Artikel 3
1. Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.
2. Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd; b. de mate van complexiteit van de randvoorwaarde; c. de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid; d. de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling; e. de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde; f. de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.
3. In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:
a. de keuze voor de derde, b. het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of c. de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.
4. Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.
5. Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.
6. Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.
7. In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2023]