Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.3. Voorlopige voorziening en onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
Artikel 8:83

Artikel 8:83 (Procedure zitting voorlopige voorziening)

Laatste versie

1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. De artikelen 8:45, vierde tot en met zesde lid, en 8:45a zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter kan bepalen dat de in deze artikelen bedoelde zienswijzen mondeling ter zitting naar voren worden gebracht. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59, 8:60, 8:60a, tweede lid, en 8:61 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.

2. Indien administratief beroep is ingesteld, wordt het beroepsorgaan eveneens uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Het beroepsorgaan wordt in de gelegenheid gesteld ter zitting een uiteenzetting over de zaak te geven.

3. Indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid.

4. Indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de voorzieningenrechter ook in andere gevallen uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid.

Uitleg in duidelijke taal

1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. De artikelen 8:45, vierde tot en met zesde lid, en 8:45a zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de voorzieningenrechter kan bepalen dat de in deze artikelen bedoelde zienswijzen mondeling ter zitting naar voren worden gebracht. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59, 8:60, 8:60a, tweede lid, en 8:61 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan.

Dit lid bepaalt het volgende:

  • Partijen ontvangen zo spoedig mogelijk een uitnodiging om op een zitting te verschijnen. De plaats en het tijdstip van deze zitting staan in de uitnodiging vermeld.
  • Het bestuursorgaan moet de stukken die op de zaak betrekking hebben binnen een door de voorzieningenrechter vastgestelde termijn aan de voorzieningenrechter zenden.
  • De artikelen 8:45, vierde tot en met zesde lid, en artikel 8:45a zijn van overeenkomstige toepassing. Dit houdt in dat deze artikelen ook hier gelden, met de aanpassing dat de voorzieningenrechter kan beslissen dat de in die artikelen genoemde zienswijzen mondeling tijdens de zitting worden gepresenteerd.
  • Artikel 8:58 is eveneens van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat er tot één dag vóór de zitting nog nadere stukken (aanvullende documenten) mogen worden ingediend.
  • De artikelen 8:59, 8:60, 8:60a (alleen het tweede lid), en 8:61 tot en met 8:65 zijn ook van overeenkomstige toepassing. Hierbij geldt dat getuigen en deskundigen meegebracht of opgeroepen kunnen worden zonder dat de mededeling, zoals bedoeld in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, vooraf is gedaan.

2. Indien administratief beroep is ingesteld, wordt het beroepsorgaan eveneens uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Het beroepsorgaan wordt in de gelegenheid gesteld ter zitting een uiteenzetting over de zaak te geven.

Dit lid stelt dat als er administratief beroep is ingesteld, het beroepsorgaan ook wordt uitgenodigd voor de zitting. Tijdens de zitting krijgt het beroepsorgaan de mogelijkheid om een uiteenzetting over de zaak te geven.

3. Indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid.

Dit lid bepaalt dat de voorzieningenrechter een uitspraak kan doen zonder de procedure van het eerste lid (zoals een zitting) te volgen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is, of indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond, of kennelijk gegrond is.

4. Indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de voorzieningenrechter ook in andere gevallen uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid.

Dit lid voegt toe dat de voorzieningenrechter ook in andere gevallen dan genoemd in lid 3 een uitspraak kan doen zonder de procedure van het eerste lid te volgen. Dit is mogelijk als onverwijlde spoed dit noodzakelijk maakt en de belangen van de partijen hierdoor niet worden geschaad.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Den Haag9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:4786 - Rechtbank Den Haag - 3 april 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:47863 april 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:8219 - Rechtbank Den Haag - 11 mei 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:821911 mei 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:15418 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1541829 september 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:14941 - Rechtbank Den Haag - 22 september 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1494122 september 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8245 - Rechtbank Den Haag - 23 mei 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:824523 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:517 - Rechtbank Den Haag - 14 januari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:51714 januari 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Rotterdam2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBROT:2024:4718 - Rechtbank Rotterdam - 16 mei 2024

ECLI:NL:RBROT:2024:471816 mei 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:1467 - Rechtbank Den Haag - 6 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:14676 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:15785 - Rechtbank Den Haag - 1 oktober 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:157851 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:15105 - Rechtbank Den Haag - 16 september 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1510516 september 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak