ECLI:NL:RBDHA:2024:15418 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12138
[verzoeker] , verzoeker
V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. M.A.L. van de Glind),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Inleiding
1. In deze uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter over het verzoek om een voorlopige voorziening dat door verzoeker is ingediend.
1.1. Op 13 maart 2024 heeft verzoeker een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘familie en gezin’ ingediend.
1.2. Bij besluit van 26 juli 2024 (primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Omdat verzoeker niet voldaan heeft aan de vertrekplicht van een op 21 juli 2023 aan hem opgelegd terugkeerbesluit, heeft verweerder met het bestreden besluit ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan verzoeker opgelegd.
1.3. Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en samenhangend daarmee de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4. Bij brief van 17 september 2024 heeft verweerder aangegeven zich niet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te verzetten, voor zover dat ziet op het niet uitzetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter doet in deze zaak op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, voor zover dat ziet op het niet uitzetten van verzoeker totdat er op het bezwaar is beslist, zal de voorzieningenrechter dit verzoek in zoverre als kennelijk gegrond
4. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in te proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2024 vast op een bedrag van € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 875,-, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag te betalen aan de gemachtigde van verzoeker.
5. Omdat verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van dit verzoek, zal de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, vijfde lid van de Awb verweerder gelasten om het griffierecht van € 187,- aan de gemachtigde van verzoeker te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
wijst het verzoek om de voorlopige voorziening toe;
-
schorst het primaire besluit, in zoverre dat verzoeker de beschikking op bezwaar in Nederland mag afwachten en niet naar Algerije mag worden uitgezet tot en met de datum van bekendmaking van de beschikking op bezwaar;
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
-
gelast verweerder het griffierecht van € 187,- aan de gemachtigde van verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Als bedoeld in artikel 8:83, derde lid van de Awb