Artikel 9
1. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep instellen bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. In afwijking van artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt het beroepschrift ingediend bij de officier van justitie die ingevolge artikel 6, eerste lid, op het administratief beroep heeft beslist. Hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:
- de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;
- de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;
- de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.
3. Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Details
[Wijziging(en) zonder datum inwerkingtreding aanwezig. Zie het wijzigingenoverzicht]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:17246 - Rechtbank Den Haag stelt prejudiciële vraag over wettelijke verhogingen verkeersboetes - 24 september 2025
De rechtbank stelt een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad over de wettelijke verhogingen van verkeersboetes (Wahv). De rechtbank ziet serieuze aanwijzingen dat deze verhogingen strijdig zijn met het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM) en het eigendomsrecht (art. 1 EP EVRM).