in hoger beroep het bedrag van de te liquideren kosten niet te bepalen overeenkomstig tarief II (onbepaalde waarde), maar, gelet op onder meer het door [appellant] in eerste aanleg gevorderde voorschot op schadevergoeding, aan de hand van tarief VIII. [appellant] is belast met griffierecht voor zaken met betrekking tot een vordering met een beloop van meer dan € 1.000.000,00. [geïntimeerden] waren aanvankelijk voor een lager griffierechttarief belast. Na bijheffing, waarvan [geïntimeerden] op voorhand hebben laten weten daartegen geen bezwaar te hebben, zijn ook [geïntimeerden] belast overeenkomstig dit hogere griffierechttarief.

4.39. Voor een veroordeling van [appellant] in de volledige proceskosten (artikel 21 Rv) als door [geïntimeerden] voorgestaan, ziet het hof geen aanleiding. Een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht en dus onrechtmatig handelen. De enkele omstandigheid dat in deze zaak in hoger beroep - in de ogen van [geïntimeerden] niet onderbouwde - stellingen en ook vorderingen zijn komen te vervallen en andere vorderingen zijn ingesteld, is onvoldoende om misbruik van procesrecht aan te nemen. Het is weliswaar mogelijk dat dit heeft geleid tot hogere kosten voor juridische bijstand aan de zijde van [geïntimeerden] , maar dit is inherent aan de herkansingsfunctie van het hoger beroep. Aan het betoog van [geïntimeerden] dat in deze zaak onvolledige stukken zijn overgelegd, gaat het hof bij gebreke van enige onderbouwing, zonder meer voorbij.

uitvoerbaarheid bij voorraad

4.40. De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 5.689,00 aan griffierechten en (2 punten x tarief VIII ad € 6.217,00 =) € 12.434,00 voor salaris advocaat en op € 178,00 voor nasalaris, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit arrest en, als [appellant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, R.A. van der Pol en A.J.M. Lauvenberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.