Terug naar bibliotheek
Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLBArtikel 5

Artikel 5

Laatste versie

1. Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:

a. ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en b. ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.

2. De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en kan worden aangetoond met:

a. de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid; b. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap; c. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma; d. een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid, of e. de registratie van de blokkerende zeggenschap in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, waarvan de juistheid desgevraagd kan worden aangetoond met de onder a tot en met d genoemde bescheiden.

3. De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:

a. de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of b. het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.

4. In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:

a. met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of b. dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:

1°. het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week; 2°. het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.

5. In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.

6. De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.

7. Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.

8. Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.

9. De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend.

10. Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2023]