Terug naar bibliotheek
Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLBArtikel 2

Artikel 2

Laatste versie

1. Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

2. De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:

a. artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden; b. artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden; c. artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden; d. artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden; e. artikel 84, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2016/429 en artikel 5a.3 van de Regeling houders van dieren voor zover de houder geen veeteelt bedrijft; f. artikelen 102, eerste lid, a tot en met d, tweede en derde lid, en 115, onderdeel b, van Verordening (EU) 2016/429, artikelen 22, 23 en 57 van Verordening (EU) 2019/2035 en artikel 5b.4, tweede lid, van de Regeling houders van dieren voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft; g. artikelen 38 en 81 van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 9, eerste en derde lid, 13 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 jo artikelen 5b.6, eerste lid, 5b.17 en 5b.22 van de Regeling houders van dieren in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond; h. artikelen 102, eerste lid, a tot en met d, tweede en derde lid en artikel 112, onder d van Verordening (EU) 2016/429, artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/520 jo artikelen 22 en 23, eerste lid, van Verordening 2019/2035 (verordening), voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet of niet tijdig zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond; i. artikelen 45, 46 en 81 van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 14 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 en artikelen 5b.6, eerste lid, 5b.28 en 5b.29 van de Regeling houders van dieren, in het geval van verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten; j. artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren; k. artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt; l. artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en m. artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.

3. De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.

4. In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.

5. Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.

Details

[Regeling vervallen per 01-01-2023]