Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:9160 - Bewindvoerder krijgt geen extra beloning voor standaard administratieve verhuiswerkzaamheden - 23 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:916023 september 2025

Essentie

De rechtbank Limburg oordeelt dat een bewindvoerder geen recht heeft op de forfaitaire verhuisvergoeding als enkel standaard administratieve werkzaamheden zijn verricht. Deze vergoeding is bedoeld voor niet-administratieve taken die normaliter door een mentor of de rechthebbende zelf worden uitgevoerd, zoals het feitelijk regelen van de verhuizing.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Toezicht

Locatie Maastricht

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:

ZEKER Financiële Zorgverlening B.V.,Postbus 50099, 1305 AB Almere,Kamer van Koophandel-nummer 32109241,

hierna te noemen: verzoeker, met betrekking tot:

[rechthebbende] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,wonende te [adres] , [woonplaats] ,hierna te noemen: rechthebbende.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 11 september 2025.

De kantonrechter heeft op grond van de ontvangen informatie afgezien van een mondelinge behandeling.

Beoordeling

Verzoeker vraagt om een beloning toe te kennen voor een verhuizing.

Verzoeker licht het verzoek als volgt toe:“Gezien de wisselende reacties vanuit rechtbanken op de aanvragen voor de beloning verhuizing, heb ik even gewacht met het aanvragen voor de recente verhuizingen. Gezien de recente uitspraak van het Hof (https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHARL:2025:5177) dien ik de aanvraag nu toch in.

[rechthebbende] is op 1 juni verhuisd. Mevrouw heeft geen mentor.

Taken:

- Adressen intern aangepast

- Instelling op de hoogte gebracht/communicatie met hen afgerond.

- Kostgeldberekening gemaakt

- Situatie met nieuwe partner afgestemd.

- Adreswijziging doorgegeven bij de betrokken instanties

- Bijzondere bijstand aangevraagd in nieuwe gemeente.

- Nieuwe begroting gemaakt

De kantonrechter zal, gelet op de ontvangen informatie, het verzoek afwijzen en overweegt hiertoe het volgende.

Op grond van artikel 1:447 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de bewindvoerder aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij de Regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Deze regels zijn vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de regeling).

In artikel 3 lid 1 van de regeling staat dat de kantonrechter de beloning van een bewindvoerder vaststelt overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid. In lid 2 staat de standaard jaarbeloning. In lid 5 staat een aantal aanvullende beloningen, bijvoorbeeld ‘voor verkoop of ontruiming van een woning, of in geval er geen mentor is, een verhuizing’.

De vraag is dan of een bewindvoerder in het geval er geen mentor is en rechthebbende verhuist altijd recht heeft op de vergoeding.

Het antwoord op deze vraag kan worden afgeleid uit de Nota van Toelichting bij de Regeling beloning. Hierin staat voor zover van belang: ‘Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing.

Uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. (…) Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene[hier kan ook worden gelezen: rechthebbende] naar behoren uit te voeren.

De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd. Het voordeel van het hanteren van een forfaitaire beloning is dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig is. Daarmee wordt beoogd de regeldruk voor de vertegenwoordigers en de rechterlijke macht te verminderen.

De beloning voor werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning van rechthebbende, of in geval er geen mentor is, de verhuizing van de rechthebbende, bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.[Toevoeging kantonrechter: inmiddels bedraagt deze vergoeding € 412,-.]

De werkzaamheden in het kader van een verhuizing vallen in beginsel onder de taak van de mentor. Daarom dient een beloning voor werkzaamheden in het kader van een verhuizing alleen te worden toegekend indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is en er geen mentor is die de verhuizing kan regelen.”

Als een rechthebbende een mentor heeft, ontvangt een bewindvoerder geen aanvullende beloning in het geval van een verhuizing. Dit terwijl een verhuizing wel extra werk betekent voor de bewindvoerder. Zo moet hij adressenlijsten aanpassen, adreswijzigingen de deur uitdoen, in een voorkomend geval een nieuwe aanvraag doen voor bijzondere bijstand, een nieuwe begroting maken et cetera. Klaarblijkelijk is de wetgever van mening dat voor deze extra werkzaamheden de standaard jaarbeloning een adequate beloning inhoudt in het forfaitaire systeem, waarbij de wetgever uitdrukkelijk heeft overwogen dat meeruren in het ene dossier in een jaar worden gecompenseerd door minderuren in andere dossiers en/of andere jaren.

De vraag is dan of het de bedoeling van de wetgever is geweest om deze administratieve werkzaamheden ineens wel voor extra vergoeding in aanmerking te laten komen als er toevallig geen mentor is, maar de bewindvoerder desondanks enkel die taken uitvoert die normaliter onder de standaard jaarbeloning vallen.

De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Immers staat in de Nota van Toelichting dat een beloning in het kader van een verhuizing alleen wordt toegekend als er geen mentor is én indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is. De crux zit hem in deze toevoegingen. Immers: wat doet de mentor of rechthebbende zelf bij een verhuizing? Niet de administratieve afhandeling, maar de niet-administratieve verhuiswerkzaamheden (verhuizer inhuren, busje huren et cetera). Als er niemand is om die feitelijke verhuiswerkzaamheden te regelen en de bewindvoerder dat op zich moet nemen, heeft de bewindvoerder recht op de vergoeding die normaliter de mentor toekomt. Een mentor heeft immers ook alleen recht op de verhuisvergoeding indien hij daadwerkelijk werkzaamheden in verband met de verhuizing van rechthebbende verricht, zo blijkt uit de toelichting bij artikel 4 lid 4 onderdeel c, en dat zijn niet de administratieve, want die zijn des bewindvoerders.

Het is niet aannemelijk dat een bewindvoerder die niet de werkzaamheden verricht die een mentor wel moet verrichten voor een recht op beloning, toch recht heeft op deze verhuisvergoeding. Anders zou de bewindvoerder immers ineens een extra beloning krijgen voor werkzaamheden die – als er wel een mentor is / een rechthebbende zelf de verhuizing kan uitvoeren – vallen onder de standaard jaarbeloning, die volgens de wetgever adequaat is.

Het Hof Arnhem-Leeuwarden komt tot een ander oordeel. Die overweegt: ‘Bovendien volgt uit de Regeling niet, althans dat blijkt niet uit de tekst van de Regeling en evenmin uit de toelichting, dat administratieve werkzaamheden die verband houden met een verhuizing onder de werkzaamheden vallen waarop de jaarbeloning ziet. De Regeling maakt in het geheel geen onderscheid tussen verhuiswerkzaamheden van administratieve aard en van niet-administratieve aard.’ Uit voorgaande blijkt dat deze kantonrechter de toelichting anders leest. Immers, zouden de administratieve werkzaamheden niet onder de standaard jaarbeloning vallen, vanwaar is de verhuisvergoeding voor de bewindvoerder dan afhankelijk gemaakt van de vraag of er een mentor is/of een rechthebbende daartoe zelf in staat is?

Verder overweegt het Hof Arnhem-Leeuwarden: ‘Daarvan[lees: van uitzonderlijke omstandigheden, ktr]is echter geen sprake want het komt geregeld voor dat een bewindvoerder een verhuizing moet regelen, vandaar ook dat de verhuizing in 2014, op advies van de Raad voor de rechtspraak (…[[1]]) aan de forfaitaire beloningsregeling voor bewindvoerders is toegevoegd.

De Raad voor de Rechtspraak schreef: ‘Aan artikel 3, vijfde lid, aanhef en onder b, kan de verhuizing worden toegevoegd (zoals in de artikelen 2, vijfde lid, en 4, vierde lid). In sommige gevallen regelt de bewindvoerder ook de verhuizing, bijvoorbeeld omdat de rechthebbende dat zelf niet kan en er geen mentor of andere persoon is die de verhuizing van rechthebbende kan regelen.’ Ook hier moet zijn gedoeld op feitelijke verhuiswerkzaamheden, want de administratieve handelingen die samenhangen met een verhuizing verricht de bewindvoerder altijd, of er nou wel of geen mentor/rechthebbende/andere persoon is, en dus niet ‘in sommige gevallen’. Ook de Raad voor de Rechtspraak moet dus wel het oog hebben gehad op de niet-administratieve werkzaamheden die normaliter door anderen (mentor/rechthebbende/andere persoon) worden verricht.

Ten slotte overweegt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat met de toevoeging van de verhuizing aan de forfaitaire beloningsregeling de administratieve afhandeling van het beloningsverzoek relatief eenvoudig werd en de regeldruk voor de rechterlijke macht werd verminderd. Het Hof vervolgt: ‘De Aanbevelingen [toevoeging kantonrechter: van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK)]lijken die ‘regeldruk’ weer naar de rechterlijke macht toe te trekken, met het risico dat de daarvoor benodigde capaciteit niet langer beschikbaar is voor inhoudelijk toezicht op het door de (professionele) bewindvoerder (en curator en mentor) in het kader van zijn taakuitoefening gevoerde beleid.’ De bewindvoerder hoeft echter slechts dezelfde onderbouwing te geven aan een verzoek voor een verhuisvergoeding als een mentor die hierop recht meent te hebben. In die zin valt het met die regeldruk dus wel mee.

Gelet op voorstaande oordeelt de kantonrechter dat enkel aanspraak bestaat op de forfaitaire verhuisvergoeding indien werkzaamheden zijn verricht in het kader van een verhuizing die niet onder de standaard jaarbeloning vallen. Oftewel: er moeten andere werkzaamheden zijn verricht dan de standaard administratieve werkzaamheden. Uit de door de bewindvoerder gegeven opsomming blijkt hier niet van. Er bestaat derhalve geen recht op de forfaitaire verhuisvergoeding.

Wel zou recht kunnen bestaan op een aanvullende vergoeding op grond van artikel 3 lid 6 van de Regeling beloning. Hiervoor is echter vereist dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Ook hiervan is niet gebleken.

Slotsom is daarom dat het beloningsverzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.

Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch:a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

https://archief07.archiefweb.eu/archives/archiefweb/20241010161938/https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Advies-concept-ministeriele-regeling-beloning-curatoren-bewindvoerders-en-mentoren.pdf


Voetnoten

https://archief07.archiefweb.eu/archives/archiefweb/20241010161938/https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Advies-concept-ministeriele-regeling-beloning-curatoren-bewindvoerders-en-mentoren.pdf