ECLI:NL:RBMNE:2025:4956 - Rechtbank Midden-Nederland - 10 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: 11203274 UM VERZ 24-2715 CJIB-nummer: 255369688
beslissing van de kantonrechter van 10 september 2025 en proces-verbaal van de zitting van 27 augustus 2025
inzake
hierna te noemen: betrokkene, gemachtigde: Adviesbureau Skandara.
Procesverloop
Bij inleidende beschikking is aan betrokkene een administratieve sanctie opgelegd van € 135,00. De sanctie is opgelegd voor een gedraging op 24 januari 2023 om 23:58 uur te Trajectcontrole A12 links (parallelrijbaan, hmp 60.5), Utrecht met de motorfiets, kenteken [kenteken] . Het gaat om overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 16 km/h (verkeersbord A1).
Bij beslissing op het administratief beroep heeft de officier van justitie de sanctie gehandhaafd en het beroep ongegrond verklaard.
Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op de zitting van 27 augustus 2025 hun zienswijze nader toe te lichten. De gemachtigde is verschenen. Namens de officier van justitie is een zittingsvertegenwoordiger verschenen.
De kantonrechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten en twee weken later uitspraak gedaan.
Standpunten
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat het volgende aangevoerd:
-
de gedraging kan niet worden vastgesteld;
-
er bestaat aanleiding voor vergoeding van de proceskosten.
Op de zitting is door de gemachtigde een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel met een verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2025, (vindplaats ECLI:NL:GHARL:2025:4719). Daarnaast doet hij een beroep op zowel de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het beroep bij de kantonrechter gedeeltelijk gegrond is gelet op de schending van de redelijke termijn van berechting. Het sanctiebedrag dient daarom gematigd te worden met 25 procent. Voor het overige stelt zij zich op het standpunt dat het beroep bij de kantonrechter ongegrond is.
Beoordeling
De kantonrechter stelt vast dat de gedraging is verricht.
Dit volgt uit de verklaring van de verbalisant. In die verklaring staat dat de gemiddelde snelheid is berekend op basis van de factoren tijd en afstand. De tijd is af te leiden van de twee gedragingsfoto’s in het dossier. De afstand staat vermeld in het zaakoverzicht, en bedroeg 1437 meter. Op basis van deze factoren kan de gemiddelde snelheid worden berekend, namelijk de gemeten afstand in kilometer gedeeld door de gemeten tijd in seconden vermenigvuldigd met 3600. Daaruit volgt een (afgeronde) gemiddelde snelheid van 99 kilometer per uur, die na aftrek van de wettelijke correctie op 96 kilometer per uur wordt vastgesteld.
De gemachtigde voert terecht aan dat de verbalisant verwijst naar een aanwijzing die per 1 april 2015 is vervallen. Na 1 april 2015 is de Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen van toepassing. De verbalisant heeft wel een foute verwijzing gedaan, maar de berekening is gemaakt op grond van de goede regeling. Betrokkene is door de foute verwijzing niet benadeeld en er is ook geen reden om aan de juistheid van de meting te twijfelen. De gedraging kan op basis van de beschikbare gegevens dus worden vastgesteld.
Gemachtigde heeft ter zitting een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel en feiten en omstandigheden aangevoerd, zoals het tijdstip van de overtreding en de afwezigheid van andere weggebruikers, op grond waarvan het sanctiebedrag in dit specifieke geval leidt tot een uitkomst die onevenredig is.
De kantonrechter volgt de interpretatie van de gemachtigde van het arrest van 31 juli 2025 niet. Die interpretatie komt er op neer komt dat iedere opgelegde sanctie aan het evenredigheidsbeginsel getoetst kan worden rekening houdend met de specifieke omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Het gaat in het arrest om de toetsing van het Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wahv (…). Daarover zegt het hof dat uit de totstandkomingsgeschiedenis niet blijkt “dat de regelgever heeft beoordeeld of het uiteindelijk vastgestelde sanctiebedrag, waarin meegenomen de verhoging in verband met de financiële taakstelling van de overheid, nog evenredig is. Vastgesteld moet worden dat het Besluit in dit opzicht niet berust op een deugdelijke motivering.”
Het hof heeft daarnaast in algemene zin opmerkingen gemaakt over de in acht te nemen terughoudendheid van de toetsing en zijn conclusie dat het sanctiebedrag in redelijke verhouding staat tot de aard en de ernst van de gedraging. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter tot uitdrukking gebracht dat er geen reden is om het Besluit niet te volgen. Die beslissing strekt dus verder dan alleen het sanctiebedrag voor het als bestuurder van een fiets tijdens het rijden vasthouden van een mobiel apparaat. Het hof heeft het Besluit ook niet onverbindend verklaard, zodat het Besluit het uitgangspunt moet zijn. Een andere interpretatie leidt er toe dat bij alle overtredingen steeds een volle toetsing van gedraging en sanctie moet plaatsvinden, hetgeen haaks staat op de beoogde uniformiteit en het uitgangspunt van de wetgever, die niet voor niets vaste bedragen als uitgangspunt heeft opgenomen met een beperkte toetsingsruimte voor de rechter op grond van artikel 9 lid 2 onder b van de Wahv.
De kantonrechter ziet in de aangevoerde omstandigheden ook geen aanleiding om de sanctie op nihil te stellen of te matigen. Het is niet aan de individuele weggebruiker om te bepalen welke snelheid gelet op de verkeerssituatie passend is en wanneer een overtreding van de maximum snelheid zonder gevolgen kan blijven.
De kantonrechter stelt wel vast dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden. In lijn met vaste jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verbindt de kantonrechter aan deze constatering dat het sanctiebedrag wordt gematigd met 25 procent (ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Proceskosten
Er bestaat aanleiding voor vergoeding van proceskosten voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Nu de redelijke termijn van berechting bij het administratief beroep nog niet was verstreken, komen deze kosten niet voor een vergoeding in aanmerking.
Voor het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter wordt 1 punt toegekend en voor het bijwonen van de zitting wordt ook 1 punt toegekend. De waarde per punt bedraagt € 907,00. De kantonrechter kent aan de zaak wegingsfactor 0,5 (licht) toe, zodat bij de kantonrechter voor vergoeding in aanmerking komt een bedrag van € 907,00 (2 x € 907,00 x 0,5).
Gelet op het voorgaande beslist de kantonrechter als volgt.
Beslissing
De kantonrechter:
Deze beslissing is genomen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 10 september 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier, de kantonrechter,
H.A. van Gastel mr. J.O. Zuurmond
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Strafrecht, locatie Utrecht, o.v.v. Mulderzaken, postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Let u erop dat u of uw gemachtigde het beroepschrift heeft ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in uw beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting vraagt waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum toezending proces-verbaal: