ECLI:NL:RBNHO:2025:8737 - Rechtbank Noord-Holland - 30 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 11583148 BZ VERZ 25-787 ZK Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van: [Executeur], Mr. [betrokkene 1], gevestigd te [plaats 1], hierna ook te noemen: executeur,
tegen: [bewindvoerder] h.o.d.n. [bedrijf 1] t.h.o.d.n. [bedrijf 2], gevestigd te [plaats 2], hierna ook te noemen: bewindvoerder,
met betrekking tot: [betrokkene 2], geboren te [plaats 3] op [geboortedatum] 1952, overleden te [plaats 4] op 26 oktober 2024, hierna ook te noemen: betrokkene.
1 het procesverloop
1.1 De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek van de bewindvoerder om uitstel voor het indienen van de eindrekening en verantwoording, ter griffie ingekomen op 22 februari 2025;
- de brief met bijlagen van de executeur, ter griffie ingekomen op 6 maart 2025;
- de brief van de griffier aan de executeur, verzonden op 7 maart 2025;
- de email van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 9 maart 2025;
- de verklaring en aanvullende stukken van de executeur, ter griffie ingekomen op 19 maart 2025.
1.2 Op 9 april 2025 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Hierbij was de bewindvoerder aanwezig. De executeur is op zijn verzoek niet gehoord. Hij heeft een verklaring met zijn bevindingen overgelegd.
2 De uitgangspunten
2.1 Bij beschikking van de kantonrechter van 16 augustus 2011 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [bewindvoerder] h.o.d.n. [bedrijf 1] t.h.o.d.n. [bedrijf 2], tot bewindvoerder.
2.2 Betrokkene is overleden op 26 oktober 2024 waardoor een einde is gekomen aan het bewind.
2.3 Bij testament op 14 november 2011 verleden voor de executeur heeft betrokkene voor het laatst over haar nalatenschap beschikt. De executeur is als notaris in de zin van artikel 4:186 lid 2 Burgerlijk Wetboek betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van betrokkene.
2.4 Bij brief van 6 maart 2025 heeft de executeur bezwaar gemaakt tegen de eindrekening en verantwoording en heeft hij de kantonrechter hierover geïnformeerd. De executeur stelt dat de bewindvoerder zichzelf gelden van betrokkene heeft toegeëigend. De executeur verzoekt de kantonrechter onderzoek te doen in de onderhavige kwestie.
2.5 Op 9 april 2025 heeft de bewindvoerder ten overstaan van de kantonrechter erkend dat zij heeft gefraudeerd in de onderhavige zaak.
3 De standpunten van partijen
3.1 Blijkens de verklaring van de executeur, ter griffie ingekomen op 19 maart 2025, stelt hij zich op het standpunt dat de bewindvoerder in het jaar 2024 van een bankrekening van betrokkene bij ABN AMRO ten onrechte een bedrag van € 27.931,61 zichzelf heeft toegeëigend en dat zij de eindrekening en verantwoording die ze aan de executeur heeft toegestuurd niet correct heeft ingevuld.
3.2 De bewindvoerder voert aan dat ze een goede verstandhouding had met betrokkene en dat het de wens van betrokkene was om de bewindvoerder wat extra te betalen, bijvoorbeeld in de vorm van een onkostenvergoeding. Dat wilde de bewindvoerder niet. Gedurende de looptijd van het bewind is de bewindvoerder de beloning van 0,75% van het vermogen op de voet van art. 3 lid 3 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna ook te noemen: de Regeling) in rekening gaan brengen in plaats van de maximale jaarbeloning waar zij op grond van art. 3 lid 2 sub a van de Regeling recht op had. Toen enkele van haar cliënten overleden, is de bewindvoerder meer gaan rekenen. De bewindvoerder heeft de bedragen die zij zichzelf heeft toegeëigend in de eindrekening en verantwoording opgenomen onder uitgaveposten zoals ‘CAK bijdrage’ en ‘inkomstenbelasting’. Zij erkent dat zij geld heeft onttrokken aan het vermogen van betrokkene en dat zij dit zichzelf wederrechtelijk heeft toegeëigend. De bewindvoerder stelt voorts dat het totaalbedrag komt op € 27.342,78. Dat is het volgens haar berekening het totaal dat zij in rekening heeft gebracht over 2024 minus de beloning die zij op grond van art. 3 lid 2 sub a van de Regeling in rekening mocht brengen en minus de kosten voor het opstellen van de eindrekening en verantwoording. Met betrekking tot de gelden die zij heeft onttrokken betreurt de bewindvoerder dat het zo is gelopen. Zij wil haar fout graag herstellen.
4 De beoordeling
4.1 Een bewindvoerder dient zorg te dragen voor het zorgvuldig beheren van het vermogen van de betrokkene. Bij handelingen die de bewindvoerder namens de betrokkene verricht dient daarom altijd het belang van de betrokkene en zijn vermogen voorop te staan.
4.2 Ingevolge artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) is een bewindvoerder jegens de betrokkene aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
4.3 Op grond van artikel 1:362 BW (dat ingevolge art 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de kantonrechter de schade vaststellen, die de betrokkene door slecht bewind van de voormalige bewindvoerder heeft geleden en de voormalige bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.
4.4 De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van de gedingstukken, waaronder de door de executeur verstrekte bankafschriften en overzichten, blijkt dat de bewindvoerder in 2024 aanzienlijke bedragen heeft overgeboekt van de rekening van betrokkene naar de rekening van de bewindvoerder, totaal ten bedrage van € 29.251,61. Dit wordt door de bewindvoerder niet betwist. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat betrokkene haar graag wat extra geld wilde geven, maar dit standpunt is op geen enkele wijze nader onderbouwd of geconcretiseerd. Bovendien mag een door de kantonrechter aangestelde professionele bewindvoerder slechts een vaststaand tarief in rekening brengen. In de onderhavige zaak was dat in 2024 een bedrag van € 1.320,00. Dit is de beloning op de voet van art. 3 lid 2 sub a van de Regeling. Als blijkt dat dit tarief onder omstandigheden onvoldoende is en er recht zou bestaan op de beloning op de voet van art. 3 lid 3 van de Regeling, had de bewindvoerder een gemotiveerd verzoek aan de kantonrechter moeten richten teneinde de hogere beloning in rekening te mogen brengen. Dit heeft de bewindvoerder niet gedaan. Overigens is ook niet gebleken dat de noodzakelijke werkzaamheden van de bewindvoerder voor betrokkene in geen verhouding stonden tot de vergoeding conform het tarief van art. 3 lid 2 sub a van de Regeling. Bovendien is gebleken dat de bewindvoerder vervolgens opzettelijk de rekening en verantwoording onjuist heeft opgemaakt (waarmee zij valsheid in geschrifte pleegde) teneinde te verhullen dat genoemde bedragen naar haar zijn overgemaakt. In 2024 heeft de bewindvoerder € 29.251,61 naar zichzelf overgemaakt van de rekening van betrokkene. De bewindvoerder had in 2024 voor haar werkzaamheden recht op een jaarbeloning conform art. 3 lid 2 sub a van de Regeling van € 1.320,00 exclusief BTW en € 233,00 exclusief BTW voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording. De bewindvoerder heeft zichzelf daarmee in totaal € 27.372,48 zonder recht of titel toegeëigend. Er is schade ontstaan aan de boedel van betrokkene door deze ernstige tekortkomingen in de bewindvoering. De kantonrechter zal dit schadebedrag dan ook toewijzen.
4.5 De bewindvoerder zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan de boedel van betrokkene hetgeen door haar als loon is geïncasseerd in 2024, zijnde een bedrag van € 29.251,61. Hierop dient in mindering te worden gebracht het bedrag van de kosten voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording ad € 233,00 exclusief BTW en de jaarbeloning ex art. 3 lid 2 sub a van de Regeling, zijnde € 1.320,00 exclusief BTW, waarop de bewindvoerder aanspraak maakte. Dit maakt dat de bewindvoerder zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan de boedel van totaal een bedrag van € 27.372,48.
4.6 Ter zitting heeft de kantonrechter de bewindvoerder gevraagd of zij in de jaren vóór 2024 ook frauduleus heeft gehandeld. Op deze vraag kon de bewindvoerder geen antwoord geven. Gelet op de verklaring van de bewindvoerder over het onjuist invullen van de eindrekening en verantwoording ten aanzien van uitgaveposten, is het naar het oordeel van de kantonrechter noodzakelijk dat ook voor eerdere jaren onderzocht dient te worden of de bewindvoerder gedurende eerdere jaren ook frauduleus heeft gehandeld. Het ligt op de weg van de executeur om hier namens de erfgenamen via de (civiele) dagvaardingsprocedure vervolg aan te geven.
4.7 Gelet op het vorenoverwogene zal aan schade worden toegewezen aan de boedel van betrokkene een bedrag van € 27.372,48, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot de dag der voldoening.
5 Concluderend
5.1 De kantonrechter overweegt dat de bewindvoerder in deze zaak toerekenbaar ernstig tekort is geschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en zal haar daarom veroordelen tot vergoeding van de schade, vast te stellen op:
- € 27.372,48, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot de dag der voldoening.
5.2 Ten aanzien van het meer of anders verzochte is de kantonrechter van oordeel dat het onvoldoende door executeur dan wel door de bewindvoerder is gesteld en onderbouwd.
Beslissing De kantonrechter:
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter