Artikel 3
1 De kantonrechter die de bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.
2 De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:
a. voor een bewindvoerder € 1.403;
b. voor een bewindvoerder in een bewind met problematische schulden € 1.814.
3 Indien het onder bewind staande vermogen meer bedraagt dan € 1.000.000, stelt de kantonrechter de jaarbeloning vast op 0,75% van dat vermogen.
4 De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen betaald, tenzij de kantonrechter anders bepaalt.
5 Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:
a. voor aanvangswerkzaamheden € 660, of € 494 indien de bewindvoerder voorafgaand aan het bewind budgetbeheer heeft gevoerd;
b. voor de verkoop of ontruiming van een woning, of in geval er geen mentor is, een verhuizing € 412;
c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 618;
d. voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording € 248.
6 In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter in geval een bewind niet alle goederen betreft of wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen.
Details
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]