Artikel 10b
1. Het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, is niet van toepassing indien:
a. op het desbetreffende vaartuig satellietvolgapparatuur is geïnstalleerd als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van verordening nr. 1224/2009; b. de kapitein van het vissersvaartuig voldoet aan artikel 6, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003; c. in geval van een defect of anderszins niet functioneren van de apparatuur, bedoeld onder a, wordt voldaan aan artikel 11, eerste en tweede lid, van verordening nr. 2244/2003; d. voor zover het een Nederlands vissersvaartuig betreft, de datatransmissie met de in onderdeel a bedoelde apparatuur voldoet aan artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van verordening nr. 2244/2003 en met ingang van 1 januari 2006 tevens aan onderdeel d, van dat artikellid, en plaatsvindt overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van die verordening, met dien verstande dat onder ‘VCC’ in dat artikel moet worden verstaan: het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade, en e. voor zover het een Nederlands vaartuig betreft, de apparatuur, bedoeld in onderdeel a, voldoet aan artikel 10e.
2. Indien een vissersvaartuig in de haven ligt, mag de satellietvolgapparatuur worden uitgeschakeld mits is voldaan aan artikel 8, derde lid, van verordening nr. 2244/2003, met dien verstande dat de in dat artikellid bedoelde melding aan de vlaggenstaat door een Nederlands vaartuig wordt gedaan aan het visserijcontrolecentrum van de Algemene Inspectiedienst te Kerkrade.
Details
[Regeling vervallen per 23-07-2011]