ECLI:NL:RBNHO:2025:11363 - Rechtbank Noord-Holland - 26 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind locatie Alkmaar
Zaaknummer : 11616628 \ WM VERZ 25-675 CJIB-nummer : ['nummer'] Uitspraakdatum : 26 september 2025
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van naam : [betrokkene] adres : [betrokkene] woonplaats : [betrokkene] ) gemachtigde : [gemachtigde]
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft namens betrokkene daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 september 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Gemachtigde stelt dat betrokkene geen waarschuwing heeft ontvangen. Volgens het Beleidskader diende de gemeente een waarschuwingsperiode te hanteren, maar dit is niet gedaan.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
Overwegingen
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de foto en de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit het algemeen proces-verbaal van 6 april 2017 blijkt dat er een waarschuwingsperiode is gehanteerd in 2017. De pleegdatum van de gedraging van betrokkene was echter na deze waarschuwingsperiode, waardoor betrokkene niet had hoeven te worden gewaarschuwd voordat een boete werd opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond; ‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: